ECLI:NL:RBNNE:2025:363

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
18.060352.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbergen van een lijk en poging tot diefstal met valse sleutel

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het verbergen van een lijk en poging tot diefstal met een valse sleutel. De verdachte heeft het lichaam van de overleden [overledene] verborgen gehouden in zijn woning te Leeuwarden, met als doel het feit van het overlijden te verhullen. Dit deed hij door de voordeur te barricaderen en onjuiste informatie te verstrekken aan derden over de verblijfplaats van de overledene. De rechtbank concludeert dat de verdachte op de hoogte was van het overlijden en opzettelijk heeft gehandeld om te voorkomen dat anderen het lichaam zouden ontdekken. Daarnaast heeft de verdachte meermalen geprobeerd geld te pinnen met de pinpas van de overledene, wat als poging tot diefstal wordt gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, rekening houdend met zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.060352.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 februari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 januari 2025.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. K.E. Wielenga, advocaat te Leeuwarden, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2023 tot en met 27 februari 2023, althans in de maand februari 2023, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in een woning gelegen aan of bij de [adres] , aldaar, het lijk van een mannelijk persoon, te weten [overledene] , heeft verborgen, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden, te verhelen, immers
heeft verdachte:
  • de toegangsdeur tot voornoemde woning gebarricadeerd en/of
  • het lijk van die mannelijke persoon in een (slaap)kamer van die woning gelegd en/of laten liggen en/of
  • het lijk van die mannelijke persoon afgedekt met een dekbed en/of deken, althans beddengoed, waardoor dat lijk niet (volledig) zichtbaar was en/of
  • de deur van de (slaap)kamer waar het lijk van die mannelijke persoon zich bevond gesloten en/of
  • op vragen van [getuige] en/of [getuige] en/of [naam] en/of [naam] en/of
de politie gezegd “Hij is naar de shop”, “Hij is naar de [adres] ” en/of “Hij is niet aanwezig” en/of onjuiste mededelingen over die [overledene] gegeven;
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2023 tot en met 27 februari 2023 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, en/of te Zwolle, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [overledene] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, immers heeft verdachte, in voornoemde periode, zich met een ABNAMRObetaalpas, welke op naam stond van [overledene] , begeven naar een of meer betaalautoma(a)t(en) en/of (vervolgens) deze ABNAMRObetaalpas in een of meer betaalautoma(a)t(en) gestopt en/of (vervolgens) een of meer (andere) handeling(en) uitgevoerd op die betaalautoma(a)t(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van feit 1. Zij heeft daartoe aangevoerd dat op basis van onderzoeksresultaten de conclusie getrokken kan worden dat [overledene] tussen 13 en 14 februari 2023 is overleden. Op het moment dat hij op 27 februari 2023 in de woning werd aangetroffen was hij dus al bijna twee weken overleden.
Op grond van de getuigenverklaringen kan worden vastgesteld dat gedurende deze twee weken meerdere personen naar de woning van [overledene] zijn gegaan om na te vragen waar hij op dat moment was.
Verdachte, die in de woning van [overledene] verbleef, heeft deze getuigen telkens op het verkeerde been gezet door op verschillende wijze mede te delen dat [overledene] op dat moment niet in de woning aanwezig was. Daar komt bij dat de slaapkamerdeur dicht zat, dat er een koelkast deels voor de slaapkamerdeur stond en dat de voordeur op slot werd gedraaid toen verbalisanten op 27 februari 2023 bij de woning langsgingen. Toen verbalisanten later op deze dag met een sleutel de woning alsnog binnen wilden gaan merkten zij dat de voordeur gebarricadeerd was. Daarnaast trof de politie naast het lichaam een luchtfrisser aan waarbij de officier van justitie ervan uitgaat dat maar met één doel daar stond, namelijk het maskeren van de lijkgeur.
Door aldus te handelen heeft verdachte er alles aan gedaan om te voorkomen dat anderen het lichaam van de overleden [overledene] zouden ontdekken. Daarmee kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte het lichaam van [overledene] heeft verborgen met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van feit 2, gelet op het aantreffen van de pinpas van [overledene] in de fouillering van verdachte en camerabeelden waarop een man wordt gezien die qua signalement overeenkomt met verdachte.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het onder feit 1 ten laste gelegde. Op de zaak kunnen veel aannames en theorieën losgelaten worden, maar feit blijft dat niet vastgesteld kan worden wanneer en op welke wijze [overledene] is overleden.
Meer specifiek heeft de raadsman aangevoerd dat het eerste gedachtestreepje niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Er stond enkel een matras achter de deur en de verbalisanten konden de voordeur openen zonder hiervoor kracht te gebruiken. Getuige [getuige] heeft ook verklaard dat zij de deur kon openduwen. Gelet op de aangetroffen rommel in de woning en de gang trekt de raadsman in twijfel of het de bedoeling van verdachte is geweest om de deur te barricaderen. Als hij dat had gewild dan had hij wel in de gaten moeten hebben dat het op deze wijze niet lukte.
De tweede, derde en vierde gedachtestreepjes kunnen eveneens niet wettig en overtuigend bewezen worden. Gelet op de stoornissen van verdachte moeten zijn verklaringen bij de politie in twijfel getrokken worden. Daarnaast zijn actieve handelingen vereist voor het verbergen van een lijk. Een passieve handeling (zoals het niet inschakelen van hulp) volstaat niet. Er kan niet vastgesteld worden dat verdachte het deken over het lijk heeft gelegd. Ook kan niet uitgesloten worden dat [overledene] zelf in de slaapkamer is gaan liggen, de deur heeft gesloten en daar is overleden. Voor het door de officier van justitie geschetste scenario dat het lichaam naar de slaapkamer is gesleept bevat het dossier geen bewijsmiddelen (zoals bijvoorbeeld sleepsporen). Bovendien is de koelkast niet voor de slaapkamerdeur geplaatst.
Het vijfde gedachtestreepje kan niet wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte is een man die ernstig in de war was, zodat zijn uitlatingen naar anderen in twijfel getrokken dienen te worden. Ook
hebben de getuigen die in de woning zijn geweest geen lijklucht geroken.
Het dossier bevat derhalve onvoldoende bewijs om te kunnen concluderen dat verdachte het lijk heeft verborgen.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van dit feit. Het moment van overlijden van [overledene] is niet komen vast te staan en mogelijk heeft verdachte met toestemming van [overledene] de pinpas gebruikt. Gelet op de (geestelijke) problematiek van verdachte is daarnaast terughoudendheid geboden bij de beoordeling van zijn verklaringen bij de politie, aangezien de betrouwbaarheid daarvan niet vanzelfsprekend is.
Oordeel van de rechtbank1
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt op grond van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Zorgmelding [overledene]
Op 27 februari 2023 komt er een melding binnen bij het wijkteam dat er al twee weken geen contact meer te krijgen is met [overledene] (hierna: [overledene] ). Meldster vertelt dat haar berichten niet aankomen en dat zij van de bewindvoerder van [overledene] heeft gehoord dat hij zijn leefgeld al een tijd niet heeft opgenomen. Verbalisanten krijgen omstreeks 11:15 uur de opdracht om naar zijn adres aan de [adres] te Leeuwarden te gaan.2
[adres]
Bij de woning aangekomen maken de verbalisanten aan de deur kenbaar dat zij opzoek zijn naar [overledene] . Op aanbellen en kloppen volgt geen reactie. Ze horen gestommel en gebonk in de woning alsof er iets tegen de deur aan wordt gezet en horen dat de deur op slot wordt gedraaid.3
De verbalisanten vertrekken en keren omstreeks 13:10 uur terug met een sleutel van de woning. Verbalisant [verbalisant] opent de deur en voelt weerstand, alsof er iets tegen de deur aan staat. Als de deur naar binnen opengaat valt er iets om.4 Er is een knal te horen en het onderstel van een bed valt gedeeltelijk achterover.5
Verdachte komt daarop naar de voordeur en deelt mee dat [overledene] ongeveer een week geleden vertrokken is. Hij zou naar de [adres] gegaan zijn, waar hij tijdelijk zou verblijven.6 Verdachte deelt mee dat hij [overledene] een week geleden voor het laatst heeft gezien.7 Verbalisanten krijgen toestemming van verdachte om binnen te kijken of [overledene] in de woning is.8
Aantreffen levenloze lichaam in slaapkamer
