ECLI:NL:RBNNE:2025:3517

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
195163
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing ouderlijk gezag en benoeming voogdij in een complexe gezinszaak met internationale elementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 juli 2025 uitspraak gedaan over de voogdij en het gezag van een minderjarige, hierna te noemen [kind]. De ouders van [kind] zijn geschorst in hun gezag vanwege hun verblijf in respectievelijk Frankrijk en Roemenië, wat heeft geleid tot een zeer slechte bereikbaarheid. De rechtbank heeft eerder maatregelen van ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing uitgesproken, maar deze zijn nu ingetrokken. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze maatregelen niet langer geschikt zijn. De ouders zijn niet in staat gebleken om het gezag uit te oefenen, wat heeft geleid tot de schorsing van hun gezag. De rechtbank heeft de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering belast met de voogdij over [kind], zodat deze organisatie kan zorgen voor de noodzakelijke hulp en ondersteuning. De rechtbank heeft benadrukt dat het in het belang van [kind] is om de huidige situatie voort te zetten, gezien de zorgen over de ouders en de ontwikkeling van [kind]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/195163 / FA RK 24-1093
Datum uitspraak: 17 juli 2025
Beschikking van de rechtbank over gezag en voogdij
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de Raad,
gevestigd te Leeuwarden,
over
[naam],
geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [kind] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam],
hierna te noemen: de vader,
wonende [adres] ,
advocaat: mr. J.F.M. Hanus te Groningen,
[naam] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [adres] ,
advocaat: mr. M.R. Rauwerda te Leeuwarden,
het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
gevestigd in Groningen.
drs. A. van Teijlingen,
hierna te noemen: de bijzondere curator,
kantoorhoudende in Drachten,
mr. J.E.C. Verhoeff,
hierna te noemen: de bijzondere curator,
kantoorhoudende in Den Haag.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 7 april 2025 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [kind] verlengd voor de duur van vier maanden, te weten tot 8 augustus 2025. Daarnaast zijn er twee bijzondere curatoren over de minderjarig [kind] benoemd en is er een advocaat aan de moeder toegevoegd op basis van een last. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot de zitting van 11 juli 2025.
1.2.
De kinderrechter/rechtbank (in verband met de leesbaarheid hierna: de rechtbank) heeft daarna kennisgenomen van de volgende stukken:
- een aanvullend onderzoek van de Raad, ontvangen op 4 juli 2025;
- een rapportage van de bijzondere curatoren, ontvangen op 7 juli 2025;
- een update van de advocaat van de moeder, ontvangen op 9 juli 2025;
- een update van de advocaat van de vader, ontvangen op 10 juli 2025;
- een stand van zaken van de GI, ontvangen op 10 juli 2025.
1.3.
Op 11 juli 2025 is de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de advocaat van de moeder;
- [naam] , namens de Raad;
[naam] , namens de GI.
- mevrouw J.E.C. Verhoeff, bijzondere curator (aanwezig via digitale verbinding);
- mevrouw A. van Teijlingen, bijzondere curator (aanwezig via digitale verbinding);
- mevrouw Rivas, tolk in de Roemeense taal, ten behoeve van de vader.
1.4.
De moeder is niet verschenen. In verband met het verblijf van de moeder in Roemenië heeft de griffier van deze rechtbank een e-mail aan de moeder verzonden waarin zij is opgeroepen voor de zitting. Tevens is de link meegestuurd op basis waarvan zij digitaal bij de zitting aanwezig kan zijn. De moeder heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Op de dag van de zitting heeft haar advocaat ook meermaals haar gebeld om haar digitaal te laten aansluiten, maar de telefoon werd niet beantwoord.
1.5.
Op 14 juli 2025 heeft de rechtbank een nagezonden bijlage van de Raad ontvangen. Het betreft een verslag van het perspectiefonderzoek dat is uitgevoerd door de Roemeense autoriteiten bij de moeder. Tijdens de zitting van 11 juli 2025 is besproken dat dit stuk zal worden toegevoegd aan het dossier en zal worden toegestuurd aan de belanghebbenden.

