Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2 van de zaak met parketnummer 18-394529-24 en het feit van de zaak met parketnummer 18-347674-24.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de hem onder beide parketnummers ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van parketnummer 18-394529-24:
Feit 1
Verdachte erkent dat hij bijrijder was ten tijde van het voorval met aangever [slachtoffer 1] , maar ontkent het voertuig te hebben verlaten en bedreigingen te hebben geuit. Er is onvoldoende bewijs dat verdachte aangever op enige manier heeft bedreigd. Uit het dossier wordt onvoldoende duidelijk welke dreigende bewegingen hij zou hebben gemaakt. Aangever en getuige [getuige 1] verklaren hierover op belangrijke punten niet gelijkluidend. Zij verklaren wel allebei dat de bijrijder zijn hand in zijn binnenzak zou hebben gedaan, maar daarvoor kunnen andere redenen zijn, zoals een telefoon pakken en filmen wat gaande is. Nu uit de verklaringen onvoldoende naar voren komt of de bijrijder dreigende bewegingen heeft gemaakt en zo ja, welke bewegingen, kan evenmin gezegd worden dat de bijrijder betrokkenheid heeft gehad bij de bedreigingen die zouden zijn geuit door de medeverdachte. Het enkele uit de auto stappen is daarvoor niet voldoende.
Feit 2
Verdachte heeft verklaard dat hij met de medeverdachte in de richting van de woning van aangever [slachtoffer 2] is gereden. Toen de medeverdachte in de omgeving van de woning met een fles whisky de auto verliet, is verdachte in de auto blijven wachten. Hij ontkent dat hij de tweede persoon is geweest die met de medeverdachte in de woning van aangever is geweest en geweldshandelingen richting hem heeft gepleegd. Voor de betrokkenheid van verdachte bij dit feit is onvoldoende bewijs, nu de beschrijving van aangever niet past bij verdachte en verdachte bovendien geen enkel motief had om aangever met een mes te steken. Op de betrouwbaarheid van de verklaring van de medeverdachte kan het nodige worden afgedongen, nu de medeverdachte deze verklaring pas na verloop van tijd heeft afgelegd en een belang heeft om verdachte te belasten. Op grond van de medische rapportage kan bovendien niet worden uitgesloten dat alle snij- en steekverwondingen van aangever zijn toegebracht met een fles, terwijl aangever dit mogelijk niet goed heeft kunnen waarnemen. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken, nu er onvoldoende bewijs is dat hij in de woning aanwezig was. Subsidiair heeft de raadsman onder verwijzing naar een viertal uitspraken van verschillende rechtbanken bepleit dat geen sprake is van poging tot doodslag. Uit de medisch forensische rapportage volgt dat er geen noodzaak was tot medisch ingrijpen bij aangever. Er lijkt bovendien geen gevaar te zijn geweest voor vitale delen. De berekende kans op overlijden van aangever wordt als nagenoeg nihil beoordeeld. Aangever lijkt voorts niet met veel kracht te zijn gestoken, met name als de verwondingen van aangever worden afgezet tegen de omvang van het mes waarover aangever heeft verklaard te zijn gestoken. Gelet hierop kan niet worden bewezen dat gedragingen van verdachte een aanmerkelijke kans op de dood hebben veroorzaakt en dat verdachte aangever willens en wetens van het leven heeft willen beroven.
Ten aanzien van parketnummer 18-347674-24:
Verdachte erkent weliswaar dat hij de persoon is die aangeefster bedoelt als zij over [verdachte] spreekt en met wie aangeefster een verhouding heeft gehad, maar ontkent dat hij de persoon is die aangeefster heeft mishandeld. Dat aangeefster door verdachte is mishandeld, volgt enkel uit de verklaringen van aangeefster. Deze verklaringen bevatten echter verschillende tegenstrijdigheden, zodat niet zomaar kan worden aangenomen dat zij betrouwbaar zijn op het punt van het daderschap van verdachte. Gelet op de voorgeschiedenis van aangeefster zijn er ook andere mogelijke scenario’s mogelijk.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van parketnummer 18-394529-24:
1. De door verdachte ter zitting van 29 juli 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik bevond mij op 27 november 2024 in Leeuwarden als bijrijder in een auto met medeverdachte [medeverdachte] . Wij zaten met z’n tweeën in de auto. [medeverdachte] werd op enig moment boos en stapte uit de auto.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van aangifte van 27 november 2024 opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] van 9 januari 2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik was vandaag, 27 november 2024, om 18:57 uur onderweg in mijn auto naar mijn huis. Ik bestuurde de auto en naast mij zat mijn vriendin [getuige 1] . Toen ik rechtsaf de [adres] was ingereden zag ik ineens dat er een auto met hoge snelheid achter mij aan kwam en ik zag dat ie ineens heel dicht bij was. Ik zag toen dat die auto mij voorbij vloog en toen voor mij stopte. Ik moest vol in de ankers, anders was ik op die auto gebotst. Ik zag dat de bestuurder uitstapte. Ik zag dat er aan de andere kant ook een inzittende uitstapte. Ik deed het raampje open. en voor ik het wist, kreeg ik een paar harde klappen van die bestuurder tegen mijn hoofd. Ik werd geraakt op mijn oor en oog aan de linkerkant en ik kreeg ook een bloedneus door die klappen. Ondertussen hoorde ik hem roepen: “Ik ga schieten, schieten, schieten.” Ik zag ook dat hij in zijn binnenzak greep en iets pakte of wilde pakken. Ik zag ook dat de bijrijder was uitgestapt. Ik zag dat die bijrijder iets uit zijn binnenzak haalde en ik zag dat het een glinsterend iets was. Ik zag dat hij toen een vuurwapenhouding aannam en ik zag ook dat hij iets naar achteren haalde met de hand. Ik zette de auto in de achteruit en reed vol gas achteruit. Ik ben toen weggereden. Ik zag dat de beide mannen achter mijn auto aanrenden. Ik dacht echt dat er een vuurwapen op mij werd gericht door de bijrijder, maar ik heb niet echt een vuurwapen gezien. Ik zag de vuurwapenhouding, het richten op mij of op ons en het naar achteren halen van de hand door die man. Ik voelde mij ernstig bedreigd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 29 november 2024, opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Op 27 november 2024 bevond ik mij met mijn vriend [slachtoffer 1] in een auto in Leeuwarden. Mijn vriend bestuurde de auto. Wij werden ingehaald door een auto die ons vervolgens klemreed. Hierdoor moest [slachtoffer 1] stoppen. Ik zag toen dat de bestuurder uit de auto stapte en heel boos was. [slachtoffer 1] deed zijn raam helemaal open en ik zag toen dat hij [slachtoffer 1] direct een klap in het gezicht gaf. Ik heb de bestuurder horen zeggen: “Schiet, schiet.” Toen zag ik dat er nog een tweede man uit de auto stapte als bijrijder. Ook deze man liep naar ons toe. Het leek alsof wij werden aangevallen. Ik zag dat de bijrijder in mijn richting kwam lopen en dat de eerder genoemde bestuurder naar de kant van [slachtoffer 1] liep. Ik kan deze bijrijder als volgt omschrijven: dun postuur, donkere huidskleur, tussen de 1.70 meter en de 1.80 meter lang. Zijn gezicht was afgedekt. Ik zag dat op het moment dat deze bijrijder uitstapte dat hij zijn hand in zijn jas stopte. Hierbij leek het alsof hij een vuurwapen zou pakken. Omdat ik ook zijn gezicht niet kon zien omdat deze afgedekt was, werd ik heel erg bang en hoopte ik dat ze maar niet op mij zouden schieten. Vervolgens is [slachtoffer 1] achteruit gereden en weggereden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 2 december 2024, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op camerabeelden die gemaakt zijn met een camera die zicht heeft op de [adres] en de [adres] , zie ik het volgende. Op 27 november 2024 om 18.57.46 uur stopt een voertuig op de hoek van de [adres] en de [adres] . Te zien is dat het voertuig hard remt en blijft staan. Ik hoor vervolgens dat een portier open gaat en dat er een mannenstem wat schreeuwt. Ik hoor dat er onder andere geroepen wordt: “Who the fuck kom je mij zo met me (onverstaanbaar). Who the fuck man. Who the fuck kom je mij (onverstaanbaar). Ik maak je dood. Schieten. Doodschieten.” Ik hoor vervolgens een auto hoge toeren maken en ik zie dat het schijnsel verplaatst, alsof het voertuig erachter wegrijdt en vertrekt. De man schreeuwt vervolgens nog een aantal onverstaanbare dingen waaronder iets met “moeder”. Ik hoor ook nog een tweede man iets zeggen. Deze zegt: “Stap in dan” en “stap in, dan vechten” of iets wat hierop lijkt.
[adres] . Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte van 15 december 2024, opgenomen op pagina 131 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
Op 27 november 2024 bevond ik mij in Leeuwarden op de [adres] . Ik reed in een voertuig en haalde een voertuig in en stapte uit. De andere bestuurder reed vervolgens achteruit weg. Ik wilde verhaal halen.
Feit 2
6. De door verdachte ter zitting van 29 juli 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik bevond mij in de avond van 27 november 2024 na het eerdere voorval nog steeds bij medeverdachte [medeverdachte] in de auto. [medeverdachte] verliet de auto. Ik weet dat hij een fles meenam en geld moest betalen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 27 november 2024, opgenomen op pagina 29 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Vanavond, 27 november 2024, omstreeks 19:40 uur, stond [medeverdachte] bij mij voor de deur van mijn woning aan de [adres] te Leeuwarden. Ik opende de voordeur en zag [medeverdachte] staan. Ik vroeg hem direct of hij mij 30 euro kwam betalen. Ik hoorde [medeverdachte] zeggen dat hij daar inderdaad voor kwam. Op het moment dat hij dat zei liep er een jongen met een bivakmuts op bij mij de woning binnen. We stonden toen nog in de hal van mijn woning, vlakbij de voordeur. Ik had die jongen in eerste instantie niet gezien. Ik blokkeerde die jongen de toegang tot mijn woning en vroeg aan [medeverdachte] of hij gek geworden was om ongevraagd iemand mee te nemen naar mijn woning. Ik zag dat die jongen een donkere huidskleur had. Dit zag ik doordat hij zijn bivakmuts af deed. Ik kende die jongen niet. Hij leek van [nationaliteit] afkomst. Hij was dun. Hij had een mager gezicht. Ik kreeg namelijk een klap in mijn gezicht van [medeverdachte] . Ik zag dat [medeverdachte] die klap gaf met een glazen fles. Ik had die fles niet eerder opgemerkt. Het was een grote, redelijk zware glazen fles. Hij hield die fles vast in zijn rechterhand en raakte mij hard op de linkerkant van mijn gezicht. Ik had niet direct pijn, het voelde verdoofd. Die fles barstte direct kapot en de scherven vielen op de grond. Op dat moment begon die zwarte jongen op mij in te steken. Ik zag een mes in zijn hand. Ik zag dat het een mes van ongeveer 20 cm lang was. Ik zag dat hij onderhands stak ter hoogte van mijn buik. Ik voelde druk van het mes tegen mijn buik. Ik denk dat hij mij 2 of 3 keer stak. Ik riep dat ze moesten stoppen. Ik zag dat zij snel mijn woning uit vluchtten. Ik zei tegen mijn vriend [getuige 2] dat hij de politie en een ambulance moest bellen omdat ik was gestoken. Ik voelde toen al pijn en zag en voelde bloed aan mijn hoofd en buik. Ik zag bloed op de grond van mijn woonkamer druppelen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van medeverdachte d.d. 15 december 2024, opgenomen op pagina 131 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
Op 27 november 2024 ben ik naar [slachtoffer 2] toe gegaan met een fles whisky. Toen ik binnenkwam vroeg hij mij gelijk of ik kwam betalen. Ik bevestigde dit. Ik werd door hem binnengelaten. Ik merkte dat de persoon die bij mij was, achter mij aan liep. [slachtoffer 2] was boos dat ik iemand meegenomen had naar zijn woning. Wij moesten de woning verlaten. Ik heb mijn arm, waarin ik die fles vasthield, naar voren gehaald. Ik zag dat ik hem op zijn hoofd raakte met de fles. In de auto zei de jongen die bij mij was dat hij [slachtoffer 2] had neergestoken met een mes.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2025, als aanvullend proces-verbaal opgenomen in voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Door de forensische opsporing zijn op de plaats delict aan de [adres] in Leeuwarden foto’s gemaakt van de aangetroffen situatie, waaronder van een deel van de glazen fles die in de gang van de woning is aangetroffen. Uit onderzoek blijkt dat de aangetroffen fles een whiskyfles betreft en dat het een literfles is. Dit blijkt uit de tekst waar 1,0L staat onder het logo.
10. Een deskundigenverslag, te weten een forensisch medische letselrapportage, d.d. 20 maart 2025 opgemaakt en ondertekend door H. Stigter, forensisch arts, inhoudend als verklaring:
Betrokkene: [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 1990.
Soort letsel/verwonding (duiding):Op basis van de letselbeschrijving van 29 november 2024 en daarin opgenomen letselfoto's, in combinatie met de medische informatie van het ziekenhuis, was er sprake van de volgende letsels:
Hoofd:Het letsel ter hoogte van de neusrug, onder het linkeroog aan de neuszijde, de buitenzijde van de linker oorschelp betreft oppervlakkig snijletsel en/of schaaf/krasletsel. Schaaf- en/of krasletsel kan ontstaan door contact tussen de huid en een ruw of scherprandig voorwerp of ondergrond, zoals kan ontstaan na vallen, schuren langs een voorwerp, stoten en wrijving of samendrukkend geweld door een harde onderlaag of voorwerp. Krasletsel ontstaat door een bijzondere vorm van schavend geweld, namelijk door met een puntig voorwerp over de huid te bewegen of met het lichaam langs een puntig voorwerp te bewegen. Het primaire letsel ter hoogte van de linkerwang en de buitenste ooghoek van het linkeroog bevond zich onder hechtpleisters.
Hals:Een deel van het letsel ter hoogte van de linkerzijde van de hals en nek betreft krasletsel.
-Huidverkleuringen: ten minste een deel van de waargenomen huidverkleuringen betreft bloeduitstortingen. Bloeduitstortingen kunnen ontstaan door inwerking van stomp uitwendig geweld zoals door, maar niet gelimiteerd tot, slaan, schoppen, samendrukken of stoten.
Buik:Vermoedelijk is de locatie van het primaire letsel op de buik boven de navel geweest. Huiddoorklievingen kunnen o.a. ontstaan door perforerend geweld gericht op de huid met een scherprandig voorwerp, bijvoorbeeld maar niet gelimiteerd tot een mes. Scherprandig letsel kan worden onderverdeeld in snij- of steekletsel, waarbij het onderscheid niet altijd te maken is. Bij een snijwond is de lengte van de wond groter dan de diepte, terwijl bij een steekwond de diepte groter is dan de lengte. Er is sprake geweest van wondbehandeling. Het in het ziekenhuis geconstateerde inwendige letsel ter hoogte van het S-vormige deel van de dikke darm (sigmoïd) duidt op dieper penetrerend letsel, passend bij steekletsel.
Linkerflank:Er zijn hechtpleisters aangebracht. Radiologisch beeld laat een oppervlakkig gelegen letsel zien. Het is aannemelijk dat het primaire letsel ter hoogte van de linkerflank snijletsel is geweest.
Gevaarzetting van stomp botsend geweld gericht op het hoofd:
Stomp botsend geweld kan, afhankelijk van de locatie van impact, leiden tot breuken van de hersenschedel en de schedelbasis. Dit kan leiden tot directe schade aan de hersenen zelf of een bloeding in het hoofd wat kan leiden tot overtyetlijden.
Stomp botsend geweld kan, leiden tot breuken in de halswervelkolom of tot schade aan structuren die zich in de hals bevinden, zoals halsvaten. Schade aan halsvaten kan leiden tot verbloeding en/of hersenschade door zuurstoftekort wat tot overlijden aanleiding kan geven.
Gevaarzetting van scherprandig geweld gericht op de buik en rug:
Buik:Scherprandig geweld gericht op de buik kan, afhankelijk van de locatie van impact, de kracht, de richting de frequentie en het type voorwerp waarmee geweld inwerkt tot verschillende typen letsels aanleiding geven:
Bij beschadiging van de bloedvaten ontstaat een bloeding. De omvang van de bloeding hangt af van het soort weefsel dat wordt geraakt (bij het raken van een groot vat ontstaat een grote bloeding) en de diepte van de wond. De AIS-score kan daarom uiteenlopen van 1 (licht) tot 4 (levensbedreigend) wanneer een grote slagader wordt geraakt.
Wanneer er in de buik gestoken wordt kunnen borst en buikholte bereikt worden. Daardoor kunnen inwendige organen geraakt worden en belangrijke bloedvaten. Schade door penetrerend geweld aan hart, longen en/of de grote bloedvaten in de borstkast is levensbedreigend tot kritiek. Doorklieving van de darmen leidt ertoe dat de darminhoud/ontlasting en bacteriën in de buikholte terecht kunnen komen met als gevolg een buikvliesontsteking die kan leiden tot bloedvergiftiging, waardoor de functie van diverse organen kan uitvallen.
-Welke risico's zijn er aan deze wijze van toebrengen van dit letsel? (in het licht van de kans op ernstig letsel)De beschreven wijze van toebrengen van letsel
(stomp botsend geweld gericht op het hoofd en scherprandig geweld gericht op de buik en rug)brengt uiteenlopende risico's met zich, waaronder overlijden indien vitale structuren worden geraakt, zoals bijvoorbeeld grote bloedvaten en organen zoals het hart, longen of de milt.