Bij het betreden van de slaapkamer ruikt verbalisant [verbalisant] onmiddellijk een lijklucht.9 Naast het bed ligt een overleden persoon. Het lijk is niet volledig zichtbaar. Over het lichaam ligt een dekbed. De benen en voeten steken uit. De verdachte wordt aangehouden.10 Tijdens de voorgeleiding bij de hulpofficier van justitie verklaart verdachte dat het stoffelijk overschot in de woning ene [naam] betrof.11
Later blijkt dat de overleden man in de woning de bewoner [overledene] is.12 Het stoffelijk overschot is in vergaande staat van ontbinding als dit wordt aangetroffen.13 Uit forensisch pathologisch onderzoek blijkt dat de postmortale veranderingen passend zijn bij een postmortaal interval van tenminste ongeveer één
week. Een postmortaal interval van meerdere weken kan niet worden uitgesloten. Uit het onderzoek is geen zekere doodsoorzaak gebleken. Er waren geen aanwijzingen voor een overlijden ten gevolge van een krachtsinwerking. Een toxicologische doodsoorzaak of een ziekelijke doodsoorzaak werden niet (meer) aangetoond, doch konden ook niet uitgesloten worden.14
Getuigen
Een week eerder, op 20 februari 2023, gaan getuigen [naam] en [naam] langs het adres aan de [adres] voor een wijkschouw.15 Verdachte doet de deur open en geeft aan met toestemming van [overledene] in de woning te verblijven, maar dat [overledene] op dat moment niet aanwezig is. [overledene] zou op dat moment bij een vriendin verblijven aan de [adres] .16 Verdachte heeft geen telefoonnummer van [overledene] en zegt toe dat hij contact met hem zal opnemen.17
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij vanaf 13 februari 2023 geen contact meer heeft gehad met [overledene] .18 Ook getuige [getuige] heeft op 13 februari 2023 voor het laatst een bericht ontvangen van [overledene] .19 De bewindvoerder van [overledene] , getuige [getuige] , viel het op dat [overledene] na 13 februari 2023 geen weekgeld meer heeft opgenomen.20
Op 22 februari 2023 is [getuige] samen met getuige [getuige] naar de woning van [overledene] gegaan. De deur wordt opengedaan door verdachte. Hij zegt dat [overledene] net naar de (coffee)shop is gegaan en dat zij elkaar hebben misgelopen.21 Verdachte zegt verder dat [overledene] zijn telefoon bij zich heeft en dat deze ook aan staat. Als [getuige] probeert om [overledene] op te bellen, blijkt dat zijn telefoon uitstaat.22
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij verzaakt heeft door geen melding te maken van een lijk bij politie of derden en geen actie heeft ondernomen.23
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van feit 1, aangezien gedachtestreepjes twee, drie en vier niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Zij overweegt daartoe dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte het lijk in de slaapkamer heeft gelegd dan wel daar heeft laten liggen. Voor het scenario dat het verdachte is geweest die de slaapkamerdeur heeft gesloten en het lijk (gedeeltelijk) heeft bedekt, bevat het dossier geen bewijsmiddelen.
De rechtbank spreekt verdachte ook vrij van de verdenking dat hij de oorzaak van het overlijden heeft willen verhullen. Uit forensisch pathologisch onderzoek is gebleken dat er geen zekere doodsoorzaak vastgesteld kon worden. Niet is gebleken dat [overledene] is overleden ten gevolge van een misdrijf.
Bewijsoverwegingen Overlijden [overledene]
Het lichaam van [overledene] wordt op 27 februari 2023 in verregaande staat van ontbinding aangetroffen. Uit het forensisch-pathologisch onderzoek concludeert de rechtbank dat [overledene] ten minste één week voor het aantreffen van zijn lichaam is overleden. Dit onderzoek sluit echter niet uit dat hij al meerdere weken was overleden. Gelet op de getuigenverklaringen, waarin wordt aangegeven dat na 13 februari 2023 niemand nog iets van [overledene] heeft vernomen en hij door getuigen op 20 en 22 februari 2023 niet in de woning is gezien, in combinatie met de bevindingen uit het forensisch onderzoek, stelt de rechtbank vast dat [overledene] in ieder geval op 20 februari 2023 al was overleden. De rechtbank
gaat er gezien de verklaring van verdachte ook vanuit dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van het lichaam in de woning.