2.De feiten

2.1.
De ouders van [kind] hebben een affectieve relatie gehad en zijn volgens de Roma-traditie getrouwd toen zij minderjarig waren. [kind] is na het verbreken van de relatie bij de vader gebleven en zijn zusje bij de moeder.
2.2.
[kind] is op [geboortedatum] in [geboorteplaats] geboren. Zijn moeder was toen 14 jaar oud. Zijn ouders woonden bij de moeder van de man en de zus van de vader [naam] verbleef ook (deels) bij hen.
2.3.
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [kind] .
2.4.
[kind] heeft na zijn geboorte op diverse plekken in verschillende landen gewoond en is door verschillende mensen opgevoed. Tot maart 2024 heeft hij in elk geval in Frankrijk, Roemenië en Nederland verbleven. Ook heeft hij in 2021 een tijdje in Frankrijk met zijn moeder (en zusje) in een gezinshuis verbleven nadat hij vanwege huiselijk geweld uit huis was geplaatst. Zijn moeder woont alweer geruime tijd in Roemenië met haar nieuwe partner.
2.5.
In maart 2024 komt [kind] in beeld bij de Nederlandse instanties vanwege een zorgmelding. [kind] verbleef op dat moment met zijn oma (vaderszijde) in een woning in Leeuwarden bij de partner van oma. Ook zijn vader verbleef daar enige tijd. De politie is ter plaatse geweest in de woning waar [kind] op dat moment verbleef. Bij paspoortcontrole bleek dat [kind] internationaal gesignaleerd stond. Deze melding is gedaan door het gezinshuis in Frankrijk waar [kind] met zijn moeder en jongere zusje eerder verbleef.
2.6.
Bij beschikking van 22 maart 2024 is bij spoed een voorlopige voogdij maatregel over [kind] uitgesproken voor de duur van drie maanden, te weten tot 22 juni 2024. De vader verbleef op dat moment niet in Nederland. Ook de moeder was niet in Nederland.
2.7.
[kind] verblijft sinds 27 maart 2024 in een pleeggezin (geheime plaatsing).
2.8.
Nadat [kind] in een pleeggezin is geplaatst is de vader in april 2024 terug naar Nederland gekomen. In de periode daarna is de vader (terug) naar Frankrijk vertrokken. De moeder is al die tijd in Roemenië gebleven.
2.9.
Bij beschikking van 8 oktober 2024 is de voorlopige voogdij maatregel over [kind] ingetrokken, omdat duidelijk is geworden dat de vader en de moeder met het gezag over [kind] zijn belast en de Raad het verzoek om (tijdelijke) voogdij op 24 september 2024 intrekt. [kind] is bij beschikking van 8 oktober 2024 onder toezicht gesteld van het Leger Des Heils Jeugdbescherming en Reclassering. Daarnaast is er een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een voorziening voor pleegzorg verleend. Beide kinderbeschermingsmaatregelen zijn uitgesproken voor de duur van zes maanden, te weten tot 8 april 2025 en voor het overige aangehouden. Bij beschikking van 7 april 2025 zijn deze maatregelen verlengd.
2.10.
Sinds oktober 2024 verblijft [kind] in het huidige perspectief biedende pleeggezin (geheime plaatsing).

3.Het resterende verzoek en de standpunten

De Raad
3.1.