-In hoeverre kan je bij iemand potentieel (dodelijk) letsel veroorzaken door te slaan met een volle literfles whisky op de zijkant van het hoofd van slachtoffer en in hoeverre kan je bij iemand potentieel (dodelijk) letsel veroorzaken door steken met een mes in de buik en de rug van het slachtoffer.Het slaan met een volle fles whisky op het hoofd of scherprandig letsel gericht op de borst en/of buik brengt uiteenlopende risico's op letsel met zich, tot aan overlijden toe in het geval van inwendig letsel van het hoofd (hersenschade, bloedingen) en/of indien vitale structuren worden geraakt in de borst of buik zoals bijvoorbeeld grote bloedvaten en organen zoals het hart, longen of de milt. Bij meerdere malen inwerkend geweld op het hoofd en/of de rug en/of de buik neemt het risico op letsel logischerwijs toe.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 3 december 2024, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik was op 27 november 2024 aanwezig in de woning van [slachtoffer 2] . Die avond ging de deurbel. [slachtoffer 2] opende de deur. Ik hoorde dat de deur op een normale manier geopend werd en vervolgens hoorde ik dat de deur tegen de muur aansloeg of zoiets. Vervolgens hoorde ik dat het één en ander geroepen werd. Ik hoorde vervolgens mannengeschreeuw van twee verschillende personen. Ik hoorde voornamelijk de twee die naar binnen drongen. Ik hoorde [slachtoffer 2] hierop reageren en hoorde hem kreten uitslaan van: “Auw”. Het moment dat [slachtoffer 2] opendeed begon direct het geschreeuw. Vanaf het moment van het geschreeuw tot aan het moment dat de mannen weer weg renden, duurde ongeveer 2 a 3 minuten. Dat is een schatting. Ik was nog half aan het bedenken van: “Wat moet ik hier mee”, toen [slachtoffer 2] alweer binnenkwam. Ik hoorde toen ook mensen wegrennen. Kort daarna zag ik [slachtoffer 2] weer de woonkamer binnenkwam en zei tegen mij: “Ik ben gestoken, bel 112.” Dit heb ik toen direct om 19.43 uur gedaan. Tijdens de vechtpartij in de hal hoorde ik een gerinkel. [slachtoffer 2] stonk helemaal naar alcohol toen hij binnenkwam en dat was daarvoor niet zo. Ook liet [slachtoffer 2] mij toen de wond boven zijn navel zien. Ik zag hier en daar bloed en kreeg wel in de gaten dat hij daadwerkelijk gestoken was.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2024, opgenomen op pagina 41 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 27 november 2024 was ik aanwezig aan de [adres] te Leeuwarden in verband met een melding van een steekpartij. Ik sprak met een getuige. Zij vertelde mij het volgende: “Op woensdag 27 november 2024 omstreeks 19:40 uur verliet ik mijn woning. Ik reed achteruit en ik zag dat er twee personen naar [adres] lopen. Toen ik ter hoogte van [adres] was, hoorde ik geschreeuw. Ik zag dat de deur van [adres] open ging en dat er twee personen de woning uit kwamen rennen. Ik kan de personen als volgt omschrijven: 1 donkere man, 1 vermoedelijk [nationaliteit] man. 1 had een mager postuur.
Ten aanzien van parketnummer 18-347674-24:
13. De door verdachte ter zitting van 29 juli 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb een verhouding gehad met [slachtoffer 3] en ben tijdens deze verhouding bij haar thuis geweest in Groningen. Ik was in het bezit van de huissleutel van haar woning. Ik ben de persoon die met aangeefster te zien is op een afbeelding van een filmpje dat aangetroffen is in mijn telefoon en die door aangeefster [verdachte] genoemd wordt.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 maart 2024, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 26 juni 2024, met (foto-)bijlagen, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik doe aangifte van mishandeling. Het geweld dat op mij werd uitgeoefend veroorzaakte pijn en/of letsel. Ik heb ongeveer 7 maanden een relatie gehad met een man die [verdachte] heet, althans dat zegt hij. Ik heb hem leren kennen via [naam] , mijn ex-vriend. Op 5 december 2023 kwam ik aan in mijn woning te Groningen. [verdachte] was al bij mij thuis en is in het bezit van mijn huissleutel. Hij werd uit het niets ontzettend boos. Ik voelde dat [verdachte] mij bij de haren pakte en mij met kracht uit de kamer sleurde. Dit deed ontzettend veel pijn. In de gang voelde ik dat hij mij met kracht schopte en sloeg. Ik zag dat hij schoenen aan had met stalen neuzen. Ik voelde dat hij mij met kracht met deze schoenen schopte tegen mijn rug en kont. Ik voelde dat dit ontzettend veel pijn deed. Hij pakte vervolgens het glas waar drinken in zat; hiermee heeft hij mij meerdere keren op mijn hoofd en in mijn gezicht geslagen. Ik voelde ontzettende veel pijn op mijn hoofd en in mijn gezicht. Hij is met zijn vuisten op mij in gaan slaan. Hij deed dit met gebalde vuisten, zowel met links als rechts. Hij sloeg op mijn hele lichaam. Ik had echt overal ontzettend veel pijn. Ik kreeg mijn linkeroog niet meer open. Deze was helemaal opgezwollen door alle klappen die ik van [verdachte] had gekregen. [verdachte] zijn telefoonnummer is [telefoonnummer] .
