2.1.Ten tweede stelt betrokkene dat de inleidende beschikking van het CJIB helemaal geen motivering bevatte. In een gesprek met het CJIB werd betrokkene verteld dat hij een WOO-verzoek moest indienen als hij de bewijsmiddelen wil zien. Hierdoor is het niet mogelijk om inhoudelijke gronden aan te voeren in administratief beroep. Betrokkene is van mening dat iets moet worden gedaan aan dit soort wanbeleid. Hij verzoekt de kantonrechter om te beslissen dat de procedure, de afhandeling en bewijsvoering bij het CJIB verbeterd moeten worden. De officier verwijst naar de beschikbare gegevens, maar betrokkene heeft nooit de mogelijkheid gekregen om inhoudelijk te reageren op deze gegevens. Verder was er geen reden om af te zien van het horen. Betrokkene verzoekt om vergoeding van de proceskosten conform het besluit proceskosten bestuursrecht.
3. De vertegenwoordigster is van mening dat de boete met 25% gematigd moet worden, omdat de redelijke termijn is geschonden. Voor het overige dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
4. De informatieplicht is niet geschonden. Op de zitting heeft de vertegenwoordigster aangegeven dat de stukken niet naar betrokkene zijn verstuurd, omdat hij hier niet om heeft verzocht. Betrokkene heeft in administratief beroep enkel het volgende vermeld: “
Ik had graag inhoudelijk beroep gevoerd, maar aangezien er geen meting is is dat niet mogelijk.”Dit kan niet worden aangemerkt als een verzoek om de, op de zaak betrekking hebbende, stukken te ontvangen. De CVOM was daarom niet gehouden om deze naar betrokkene te sturen en heeft voldaan aan zijn informatieverplichting. Hierdoor is geen sprake van strijd met het bepaalde in artikel 7:18 van de Awb. De kantonrechter zal vervolgens overgaan tot de beoordeling van het beroep tegen de inleidende beschikking.
5. De kantonrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en de gegevens in het zaakoverzicht. De verbalisant heeft de snelheid van betrokkene vastgesteld met behulp van een gekalibreerde boordsnelheidsmeter, door bestuurder met een vrijwel gelijkblijvende tussenafstand te volgen. De van de boordsnelheidsmeter afgelezen snelheid was 150 km/u, na toepassing van de kalibratietabel correctie is dat 144 km/u. Daarna is als werkelijke (gecorrigeerde) snelheid 139 km/u vastgesteld, in verband met de wettelijke correctie. De kantonrechter ziet, in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd, geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Hierbij is van belang dat betrokkene tijdens de staandehouding het volgende heeft verklaard: “
Dacht dat ik 120 a 130 reed. Wist dat ik te hard reed maar niet dat ik zo hard reed.” Bovendien vermeldt de kalibratietabel, die bij het dienstvoertuig met dit kenteken hoort, welke werkelijke snelheden horen bij de snelheden die op de boordsnelheidsmeter worden afgelezen. De werkelijke snelheid volgens de kalibratietabel betreft dus niet een correctie van de meting.In de 'Aanwijzing meting snelheidsoverschrijdingen' staat dat, bij een gemeten snelheid van 134 t/m 166 km/u, de correctie 5 km/u bedraagt. Dat is ook de correctie die hier is toegepast. De gedraging kan daarom worden vastgesteld.
6. Vervolgens ziet de kantonrechter zich de vraag gesteld of sprake is van feiten en omstandigheden die aanleiding geven om de sanctie te matigen of te vernietigen.
7. Het motiveringsbeginsel is niet geschonden. De beslissing van de officier van justitie hoeft niet uitgebreid en expliciet op alle specifieke argumenten die zijn aangedragen in te gaan. Wel moet betrokkene in grote lijnen uit de beslissing kunnen opmaken waarom de aangevoerde bezwaren geen doel treffen. De officier van justitie heeft de kern van het gevoerde verweer geraakt.
8. De hoorplicht is evenmin geschonden. Indien betrokkene gehoord wil worden, dient hij daar (expliciet) om te verzoeken. In zijn beroepschrift heeft betrokkene enkel het volgende vermeld:
"Graag hoor ik van jullie. Telefonisch ben ik bereikbaar op [nummer]."Dit kan niet worden aangemerkt als een verzoek om te worden gehoord, waarbij meeweegt dat betrokkene bekend en ervaren zegt te zijn met bestuursrechtelijke procedures. De kantonrechter oordeelt dan ook dat het CVOM in dit geval niet gehouden was om betrokkene uit te nodigen voor een hoorzitting.
9. De kantonrechter zal de boete matigen met 25% tot € 339,00 (inclusief administratiekosten), omdat de redelijke termijn is geschonden.In deze zaak is namelijk meer dan twee jaar verstreken tussen het moment waarop betrokkene kon verwachten dat hij een boete zou krijgen en deze uitspraak. Van belang is hierbij dat betrokkene geen derde is die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. Bovendien heeft betrokkene geen proceskostenformulier ingediend. Daarom komen de proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking.