In deze zaak is aan de betrokkene een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voor het niet gebruiken van de rijbaan als er geen verplicht fiets/bromfietspad aanwezig is. De overtreding vond plaats op 29 november 2024 in Assen, waar de zoon van de betrokkene op een bromfiets reed. De opgelegde boete bedroeg € 129,00. Betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. De kantonrechter heeft op 31 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij de zoon van betrokkene aanwezig was, evenals de vertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. P. Belopavlovic. De kantonrechter heeft begrip getoond voor de situatie van de zoon, die een chronische beperking heeft en niet in staat is om met de scooter aan de hand te lopen. De kantonrechter heeft de boete uiteindelijk gematigd met 75%, waardoor het bedrag werd verlaagd naar € 39,00 inclusief administratiekosten. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep gegrond verklaard.