In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voogdij over een minderjarige, geboren op 30 mei 2025, die in een moeder-kind-huis verblijft. De moeder van het kind is zelf minderjarig en heeft een vreemdelingenstatus. De gecertificeerde instelling Nidos heeft verzocht om de tijdelijke voogdij over het kind, terwijl de Raad voor de Kinderbescherming ook een verzoek heeft ingediend voor voorlopige voogdij. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, vanwege haar minderjarigheid, niet in staat is om het gezag uit te oefenen. De kinderrechter heeft besloten dat voorlopige voogdij meer passend is dan een definitieve voogdij, omdat de moeder in november 2025 meerderjarig wordt en er eerst onderzoek nodig is naar haar situatie en mogelijkheden om het gezag te herwinnen. Het verzoek van Nidos om definitieve voogdij is afgewezen, maar de voorlopige voogdij is toegewezen aan Nidos, met de beslissing dat deze na drie maanden eindigt, tenzij er voor die tijd een verzoek om een voorziening in het gezag is ingediend. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.