Ik was na deze mishandeling door [verdachte] bont en blauw. Mijn beide ogen waren opgezwollen en blauw en over mijn hele lijf had ik blauwe plekken. Alles in mijn lijf deed zeer. Ik ben nog gezien door de huisarts en zal de medische verklaring ook toevoegen. Ik zal de foto's van het letsel bij de aangifte voegen.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 23 mei 2024, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
De mishandeling door [verdachte] is de avond van 5 december 2023 rond 19.30 begonnen. Ik had mijn telefoon nog in mijn handen en zodoende weet ik dat. ’s Nachts rond 3.00 uur is hij gestopt. Hij zei: “Het is nu drie uur, nu kan ik eindelijk stoppen.” De derde dag is hij weggegaan. Ik ben daarna naar mijn ex [naam] gegaan. Ik bleef bij hem totdat ik berichten kreeg van mijn broer [getuige 3] . Toen werd ik heel bang en had ik angst dat hij mij zou vinden. [verdachte] heeft mij wel eens gefilmd toen wij aan het seksen waren.
16. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van een huisarts d.d. 8 april 2024, opgenomen op pagina 21 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Huisartsenpraktijk [huisarts] te Groningen. Betreft [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 1980. 14 december 2023: S: Is 10 dagen geleden in elkaar geslagen door partner, m.n. gezicht, armen. Laat foto’s zien van 10 dagen geleden: beide ogen blauw en flinke zwelling. Is ook bij de keel gegrepen, nu nog last met slikken. Slaapt bijna niet, is continu bang. Gaat overmorgen naar een andere opvang. O: nog een beetje van de oude hematomen te zien op de armen en ook rondom de ogen. Rondom ogen gevoelig bij palpatie.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 14 mei 2024, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
Ik kreeg appjes van een kerel toen [slachtoffer 3] uit haar woning ging naar iets van opvang. Ik kreeg een berichtje dat luidde: “Ik ben [verdachte] , ik ben de vriend van [slachtoffer 3] , al 7 maanden.” Hij gaf onder andere aan dat hij in mijn flatje was geweest en dat hij alles wist van mij en mijn moeder. Tussendoor appte ik met mijn zusje [slachtoffer 3] en vroeg haar wie deze jongen was. Zij vertelde dat dit de jongen was die haar had mishandeld. Ik was bang dat die vent bij mij langs zou komen.
18. Een schriftelijk bescheid, te weten een afbeelding van een gesprek via WhatsApp, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Afzender: telefoonnummer [telefoonnummer] .
[verdachte] . Kort gezegd ik ben der vriend. All 7 maanden. Ben ook bij jouw huis geweest. In die fletje van je moeder. (…) Ik wou haar spreken voor de duidelijkheid. (…) Als ze niet will praten geef ik het wel door aan [slachtoffer 3] . (…) Negeert ze me nog steeds zeker. Isgd kom morgen bij jullie allemaal langs.
Hierna volgt een afbeelding van de fotogalerij waarin een afbeelding van bovenstaand gesprek is te zien met daarbij als datum 4 januari (2024).
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juni 2024, opgenomen op pagina 139 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik heb een zoekslag gemaakt in de inbeslaggenomen telefoon van verdachte. Daaruit komt het telefoonnummer [telefoonnummer] naar voren. Dit betreft het telefoonnummer dat door aangeefster is benoemd als zijnde het telefoonnummer van [verdachte] . Verder komt uit de telefoon de naam “ [verdachte] ” naar voren.
