ECLI:NL:RBNNE:2025:3518

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
200496
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voogdij over minderjarige met vreemdelingenstatus afgewezen; voorlopige voogdij toegewezen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voogdij over een minderjarige, geboren op 30 mei 2025, die in een moeder-kind-huis verblijft. De moeder van het kind is zelf minderjarig en heeft een vreemdelingenstatus. De gecertificeerde instelling Nidos heeft verzocht om de tijdelijke voogdij over het kind, terwijl de Raad voor de Kinderbescherming ook een verzoek heeft ingediend voor voorlopige voogdij. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, vanwege haar minderjarigheid, niet in staat is om het gezag uit te oefenen. De kinderrechter heeft besloten dat voorlopige voogdij meer passend is dan een definitieve voogdij, omdat de moeder in november 2025 meerderjarig wordt en er eerst onderzoek nodig is naar haar situatie en mogelijkheden om het gezag te herwinnen. Het verzoek van Nidos om definitieve voogdij is afgewezen, maar de voorlopige voogdij is toegewezen aan Nidos, met de beslissing dat deze na drie maanden eindigt, tenzij er voor die tijd een verzoek om een voorziening in het gezag is ingediend. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/200496 / FA RK 25-1315 en C/17/200689 / FA RK 25-1424
datum uitspraak: 30 juni 2025
beschikking van de (kinder)rechter
over
[naam] ,geboren op [geboortedatum] 2025 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [kind] .
in de zaken van
de gecertificeerde instelling stichting Nidos,
gevestigd in Utrecht,
hierna te noemen Nidos,
en
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd in Leeuwarden,
hierna te noemen de Raad
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[naam], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
wonendein [adres] ,
hierna te noemen de moeder,
ten aanzien van het verzoek van de Raad: Nidos.

1.Het verloop van de procedures

In de zaak met zaaknummer C/17/200496
1.1.
De kinderrechter neemt mee in de beoordeling:
- het verzoek van Nidos van 11 juni 2025;
- de bereidverklaring van Nidos van 11 juni 2025;
- de geboorteakte van [kind] , ontvangen op 25 juni 2025.
In de zaak met nummer C/17/200689
1.2.
De kinderrechter neemt mee in de beoordeling:
- het mondelinge verzoek van de Raad op 25 juni 2025;
- de schriftelijke bevestiging van het verzoek van de Raad met bijlagen, ontvangen op 26 juni 2025.
1.3.
De zitting was op 25 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [naam] , namens Nidos,
- de moeder,
- [naam] , namens de Raad.
1.4.
Ter zitting is gebruik gemaakt van de diensten van L. Ogbeamichael tolk, Tigrinya.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 2 augustus 2023 heeft de rechtbank Nidos belast met de voogdij over de moeder.
2.2.
Op 30 mei 2025 is de minderjarige [kind] geboren in [geboorteplaats] . De moeder was tijdens de geboorte minderjarig.
2.3.
De vader van [kind] is niet in beeld.

3.De verzoeken

3.1.
Nidos verzoekt de tijdelijk voogdij over [kind] en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De moeder is zelf nog minderjarig. Nidos heeft nog onvoldoende zicht op haar functioneren als moeder en verwacht dat het ook wel nodig is om haar tot haar meerderjarigheid te begeleiden bij de opvoeding en verzorging van [kind] . Ze verblijft nu met [kind] in een moeder-kind-huis. Nidos zal de moeder helpen na haar meerderjarigheid om het gezag weer terug te krijgen.
3.2.
De Raad heeft op de zitting mondeling verzocht (en nadien schriftelijk bevestigd) Nidos te belasten met de voorlopige voogdij over [kind] en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De Raad verzoekt hierop met onmiddellijke ingang op te beslissen, omdat er nu niemand is die noodzakelijke beslissingen over [kind] kan nemen. De Raad kan nu nog niet overzien of de moeder na haar 18de voor [kind] kan zorgen of dat zij al eerder meerderjarig verklaard kan worden of dat de voogdij moet doorlopen. De Raad vindt dat daarom eerst onderzocht moet worden wat het meest in het belang is van de moeder en [kind] voordat er ook een beslissing genomen kan worden over de voogdij.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
De moeder stemt in met een voogdijmaatregel. Zij heeft verteld dat ze wel weet wie de vader is van [kind] , maar dat hij niets met haar en de baby te maken wil hebben.

5.De beoordeling van de verzoeken

5.1.
Ingevolge artikel 1:253r lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) juncto artikel 1:253q BW benoemt de rechtbank een voogd indien één of beide ouder(s) al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert/verkeren het gezag uit te oefenen of indien het bestaan of de verblijfplaats van één of beide ouder(s) onbekend is.
5.2.
De kinderrechter kan ingevolge artikel 1:241, eerste, tweede en vierde lid, BW op verzoek van de Raad of het openbaar ministerie een gecertificeerde instelling belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarige indien het dringend en onverwijld noodzakelijk is om in de gezagsuitoefening over de minderjarige te voorzien teneinde de belangen van de minderjarige te kunnen behartigen. De maatregel vervalt na verloop van drie maanden na de dag van de beschikking, tenzij voor het einde van deze termijn om een voorziening in het gezag over de minderjarige is verzocht.
5.3.
De kinderrechter stelt vast dat er geen gezag wordt uitgeoefend over [kind] , omdat de moeder daartoe, vanwege haar minderjarigheid, niet bevoegd is. Daarom is de kinderrechter van oordeel dat het dringend en onmiddellijk noodzakelijk is om in de gezagsuitoefening over [kind] te voorzien zodat zijn belangen kunnen worden behartigd. De GI wordt belast met de voorlopige voogdij over [kind] op grond van artikel 1:241 BW. De kinderrechter is van oorddeel dat voorlopige voogdij passender is dan voogdij op grond van artikel 1:253q BW, nu voorlopige voogdij een tijdelijke maatregel is die na drie maanden afloopt, tenzij voor het einde van deze termijn een verzoek is ingediend. Nu de moeder in november 2025 al meerderjarig wordt en er over de verzorging van de baby geen grote zorgen zijn, moet eerst ook bekeken worden of de moeder meerderjarig kan worden verklaard. Daarvoor is onderzoek nodig door de Raad. De kinderrechter verwacht van de Raad dat dit op korte termijn wordt gedaan. De rechtbank zal het verzoek van Nidos afwijzen nu dat op dit moment te verstrekkend is.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met nummerC/17/200689 / FA RK 25-1424
6.1.
belast de stichting Nidos, jeugdbescherming voor vluchtelingen in Utrecht met de voorlopige voogdij over [naam]
,geboren op [geboortedatum] 2025 in [geboorteplaats] ;
6.2.
stelt vast dat de voorlopige voogdij van rechtswege na drie maanden eindigt, namelijk op 30 september 2025, tenzij voor het einde van die termijn aan de rechtbank een voorziening in het gezag is verzocht. De voorlopige voogdij loopt dan door totdat op dat verzoek is beslist;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
vraagt de griffier om van deze beslissing een aantekening te maken in het gezagsregister;
In de zaak met nummerC/17/200496 / FA RK 25-1315
6.5.
wijst af het verzoek van Nidos.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2025.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, kan tegen deze beschikking hoger beroep worden ingesteld door een advocaat bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
- door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.
fn:
315