Onjuiste mededelingen door verdachte
Nu de rechtbank ervan uit gaat dat [overledene] in ieder geval op 20 februari 2023 al was overleden en dat verdachte hiervan op de hoogte was, concludeert de rechtbank dat bewezen kan worden dat verdachte (vanaf deze dag) onjuiste mededelingen heeft gedaan aan derden over waar [overledene] zich op dat moment zou bevinden, met de bedoeling om deze personen op het verkeerde been te zetten. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat wat verdachte zegt over de verblijfplaats van [overledene] past bij het normale gedragspatroon van [overledene] , namelijk het verblijven bij een vriendin aan de [adres] of het bezoeken van een coffeeshop.
Barricaderen toegangsdeur
Anders dan het betoog van de raadsman, leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat verdachte de toegangsdeur tot de woning van [overledene] heeft gebarricadeerd. Verbalisanten constateren in de ochtend van 27 februari 2023 dat de deur van binnenuit op slot wordt gedraaid en dat er iets tegen de voordeur wordt gezet. Als de deur later op de dag met een sleutel open gemaakt wordt, voelen verbalisanten weerstand en horen zij een knal. Zij zien vervolgens dat een onderstel van een bed gedeeltelijk achterover was gevallen. De rechtbank is van oordeel dat het plaatsen van een dergelijk voorwerp tegen een deur enkel kan worden verklaard als zijnde bedoeld om de toegang tot de woning te versperren. Op het moment dat verbalisanten de woning betreden is enkel verdachte aanwezig in de woning. Gelet op deze omstandigheden kan het niet anders dan dat verdachte de deur heeft gebarricadeerd. Het feit dat de woning volstond met rommel doet daar niks aan af.
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen en overwegingen vast dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van het lijk in de woning, en dat hij de toegangsdeur tot de woning aan de [adres] heeft gebarricadeerd. Ook heeft verdachte op vragen van politie en getuigen [getuige] , [getuige] , [getuige] en [getuige] onjuiste antwoorden gegeven. Hierdoor bleef het onduidelijk waar [overledene] was. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of deze gedragingen gekwalificeerd kunnen worden als het verbergen van een lijk om het feit van het overlijden te verhelen.
Verbergen lijk
Het barricaderen van een toegangsdeur betreft een actieve handeling om te voorkomen dat iemand een ruimte - in dit geval een woning - kan betreden. Daarnaast heeft verdachte op meerdere dagen en tegenover verschillende personen na het overlijden van [overledene] onjuiste informatie gedeeld over zijn daadwerkelijke verblijfplaats. Door aldus te handelen heeft verdachte niet alleen meerdere mensen actief op het verkeerde spoor gezet waardoor het lichaam van [overledene] niet ontdekt kon worden, maar ook de toegang tot het lichaam van [overledene] geblokkeerd. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat het lichaam van [overledene] zich in een afgesloten ruimte in de woning bevond.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat het oogmerk van verdachte bestond uit het verhelen van het feit van het overlijden. Van het voltooid misdrijf in de vorm van het verbergen van een lijk met het oogmerk als bedoeld in de zin van artikel 151 Sr is, behoudens bijzondere omstandigheden, sprake zodra die handelingen naar de uiterlijke verschijningsvorm of naar opgave van verdachte erop zijn gericht te voorkomen dat anderen het lijk waarnemen. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de hiervoor weergegeven handelingen van verdachte, sprake. Te meer nu uit verdachte zijn handelingen en verklaring blijkt dat hij bewust de autoriteiten niet heeft ingelicht en daarmee het door artikel 151 Sr
beschermde belang heeft geschonden.