Ten aanzien van parketnummer 18-394529-24:
Feit 1
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, acht de rechtbank de verklaringen van aangever en getuige [getuige 1] geloofwaardig. Deze verklaringen vinden niet alleen ondersteuning in elkaar, maar worden ook ondersteund door de bevindingen van de politie naar aanleiding van het zien van de camerabeelden. Ook vinden zij deels bevestiging in de verklaringen van verdachte en de medeverdachte die aangeven dat zij ter plaatse zijn geweest, dat aangever en getuige zijn klemgereden en dat sprake was van boosheid bij de medeverdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is geenszins gebleken dat sprake is van onderlinge afstemming tussen aangever en de getuige om de zaak aan te dikken. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat aangever en de getuige allebei verklaren over hetgeen zij zelf hebben waargenomen, maar ook benoemen dat zij bepaalde dingen niet hebben gezien. Bovendien was sprake van een heftig voorval dat plaatsvond binnen een kort tijdsbestek. Dit verklaart dat sprake is van geringe verschillen tussen de verklaringen, maar doet niet af aan hun geloofwaardigheid.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat zowel de medeverdachte als verdachte het voertuig hebben verlaten en vervolgens naar het voertuig waarin aangever en de getuige zich bevonden zijn gelopen en daar verschillende bedreigingen hebben geuit, waaronder de gedraging van verdachte die door aangever als vuurwapenhouding is omschreven.
De woordelijke bedreigingen die naar aangever zijn geuit, houden in dat aangever zal worden doodgeschoten. Deze bewoordingen zijn onmiskenbaar tegen het leven gericht. De woordelijke bedreigingen werden kracht bijgezet doordat naar de kleding werd gegrepen alsof iets gepakt zou worden en waarbij met de hand een vuurwapengedraging werd verricht, die door aangever als vuurwapenhouding is omschreven. De rechtbank is van oordeel dat deze bedreigingen van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden hebben plaatsgevonden dat bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verdachte de bedreigingen in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte heeft gepleegd en dat aldus sprake is van medeplegen. Verdachte bevond zich immers in de auto met de medeverdachte en moet hebben gezien dat de medeverdachte het voertuig van aangever en getuige klemreed en zag dat de medeverdachte boos uitstapte. Verdachte is vervolgens eveneens uitgestapt en heeft de woordelijke bedreigingen versterkt door ook naar het voertuig te lopen en bedreigende gebaren te maken. Op het moment dat aangever en de getuige met het voertuig wisten te ontkomen, zijn zij gezamenlijk achter dit voertuig aangerend. Zijn bijdrage ging daarmee verder dan enkel een getalsmatige versterking. Verdachte heeft zich aangesloten bij de door de medeverdachte geïnitieerde bedreigingen en daaraan vervolgens een substantiële bijdrage geleverd.
Feit 2
De rechtbank acht op basis van bovenstaande bewijsmiddelen het primair ten laste gelegde medeplegen van poging doodslag wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt het volgende.
Op grond van de verklaring van aangever en de verklaring van de medeverdachte acht de rechtbank bewezen dat verdachte de tweede persoon was die zich in de woning van aangever bevond. Verdachte was namelijk de persoon die zich die avond gezamenlijk met de medeverdachte door Leeuwarden bewoog. Dit heeft hij ook zelf verklaard. Uit de verklaring van aangever volgt dat deze tweede man een donkere dunne man was en vermoedelijk van [nationaliteit] afkomst. Deze omschrijving past bij verdachte, die zo eveneens door de bijrijder van het eerdere voorval wordt omschreven. Verdachte was bovendien de persoon die zowel voor als na het feit bij de medeverdachte was. Dat een andere onbekende man met een signalement dat overeenkomt met dat van verdachte in de tussenliggende korte periode in aanwezigheid van de medeverdachte was, acht de rechtbank geenszins aannemelijk. Anders dan de verdediging heeft betoogd, heeft de rechtbank dan ook geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de medeverdachte op dit punt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en de medeverdachte aangever met een zware gevulde glazen fles hard tegen de zijkant van het hoofd hebben geslagen en vervolgens met een mes in de buik, namelijk boven de navel, hebben gestoken. De rechtbank kan niet met voldoende zekerheid vaststellen dat aangever ook in de rug is gestoken. In de letselrapportage valt namelijk te lezen dat de wond aan de linker flank eerder bij snijletsel past.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte en de medeverdachte hierbij in nauwe en bewuste samenwerking gehandeld, zodat sprake is van medeplegen. Verdachte bevond zich samen met de medeverdachte in een auto voordat hij met de medeverdachte de woning van aangever binnenging. Hij was ervan op de hoogte dat de medeverdachte boos was en was eerder die avond al met de medeverdachte betrokken geweest bij een bedreigend voorval. Vervolgens is hij met de boze medeverdachte de woning van aangever binnengegaan, onder medeneming van een mes. Nadat hij gezien moet hebben dat de medeverdachte aangever met de whiskyfles tegen het hoofd heeft geslagen, heeft hij dat zware geweld ondersteund door aangever direct daarop volgend met een mes in de buik te steken. Verdachte heeft zich daarmee aangesloten bij het door de medeverdachte geïnitieerde heftige geweld en daaraan vervolgens een substantiële bijdrage geleverd.
Ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de dood, overweegt de rechtbank het volgende.
Voor een veroordeling ter zake van een poging doodslag is onder meer vereist dat ten minste het voorwaardelijk opzet van verdachte gericht was op de dood van aangever. Dit is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De geweldshandelingen die verdachte en de medeverdachte hebben verricht, zijn het slaan met een glazen literfles tegen de zijkant van het hoofd van aangever, met zo’n kracht dat deze glazen fles daardoor is gebroken en het vervolgens steken met een mes in de buik en snijden met een mes in de rug van aangever. De geweldshandelingen vonden daarbij plaats in een hal, een ruimte die doorgaans niet erg breed is, en tijdens een hectische situatie, waarin aangever eerst door de medeverdachte en direct daarna door verdachte werd aangevallen. Aangever heeft hierdoor verwondingen opgelopen aan zijn hoofd, hals, buik en rug. De steekbeweging in de buik heeft geleid tot inwendig letsel in de nabijheid van de dikke darm.
Gelet op de inhoud van de forensisch medische letselrapportage, maar ook gelet op algemene ervaringsregels, brengen deze geweldshandelingen een reële en niet onwaarschijnlijke kans, en daarmee een aanmerkelijke kans, met zich dat het slachtoffer ten gevolge daarvan komt te overlijden. Het geweld op of tegen het hoofd en de hals kan leiden tot levensbedreigend inwendig letsel van het hoofd, zoals hersenschade en bloedingen en levensbedreigende schade aan belangrijke bloedvaten. Ook het steken in de buik kan leiden tot levensbedreigend letsel als vitale structuren worden geraakt in de buik, zoals de grote bloedvaten en organen. De combinatie van de uitgevoerde gedragingen verhoogt de kans op een dodelijke afloop. Nu het algemene ervaringsregels betreft heeft een ieder en dus ook verdachte wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans.
De hiervoor aangeduide door verdachte en de medeverdachte verrichte geweldshandelingen, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm, zeker gelet de combinatie van gedragingen, zozeer gericht op de dood, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken.
Aan het voorgaande doet niet af dat in de forensisch medische letselrapportage de kans op overlijden gebaseerd op het geconstateerde letsel een score van nagenoeg nihil oplevert. Dit maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Er is immers sprake van een poging verricht onder omstandigheden waarbij er een aanmerkelijke kans op het ontstaan van levensbedreigend letsel was.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte door zijn handelen met de medeverdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever door hun gewelddadige handelen zou komen te overlijden, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood.
Ten aanzien van 18-347674-24:
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of er voldoende overtuigend bewijs is dat verdachte de persoon is die deze mishandelingen heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster heeft steeds verklaard dat haar toenmalige vriend, die zich [verdachte] (
fonetisch) noemde, dit heeft gedaan. Verdachte, die ter zitting wel heeft erkend dat hij een verhouding met aangeefster heeft gehad, ontkent dat hij de persoon is die aangeefster heeft mishandeld.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat een persoon met een telefoonnummer dat overeenkomt met het telefoonnummer dat volgens aangeefster aan [verdachte] toebehoort rond de jaarwisseling van 2023 en 2024 contact heeft opgenomen met haar broer. In deze berichten noemt deze persoon zichzelf [verdachte] . Deze persoon is op zoek naar aangeefster die op dat moment niet in haar woning, maar in een opvang verblijft. De rechtbank gaat er vanuit dat deze berichten, waarvan de inhoud niet anders dan als dreigend kunnen worden beschreven, afkomstig zijn van verdachte en dat hij ook in de periode waarin de mishandeling plaatsvond de persoon was met wie aangeefster een relatie had. De rechtbank leidt hieruit verder af dat verdachte de persoon is die kort na de mishandelingen contact probeerde te zoeken met aangeefster die op dat moment voor hem op de vlucht was.
Voorts betrekt de rechtbank in haar overwegingen dat verdachte op de zitting verklaarde dat hij een sleutel had van de woning van aangeefster, hetgeen de verklaring van aangeefster dat hij in haar woning was op het moment dat zij thuis kwam ondersteunt. Anders dan aangeefster heeft verdachte steeds wisselende verklaringen afgelegd en pas ter zitting, na eerdere stellige ontkenningen ervan, verklaard dat hij een (korte) relatie met aangeefster heeft gehad.
Alles bij elkaar genomen is de rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster niet alleen ten aanzien van het letsel en de omstandigheden daaromheen, maar ook ten aanzien van het daderschap geloofwaardig zijn. De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen daarom wettig en overtuigend bewezen dat aangeefster in de periode van 5 en 6 december 2023 door verdachte is mishandeld.