De Raad handhaaft het verzoek om de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de resterende duur. De ontwikkelingsbedreigingen zoals opgenomen in de beschikking van 7 april 2025 zijn nog onverkort van toepassing. Daarnaast is een terugplaatsing bij één van de ouders of een plaatsing van [kind] in een pleeggezin of gezinshuis in Frankrijk of Roemenië geen optie. Er bestaan te veel zorgen over de situatie van de ouders, waardoor de veiligheid en ontwikkeling van [kind] onvoldoende gewaarborgd kunnen worden. De ouders spreken zichzelf en elkaar tegen en er wordt ingeschat dat de vader mogelijk moeder heeft gekocht en zij altijd in bezit zal blijven van de familie van de vader. De Franse autoriteiten hebben grote zorgen over de vader en adviseren [kind] niet bij de vader te laten opgroeien. Het onderzoek door de Roemeense autoriteiten naar de moeder is beperkt en er blijft onduidelijkheid over de veiligheid, stabiliteit en opvoedvaardigheden van de moeder. Bovendien herkent [kind] zijn moeder niet meer, waardoor zij (nog) geen band hebben. Ook bestaat de kans dat de vader [kind] ophaalt bij de moeder. Daarbij komt dat [kind] zich op dit moment goed ontwikkelt in het huidige pleeggezin in Nederland. Aangezien [kind] al veel in zijn leven heeft meegemaakt, is het niet in zijn belang om nog een keer van plek te wisselen.
3.2.
Op de vraag van de rechtbank of de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing nog wel de passende kinderbeschermingsmaatregelen zijn, heeft de Raad aangegeven dat dit waarschijnlijk niet het geval is. Aangezien het een aangehouden zaak betreft en het eerdere verzoek tot een voogdijmaatregel in deze procedure is ingetrokken, vindt de Raad het in dit stadium niet passend om het verzoek te wijzigen. Indien de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing worden verlengd, kan de Raad op verzoek van de GI in de komende periode onderzoek doen naar het perspectief en de daarbij passende maatregelen.
De GI
3.3.
De GI brengt naar voren dat uit het onderzoek van de Centrale Autoriteiten blijkt dat het niet veilig voor [kind] is om bij de vader, de moeder of andere familieleden in Frankrijk of Roemenië op te groeien. Ook een overplaatsing naar een Frans of Roemeens pleeggezin is niet in zijn belang. Daarnaast heeft de GI contact gehad met de AVIM (Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel). Zij hebben geadviseerd om [kind] in Nederland te laten opgroeien. Dit maakt dat het perspectief van [kind] in het huidige pleeggezin in Nederland ligt. Het gaat hier naar omstandigheden goed met [kind] .
3.4.
Ten aanzien van de kinderbeschermingsmaatregelen heeft de GI aangegeven dat deze in feite niet uitvoerbaar zijn, omdat de ouders het gezag niet uitoefenen. Door deze situatie staat [kind] niet ingeschreven in Nederland en beschikt hij niet over een Burgerservicenummer. Hierdoor is het niet mogelijk om een zorgverzekering voor [kind] af te sluiten. Dit betekent dat hij niet naar de tandarts, huisarts of kinderarts kan en geen therapie kan volgen. Een bezoek aan de kinderarts is nodig, omdat hij herhaaldelijk niet fit is. Wanneer de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing worden verlengd, zal de GI de Raad vragen om te onderzoeken of een voogdijmaatregel mogelijk is, zodat deze praktische en noodzakelijke zaken geregeld kunnen worden.
De vader
3.5.
De vader kan absoluut niet instemmen met een machtiging uithuisplaatsing in Nederland. [kind] hoort niet in Nederland, maar bij zijn familie in Frankrijk. De vader heeft een stabiele thuissituatie in Frankrijk en het is voor hem geen optie om te verhuizen naar Nederland. De vader wil dan ook dat [kind] bij hem in Frankrijk komt wonen of naar een Frans pleeggezin gaat. Hij verzoekt de rechtbank om zijn kind terug te geven. Hij wil zijn gezag behouden en wil toestemming geven voor hulpverlening.
De moeder
3.6.
De advocaat van de moeder heeft aangegeven dat het haar niet is gelukt om in contact met de moeder te komen. Zij kan daarom geen standpunt namens haar innemen. De rechtbank haalt uit het raadsrapport dat de Raad op 4 juni 2025 en 23 juni 2025 wel contact met de moeder heeft gehad. De moeder heeft hierbij aangegeven dat zij graag wil dat [kind] bij haar in Roemenië komt wonen, zodat hij kan opgroeien bij haar en zijn broertje en zusje. De moeder stelt dat ze in een fijne omgeving woont en alle middelen heeft om voor [kind] te zorgen. Ze wil alles voor hem doen wat in haar mogelijkheden ligt.