Conclusie
Uit voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen leidt de rechtbank af dat verdachte het lijk van [overledene] heeft verborgen met het oogmerk om het feit van het overlijden te verhelen, door het barricaderen van de toegangsdeur tot de woning en het willens en wetens verschaffen van onjuiste informatie over de verblijfplaats van [overledene] aan anderen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt op grond van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Bewijsmiddelen
Uit het opsporingsonderzoek is gebleken dat de ABN-AMRO pinpas van [overledene] is aangetroffen in de portemonnee van verdachte. Bij navraag bij de ABN-AMRO bleek dat op 14 februari 2023, 16 februari 2023 en 20 februari 2023 met deze bankpas is geprobeerd om geld te pinnen bij verschillende geldautomaten in Leeuwarden. Op 20 februari 2023 is ook in Zwolle geprobeerd om te pinnen met deze bankpas bij een betaalautomaat.24 Uit de gegevens is gebleken dat op 14 februari 2023 drie keer een foutieve pincode is ingevoerd, waardoor de bankpas werd geblokkeerd en het niet meer mogelijk was om geld op te nemen.25
Van de mistransacties op 14 februari 2023 en 20 februari 2023 in Leeuwarden zijn afbeeldingen gemaakt van camerabeelden.26 Verdachte heeft zichzelf herkend op de camerabeelden van 14 februari 2023.27 Ook heeft verdachte verklaard dat de jas28, klompen29 en pet30 die in de fouillering werden aangetroffen van hem zijn.31
Op de beelden van 20 februari 2023 in Leeuwarden is een man te zien die qua signalement sterke gelijkenissen vertoont met de man die zichtbaar is op de beelden van 14 februari 2023.32 Op camerabeelden van ProRail is te zien dat in de avond van 20 februari 2023 een man, die sterke gelijkenissen vertoont met de persoon op de beelden van 20 februari 2023 in Leeuwarden, in de trein stapt richting Zwolle.33 De man draagt zwarte klompen en een bruine pet.34
Overwegingen
Poging tot diefstal met valse sleutel
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte degene is geweest die met de pinpas van [overledene] in de periode van 14 februari 2023 tot en met 27 februari 2023 meermalen geprobeerd heeft geld te pinnen. Zij overweegt daartoe dat verdachte zichzelf heeft herkend op de camerabeelden van 14 februari 2023, waarop te zien is dat hij een pet draagt. Het signalement van hem op deze beelden komt overeen met de man die te zien is op de beelden van 20 februari 2023 in Leeuwarden. Daarnaast wordt verdachte herkend op camerabeelden van het station in Leeuwarden, als hij in de avond van 20 februari 2023 de trein instapt richting Zwolle. De rechtbank gaat ervan uit dat het verdachte is geweest die ook in Zwolle geld heeft proberen op te nemen, omdat uit onderzoek naar de bankrekening van [overledene] is gebleken dat later in de avond van 20 februari 2023 in Zwolle een mistransactie heeft plaatsgevonden. Bovendien wordt de bankpas van [overledene] aangetroffen in de
fouillering van verdachte. Het proberen te pinnen met andermans pas impliceert het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een geldbedrag, tenzij hiervoor een (aannemelijke) verklaring van verdachte (zelf) komt die deze redengevendheid ontzenuwt. Verdachte heeft deze uitleg echter niet gegeven, ook niet dat hij toestemming had om de bankpas van [overledene] te gebruiken. De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij omstreeks de periode van 14 februari 2023 tot en met 27 februari 2023 te Leeuwarden in een woning gelegen aan de [adres] , aldaar het lijk van een mannelijk persoon, te weten [overledene] , heeft verborgen met het oogmerk om het feit van het overlijden te verhelen, immers heeft verdachte de toegangsdeur tot voornoemde woning gebarricadeerd en op vragen van [getuige] en [getuige] en [naam] en [naam] en de politie gezegd “Hij is naar de shop”, “Hij is naar de [adres] ” en “Hij is niet aanwezig” en onjuiste mededelingen over die [overledene] gegeven;
2.
hij in de periode van 14 februari 2023 tot en met 27 februari 2023 te Leeuwarden en te Zwolle, meermalen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om meer geldbedragen, die geheel aan [overledene] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, immers heeft verdachte zich met een ABNAMRO- betaalpas, welke op naam stond van [overledene] , begeven naar meer betaalautomaten en vervolgens deze ABNAMRO-betaalpas in meer betaalautomaten gestopt en vervolgens meer andere handelingen uitgevoerd op die betaalautomaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
het verbergen van een lijk met het oogmerk om het feit van het overlijden te verhelen;
poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd dat hij in voorarrest heeft gezeten. Verdachte heeft geen respect getoond voor het overlijden van [overledene] en heeft nadien geen verantwoordelijkheid kunnen of willen nemen voor zijn handelen. Een taakstraf is niet passend en er zijn geen mogelijkheden gebleken voor begeleiding of toezicht, gezien de problematiek van verdachte.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft de raadsman, mede gelet op artikel 63 Sr, gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf aan verdachte gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast dient in sterke mate rekening gehouden worden met de psychische stoornissen van verdachte, die ook ten tijde van de ten laste gelegde periode aanwezig waren.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 8 februari 2024, het pro Justitiarapport van 5 september 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich ten eerste schuldig gemaakt aan het verbergen van een lijk om het feit van het overlijden te verhelen. Middels het barricaderen van de voordeur en het verschaffen van onjuiste informatie aan derden heeft verdachte ervoor gezorgd dat het overlijden van [overledene] pas later bekend is geworden. De wijze waarop verdachte met het overlijden is omgegaan, acht de rechtbank respectloos. Verdachte heeft geen enkele eerbied jegens het lichaam van [overledene] getoond en geen openheid van zaken gegeven aan de mensen die zich zorgen om hem maakten. Voor de nabestaanden van [overledene] moet het pijnlijk zijn geweest dat het lichaam van hun dierbare dagenlang in de woning heeft gelegen en dat zij op een minder waardige manier afscheid van hem hebben moeten nemen.
