ECLI:NL:RBNNE:2025:362

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
18-174477-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en ontucht met minderjarige

Op 4 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en ontucht met een minderjarige. De zaak betreft twee parketnummers: 18/174477-23 en 18/138583-23. De verdachte heeft op 13 juli 2023 in Groningen de aangever, [slachtoffer 1], mishandeld door deze met een kettingslot te slaan. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde, namelijk poging tot zware mishandeling, niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte hiervan vrij. Echter, de subsidiair ten laste gelegde mishandeling werd wel bewezen geacht.

Daarnaast was de verdachte ook aangeklaagd voor ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2], een minderjarige geboren in 2009. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen, maar sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde seksueel binnendringen, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de jonge leeftijd van het slachtoffer.

De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank overwoog dat de verdachte met zijn daden inbreuk had gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en dat de bescherming van minderjarigen van groot belang is. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/174477-23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/138583-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 februari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 januari 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 18/174477-23:
hij op of omstreeks 13 juli 2023 te GRONINGEN ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een kettingslot en/of sleutels die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of met een mes en/of schaar die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juli 2023 te GRONINGEN [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
  • die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een kettingslot en/of sleutels te slaan en/of
  • die [slachtoffer 1] met een mes en/of schaar te slaan en/of te steken.
in de zaak met parketnummer 18/138583-23:
hij op of omstreeks 6 mei 2022 te Groningen, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2009, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten:
  • het (meermalen) zoenen op de mond en/of de borst van die [slachtoffer 2] , en/of
  • het uitrekken van de kleding en/of de broek van die [slachtoffer 2] , en/of
  • het (meermalen) betasten van de met kleding bedekte borst(en) en/of de blote borst(en) van die [slachtoffer 2] , en/of
  • het duwen/brengen en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2022 te Groningen, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
  • het (meermalen) zoenen op de mond en/of de borst van die [slachtoffer 2] , en/of
  • het uitrekken van de kleding en/of de broek van die [slachtoffer 2] , en/of
  • het (meermalen) betasten van de met kleding bedekte borst(en) en/of de blote borst(en) van die [slachtoffer 2] .
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18/174477-23 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/138583-23 primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken voor het onder parketnummer 18/174477-23 primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het dossier wordt niet duidelijk wat voor soort fietsslot het betreft, zodat er vrijspraak dient te volgen voor de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling komt verdachte een geslaagd beroep op noodweer toe, nu het slachtoffer met een mes op verdachte afkomt, waarna verdachte hem heeft geslagen met een kettingslot.
De raadsman heeft daarnaast betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken voor het onder parketnummer 18/138583-23 primair ten laste gelegde. Aangeefster zelf weet van niets, zij hoort van haar vriendin wat er is gebeurd. Verdachte bekent dat er contact is geweest met aangeefster, dat zij mee naar de woning is gegaan en hij met haar heeft gezoend en haar borsten heeft aangeraakt. Er is geen verdere ondersteuning in het dossier voor de verklaring van de vriendin van aangeefster over het seksueel binnendringen. De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder parketnummer 18/138583-23 subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 18/174477-23:
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Uit het dossier blijkt dat verdachte aangever heeft geslagen met een kettingslot. Voor de andere gedragingen ziet de rechtbank onvoldoende bewijs. Het eenmaal slaan met een kettingslot kan onder omstandigheden een poging tot zware mishandeling opleveren, maar nu het dossier geen enkele informatie bevat over het kettingslot, zal de rechtbank verdachte van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat dit feit wel wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomt. De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer dient vast te staan dat sprake is geweest van een noodweersituatie. Met andere woorden: dat er sprake moet zijn geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte, waartegen hij zich noodzakelijk moest verdedigen. Uit hetgeen door verdachte is verklaard noch uit andere bewijsmiddelen is aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van een noodweersituatie. En als er al een noodweersituatie bestond, was deze er niet meer op het moment dat hij het slachtoffer sloeg, nu verdachte verklaard heeft dat het slachtoffer wegrende toen hij hem sloeg. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen. De subsidiair ten laste gelegde mishandeling acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter zitting van 21 januari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Ik heb [slachtoffer 1] geslagen met een kettingslot.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 juli 2023, opgenomen op pagina 6 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023184732 d.d. 14 juli 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte wegens zware mishandeling. Ik heb door deze mishandeling pijn en letsel ervaren. Ik heb door deze mishandeling een hoofdwond opgelopen waar ik op dit moment nog steeds last van heb. Op 13 juli 2023 bevond ik mij te Groningen. Ik zag [verdachte] . Ik hoorde dat hij mij direct beledigde. Ik hoorde dat hij mijn moeder uitschold voor hoer in onze eigen taal, Eritrees. Ik zei tegen hem "kanker op". Ik zag dat hij terug liep naar zijn fiets en aldaar zag ik dat hij zijn fietsketting met slot van zijn fiets pakte. Ik zag dat hij met deze fietsketting met slot naar mij toe liep. Ik zag dat hij een slaande beweging maakte met de fietsketting met slot richting mij. Ik voelde dat het fietsketting met slot mijn hoofd raakte. Ik voelde direct een hevige pijn aan mijn hoofd. Ik hoorde een enorme knal in mijn oor toen het fietsketting met slot mijn hoofd raakte. Zelfs toen ik twee uur later uit het ziekenhuis kwam had ik nog pijn aan mijn hoofd.