De bijzondere curatoren
3.7.
De bijzondere curatoren zien een duidelijk verschil in hoe [kind] omgaat met de mensen om hem heen. Hij reageert blij wanneer hij zijn vader spreekt, toont angstig gedrag naar zijn oma en in het contact met de moeder is te zien dat hij haar niet (her)kent. Hoewel dit erg ingewikkeld is, is het voor [kind] wel belangrijk om het contact met zijn familie te onderhouden. In het bijzonder het contact met [tante] . Ondanks dat [kind] prettig contact heeft met zijn vader, wordt ook gezien dat hij zijn veiligheid vooral bij zijn pleegouders vindt. Het zal voor [kind] bijna zeker een zeer traumatische ervaring zijn als hij nu moet verhuizen naar vreemde mensen in een vreemd land waar hij de taal niet spreekt. Het is daarom in [kind] 's belang om de huidige situatie voort te zetten. Daarnaast is het belangrijk dat [kind] krijgt wat hij nodig heeft, zoals medische zorg en therapie. Indien een voogdijmaatregel nodig is om deze stappen te realiseren, dient dit zo spoedig mogelijk geregeld te worden.

4.De beoordeling

Inleiding
4.1.
De rechtbank overweegt dat [kind] in maart 2024 voorlopig onder voogdij is gesteld. Op dat moment was niet duidelijk of er in het gezag van [kind] werd voorzien, omdat de ouders ten tijde van de geboorte van [kind] mogelijk beide minderjarig waren. Ook verbleven beide ouders op dat moment niet bij [kind] in Nederland. De rechtbank heeft de zaak vervolgens aangehouden en diverse stukken opgevraagd om te onderzoeken hoe het gezag over [kind] is geregeld. Bij beschikking van 8 oktober 2024 is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de vader en de moeder beide met het gezag over [kind] zijn belast. Dit blijkt uit de stukken van de Roemeense Centrale Autoriteiten en de Centrale Autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden. De rechtbank had op dat moment de verwachting dat de ouders het gezag konden uitoefenen en zij heeft de kinderbeschermingsmaatregelen in de vorm van ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing als minst verstrekkende maatregelen over [kind] uitgesproken. De Raad heeft het primaire verzoek om voogdij ingetrokken en de rechtbank heeft vervolgens de voorlopige voogdij ingetrokken en voornoemde maatregelen uitgesproken. De maatregelen zijn uitgesproken voor de duur van zes maanden. Nadien zijn de maatregelen verlengd voor de duur van vier maanden, met aanhouding van het resterende deel. Dit maakt dat nu aan de rechtbank het verzoek voorligt om de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [kind] te verlengen voor de resterende duur van twee maanden, te weten tot 8 oktober 2025.
Ambtshalve schorsing gezag
4.2.
Op grond van de informatie die naar voren is gekomen op de zitting en blijkt uit de (nadere) stukken, is de rechtbank van oordeel dat een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [kind] niet langer de geschikte kinderbeschermingsmaatregelen zijn. De rechtbank constateert dat er grote problemen zijn ten aanzien van het organiseren van de benodigde hulp binnen het kader van de ondertoezichtstelling, omdat de ouders in de onmogelijkheid verkeren om het gezag over [kind] uit te oefenen. Op grond van artikel 1:253r jo artikel 1:253q van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt het gezag van een ouder van rechtswege geschorst op het moment dat de ouder of de ouders die het gezag uitoefenen al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeren het gezag uit te oefenen of het bestaan of de verblijfplaats van de ouder of de ouders die het gezag uitoefenen, onbekend is. Op grond van artikel 1:253q lid 4 BW heeft de rechtbank de mogelijkheid om hierover een ambtshalve beslissing te nemen. De rechtbank is van oordeel dat de ouders in de onmogelijkheid verkeren het gezag uit te oefenen en zal hierna uitleggen waarom.