De verdachte heeft zich daarnaast meermalen schuldig gemaakt aan poging tot diefstal met een valse sleutel, doordat hij op verschillende dagen en plaatsen heeft geprobeerd geld te pinnen met de pinpas van [overledene] . In plaats van dat hij zich bekommerde over het lichaam van [overledene] en de gevolgen voor de nabestaanden, heeft hij zich enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin. Ook is het in dit verband des te kwalijker dat verdachte onderdak aangeboden kreeg van hem, zodat hij niet meer op straat hoefde te leven. Dat verdachte na het overlijden van [overledene] heeft geprobeerd om zijn geld weg te nemen beschouwt de rechtbank daarom als bijzonder ondankbaar en respectloos.
Persoon van verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft kennisgenomen van het pro Justitiarapport van 5 september 2022, opgemaakt door A. Witvliet, GZ-psycholoog, en M.J. van Haaren, psychiater. Hieruit is gebleken dat verdachte lijdt aan een autismespectrumstoornis, waarbij problemen in de sociale interactie op de voorgrond staan. Ook blijkt hij met name in de interpersoonlijke contacten te beschikken over beperkte copingstrategieën, waardoor een gestoorde emotieregulatie, frustratietolerantie en agressieregulatie worden gezien. Ten slotte wordt bij verdachte een kwetsbaarheid voor psychotische ontregeling niet uitgesloten, op momenten dat de spanningen voor hem te hoog oplopen. Hoewel deze rapportage dateert van september 2022 ziet de rechtbank dit beeld terug in wat door de reclassering is beschreven over zijn functioneren bij de dagopvang van het Leger des Heils. De rechtbank ziet in de door de deskundige beschreven problematiek aanleiding om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren ten aanzien van alle bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het reclasseringsadvies van 8 februari 2024. De reclassering schat het risico op recidive in als laag-gemiddeld, aangezien het lijkt dat verdachte een rustig bestaan leidt waardoor hij in de huidige setting voldoende functioneert.
De op te leggen straf
Gelet op de conclusie dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend en het feit dat de rechtbank rekening houdt met artikel 63 Sr en het tijdsverloop van de zaak, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan is gevorderd door de officier van justitie. Om de ernst van de feiten en het leed dat de nabestaanden is toegebracht te benadrukken, zal de rechtbank naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63, 151 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 75 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M.M. Spooren en mr. L. Potijk, rechters, bijgestaan door mr. S.J. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 februari 2025.
Mr. M.M. Spooren is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpaginas betreft dit delen van ambtsedige
processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met nummer PL0100- 2023052098, doorgenummerd 1 tot en met 271.
2 Pagina 28.
3 Paginas 28 en 31.
4 Pagina 34.
5 Pagina 31.
6 Paginas 31 en 34.
7 Pagina 31.
8 Pagina 32.
9 Pagina 35.
10 Pagina 35.
11 Pagina 211.
12 NFI rapportage met DNA-verwantschapsonderzoek d.d. 7 maart 2023, te vinden in het aanvullend
forensisch dossier d.d. 11 november 2023.
13 Pagina 43.
14 NFI-rapportage met Forensisch pathologisch onderzoek d.d. 3 november 2023, te vinden in het
aanvullend forensisch dossier d.d. 11 november 2023.
15 Pagina 99.
16 Pagina 100.
17 Pagina 120.
18 Pagina 87.
19 Pagina 108.
20 Pagina 113.
21 Pagina 96.
22 Pagina 126.
23 Pagina 268.
24 Paginas 137 en 138.
25 Pagina 143.
26 Paginas 148 en 149.
27 Pagina 257.
28 Pagina 247.
29 Pagina 249.
30 Pagina 248.
31 Pagina 254.
32 Pagina 149.
33 Paginas 159, 160 en 164.
34 Pagina 160.