In de zaak met parketnummer 18/138583-23:
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. In de nacht van 5 op 6 mei 2022 zijn verdachte en aangeefster samen in de woning van een vriend van verdachte geweest en hebben zij samen geslapen. Verdachte verklaart dat hij met aangeefster heeft gezoend op haar mond en in haar nek en dat hij ook aan haar borsten heeft gezeten, maar dat hij gestopt is zodra aangeefster aangaf dat ze dit niet meer wilde. Aangeefster zelf heeft de handelingen niet gemerkt, maar haar vriendin heeft haar dat later verteld. Aangeefster heeft wel gemerkt dat haar onderbroek nat was en heeft daarnaast zuigzoenen op haar lip en borst aangetroffen. Verder bevat het dossier een zogenaamde de auditu- verklaring van de begeleider van het slachtoffer, die enkel vertelt wat aangeefster haar heeft verteld.
Verdachte ontkent dat er sprake is geweest van het seksueel binnendringen van aangeefster. Hij zegt dat er, naast de door hem bekende handelingen, niets anders meer is gebeurd.
Het voorgaande overziend en in aanmerking genomen dat geen ander bewijsmateriaal in het dossier is aangetroffen waarin het ten laste gelegde seksueel binnendringen voldoende steun vindt, is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan het zogenoemde wettelijk bewijsminimum als bedoeld in het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde. Wel acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde bewezen, nu ten aanzien van die handelingen wel voldaan is aan het wettelijk bewijsminimum.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 21 januari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was die avond met dat meisje in die woning. Zij heeft in mijn armen gelegen. Ik heb haar gezoend op haar mond en in haar nek. Ik heb haar borsten aangeraakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 30 september 2022, opgenomen op pagina 44 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022176635 d.d. 26 mei 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
V: Vertel eens alles wat je nog weet over de avond van vrijdag 6 mei 2022?
A: [naam] en ik gingen naar de stad toe. Er zaten jongens tegenover ons. Die jongens kwamen naar ons toe en gingen met [naam] praten. Toen zei [naam] zullen; "We met hun meegaan"? Ik zei toen gewoon maar ja. Daarna gingen we naar hun huis in die flat. En toen gingen we lachgas doen. Ik was moe dus ik ging slapen op de bank. Toen verder weet ik niets meer. In de ochtend werd ik wel wakker. Toen had ik hoofdpijn. En buikpijn. En toen zat mijn broek los. Mijn lange broek was uit.
V: En toen jij wakker werd?
A: Toen was mijn lange broek uit en mijn korte broek was los.
A: Mijn onderbroek was een beetje nat, een beetje vochtig. Verder had ik alles nog wel aan.
V: [naam] heeft ons verteld dat zij het een en ander heeft gezien. Heeft [naam] jou daar ook over verteld?
A: En ze had gezegd dat ik verkracht was. Dat had ze ook gezegd, want anders wist ik het nu niet en zat ik hier niet. Maar verder had ze niets gezegd.
V: Zag je ook iets aan je lichaam?
A: Ja, ik had ook zuigzoenen op mijn lip en hier. Dat heb ik ook aan [naam] laten zien. Dat viel me op toen ik ging douchen.
0: Getuige wijst haar borst aan.
V: Wie hebben die zuigzoenen nog meer gezien?
A: Ik heb het alleen aan [naam] gezien. [naam] heb ik alleen mijn lip laten zien. Ik had wel gezegd tegen [naam] dat ik het ook op mijn tiet had, maar die had ik niet laten zien aan haar.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 mei 2023, opgenomen op pagina 159 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Wat raak je dan aan?
A: Het was onder de kleding
V: Wat raak je dan aan onder haar kleding? A: Haar borsten.
V: Jij zegt je hebt die broek dichtgedaan?
A: Ja die broek heeft zij niet gemerkt dat die wat afgezakt was. Die broek was niet helemaal naar beneden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/174477-23 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/138583-23 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/174477-23:
hij op 13 juli 2023 te Groningen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 1] eenmaal met een kettingslot te slaan.
in de zaak met parketnummer 18/138583-23:
hij op 6 mei 2022 te Groningen, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
  • het zoenen op de mond en de borst van die [slachtoffer 2] , en
  • het uitrekken van de broek van die [slachtoffer 2] , en
  • het betasten van de met kleding bedekte borsten en de blote borsten van die [slachtoffer 2] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/174477-23:
subsidiairmishandeling
parketnummer 18/138583-23:
subsidiairmet iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van voor het onder parketnummer 18/174477-23 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/138583-23 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor de oplegging van een taakstraf van 50 uren, mede gelet op het tijdsverloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies d.d. 17 april 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten, te weten een mishandeling op straat door iemand met een kettingslot te slaan. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met iemand die jonger was dan zestien jaar. Niet voor niets is door de wetgever de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer op de grond dat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en dat zij worden geacht niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen overzien. Verdachte had als volwassene terughoudendheid moeten betrachten in het contact met het slachtoffer en zich moeten onthouden van seksueel contact met het slachtoffer, zeker gelet op haar zeer jonge leeftijd, te weten twaalf jaar. Dat rekent de rechtbank hem aan.
Uit de reclasseringsrapportage volgt dat er op basis van de beschikbare informatie niet geadviseerd kan worden of interventies nodig zijn. Verder blijkt dat de reclassering het recidiverisico als laaggemiddeld inschat.
De rechtbank houdt verder in het voordeel van verdachte rekening met het tijdsverloop. Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie is de straf die de rechtbank oplegt lager dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 100 uren passend en geboden is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 247, 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel
ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/174477-23 primair is ten laste gelegd en onder parketnummer 18/138583-23 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/174477-23 subsidiair ten laste gelegde en onder parketnummer 18/138583-23 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. S.R. Huisman, rechters, bijgestaan door mr. L.M. Jongman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 februari 2025.
Mr. S.R. Huisman en mr. A. Jongsma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.