4.3.
[kind] verblijft in Nederland en zijn ouders in Frankrijk en Roemenië. Zij hebben zich daar duurzaam gevestigd. Het is volgens de GI niet mogelijk gebleken om [kind] in Nederland in te schrijven. [kind] heeft hierdoor geen Burgerservicenummer en geen zorgverzekering. Dit heeft als gevolg dat [kind] niet naar een huisarts dan wel kinderarts kan, terwijl zijn medische toestand hier wel om vraagt. Ook kan [kind] niet beginnen met speltherapie, terwijl hij hier gelet op alles wat hij heeft meegemaakt groot belang bij heeft. De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat [kind] niet de hulp krijgt die hij nodig heeft en beperkt wordt in zijn ontwikkeling. Om deze noodzakelijke en praktische zaken te regelen heeft [kind] iemand nodig die het gezag over hem uitoefent. De rechtbank overweegt dat de vader op de zitting heeft aangegeven dat hij niet van plan is om terug te verhuizen naar Nederland en zich definitief heeft gevestigd in Frankrijk. Hoewel het standpunt van de moeder niet bekend is, heeft de rechtbank niet de verwachting dat de moeder binnenkort naar Nederland zal komen. Zij heeft in haar contacten richting de Raad vooral aangegeven dat [kind] bij haar in Roemenië moet komen. [kind] bevindt zich hierdoor blijvend op grote fysieke afstand van zijn gezaghebbende ouders.
4.4.
Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de ondertoezichtstelling inmiddels negen maanden loopt en in die tijd is gebleken dat het contact met de ouders zeer moeizaam verloopt en zij geen hulp voor [kind] kunnen regelen. De moeder is al sinds het begin van de procedure niet of nauwelijks bereikbaar. Hoewel er meerdere telefoonnummers en e-mailadressen van de moeder bekend zijn, reageert zij sporadisch op telefoontjes of e-mails. Ook is zij nog nooit verschenen op één van de zittingen van de rechtbank en komt de toegevoegde advocaat ondanks vele pogingen niet in contact met de moeder. Op de zitting bleek ook dat de moeder zelf niet in bezit is van een telefoon en hierin afhankelijk is van haar huidige partner. Daarbij komt, hoe verdrietig ook, dat de moeder niet op de hoogte is van de situatie van [kind] . Zij heeft [kind] al langere tijd niet gezien en hij herkende haar niet. Het is daarom de vraag of zij beslissingen kan nemen in het belang van [kind] . De rechtbank constateert dat de vader wat beter in contact is, maar dit contact is niet constant en verloopt moeizaam. Ook de digitale omgangen komen niet goed tot stand. Hoewel dit door de vader wordt betwist, stelt de rechtbank vast dat zowel de GI als de Raad en de bijzondere curatoren dit probleem herkennen en ervaren. Het kost hierdoor veel tijd en moeite om in contact met de vader te komen. Daarbij spreken zowel de vader als de moeder de Nederlandse taal niet waardoor bij elk contact de inzet van een tolk nodig is. Dit zorgt eveneens voor de nodige problematiek en vertraging. De rechtbank overweegt verder dat het onmogelijk is om op korte termijn met de ouders in contact te komen om (spoed)beslissingen over [kind] te nemen. Dit brengt grote zorgen met zich mee als zich bijvoorbeeld een noodsituatie voordoet. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit voorgaande dat beide ouders in de onmogelijkheid verkeren om het gezag uit te oefenen. Het gezag van de ouders is daarmee van rechtswege geschorst.
Benoeming voogd
4.5.
Door de schorsing van het gezag van de ouders staat [kind] niet onder het wettelijk gezag. Indien er sprake is van een dergelijke situatie kan de rechtbank op grond van artikel 1:253q lid 2 in samenhang met artikel 1:253r, eerste lid, BW een voogd benoemen. De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van [kind] is om de betrokken GI, te weten het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, te belasten met de voogdij. De GI is al ruim een jaar bij [kind] betrokken. Eerst vanuit de voorlopige voogdijmaatregel en daarna vanuit de ondertoezichtstelling. Zij zijn hierdoor op de hoogte van [kind] 's situatie en ontwikkeling. Ook zijn zij in contact met de pleegouders en verzorgen en begeleiden zij de contactmomenten tussen [kind] en zijn familie. De GI is als professionele neutrale instantie het meest geschikt om te handelen in het belang van [kind] en daarbij voortvarend praktische zaken voor hem te regelen. Dit is des te meer van belang nu [kind] spoedig hulpverlening nodig heeft om de heftige gebeurtenissen uit het verleden te verwerken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de GI zich eerder schriftelijk bereid heeft verklaard om de voogdijmaatregel over [kind] uit te oefenen.
4.6.
De rechtbank overweegt dat de schorsing van het gezag niet met zich brengt dat het contact tussen [kind] en zijn familie minder belangrijk is. Zoals ook door de bijzondere curatoren wordt benadrukt, is het voor [kind] belangrijk dat hij (bij voorkeur fysiek) contact heeft met zijn familie, zodat hij een gezonde band met zijn moeder en vader kan opbouwen. Hierbij moet niet alleen gedacht worden aan contact met de vader en de moeder, maar ook aan het contact met [tante] . Ook met een schorsing van het gezag zal hier aandacht voor moeten blijven. Uiteraard moet hierbij het belang van [kind] altijd voorop staan. De rechtbank hoopt dat de ouders de komende tijd beter bereikbaar zijn zodat er ook tijdig afspraken gemaakt kunnen worden voor de omgang.
De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing
4.7.
Nu het gezag van de ouders is geschorst en er voogdij wordt uitgesproken, zal de rechtbank de verzoeken van de Raad tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing afwijzen. Ook zal de rechtbank deze maatregelen met ingang van heden intrekken. Nu de GI met de voogdij wordt belast, heeft de GI geen machtiging tot uithuisplaatsing nodig om [kind] bij de pleegouders te laten verblijven.
Bijzondere curatoren
4.8.
Ten aanzien van de positie van de bijzondere curatoren overweegt de rechtbank dat zij uitvoerig verslag hebben gedaan en de door de rechtbank opgeworpen vragen hebben beantwoord. De rechtbank is, onder dankzegging aan de bijzondere curatoren, van oordeel dat de taak van de bijzondere curatoren in deze procedure als beëindigd kan worden beschouwd. Mocht één van partijen echter een rechtsmiddel instellen, dan herleeft de taak van de bijzondere curatoren.
Uitvoerbaar bij voorraad
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat. De rechtbank acht het voor de ontwikkeling van [kind] noodzakelijk dat er direct in de voogdij wordt voorzien.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat [vader] , geboren op [geboortedatum] 2001 en [moeder] , geboren op [geboortedatum] 2006 zijn geschorst in de uitoefening van het ouderlijk gezag over [kind] , geboren op [geboortedatum] (volgens de geboorteakte geboren op [geboortedatum] ) met ingang van heden;
5.2.
belast de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering met de voogdij over [kind] geboren op [geboortedatum] 2020 (volgens de geboorteakte geboren op [geboortedatum] 2020);
5.3.
bepaalt dat aan Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering alle bevoegdheden ten aanzien van de persoon en het vermogen van de minderjarige die in het belang van de minderjarige noodzakelijk zijn, worden toegekend;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
vraagt de griffier om van deze beslissing een aantekening te maken in het gezagsregister;
5.6.
trekt de maatregelen van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing met ingang van heden in;
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af;
5.8.
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curatoren mevrouw drs. A. van Teijlingen en mevrouw mr. J.E.C. Verhoeff voor deze procedure als beëindigd.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2025, in aanwezigheid van N. Hooghiemster als griffier.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig.
Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.