ECLI:NL:RBNNE:2025:3271

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
C/19/149223 / HA ZA 24-145
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aardbevingsschade en meerkosten bij renovatie van een flatgebouw in Groningen

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Lefier en de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM) over de meerkosten die Lefier heeft gemaakt voor de renovatie van een flatgebouw aan de [flatnaam 1] in Groningen, in verband met de richtlijnen voor aardbevingsbestendig bouwen (NPR 9998:2015). De rechtbank heeft vastgesteld dat Lefier in 2015 een renovatie heeft gepland, die in mei 2019 is afgerond. De vordering van Lefier betreft extra kosten die zijn gemaakt om te voldoen aan de eisen van de NPR 9998, die zijn ingevoerd naar aanleiding van de aardbevingsproblematiek in Groningen. De rechtbank oordeelt dat niet alle aanpassingen aan de flat verband houden met de invoering van de NPR 9998, maar dat voor een aantal maatregelen wel een vergoeding voor meerkosten moet worden toegekend. De rechtbank heeft de vordering van Lefier gedeeltelijk toegewezen en NAM veroordeeld tot betaling van € 166.731,47 aan meerkosten, inclusief btw, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 mei 2019. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: C/19/149223 / HA ZA 24-145
Vonnis van 30 juli 2025
in de zaak van
STICHTING LEFIER,
te Groningen ,
eisende partij,
hierna te noemen: Lefier,
advocaat: mr. R.N.E. Visser,
tegen
NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.,
te Assen ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: NAM,
advocaat: mr. P.A.Th. Kostwinder.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 januari 2025,
- de aanvullende producties (19 tot en met 26) van Lefier, ingekomen ter griffie op 1 april 2025,
- de mondelinge behandeling van 9 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij partijen hun standpunten - mede - aan de hand van spreekaantekeningen hebben toegelicht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar de zaak over gaat.

Lefier heeft in 2015 een renovatie van de [flatnaam 1] gepland. Deze is in mei 2019 afgerond. Tussen partijen is in geschil of Lefier daarbij extra kosten heeft moeten maken om aan de richtlijn voor aardbevingsbestendig bouwen (de NPR 9998, versie 2015) te voldoen. Ingenieursbureau Borg B.V. (hierna: Borg) heeft hierover een voorlopig deskundigenbericht uitgebracht. Lefier kan zich grotendeels in dat rapport vinden; NAM niet.
De rechtbank oordeelt dat niet aannemelijk is geworden dat alle aanpassingen aan de [flatnaam 1] verband houden met de invoering van de NPR 9998. Voor een aantal maatregelen is dat wel het geval en wordt een vergoeding voor meerkosten toegekend. Dit wordt hierna toegelicht.

3.De feiten

De rechtbank gaat uit van de (niet-betwiste) feiten zoals die blijken uit de processtukken en het deskundigenrapport van Borg van 25 april 2023.
3.1.
Lefier is eigenaresse van een appartementencomplex aan de [adres] te Groningen (hierna: de [flatnaam 1] ). De [flatnaam 1] is in 1970 gebouwd als studentenflat en nadien niet significant gerenoveerd. De flat heeft aan weerszijden laagbouw.
3.2.
NAM is producent van aardgas. Sinds 1963 produceert NAM gas uit het ‘Groningenveld’, dat zich onder meer onder de gemeente Groningen bevindt. De gaswinning uit het Groningenveld veroorzaakt bodemdaling en aardbevingen. NAM is op grond van artikel 6:177b BW aansprakelijk voor schade die daardoor ontstaat.
3.3.
Lefier heeft in 2015 het plan opgevat om de [flatnaam 1] in de zomer van 2016 te verduurzamen en de hoog- en laagbouw te vergroten. Lefier heeft hiervoor als constructeur ingenieursbureau Hado B.V. (hierna: Hado), als architect AAS Architecten (hierna AAS) en als aannemer Van Wijnen Groep B.V. (hierna: Van Wijnen) ingeschakeld.
3.4.
Hado heeft in 2015 verkend welke mogelijkheden de bestaande draagstructuur van de [flatnaam 1] had om ontwerpvrijheid te geven aan de renovatieplannen en op 13 november 2015 een rapport uitgebracht. Borg schrijft hierover in het deskundigenrapport het volgende:
“5.2.2.4 Berekeningen en tekeningen HADO
[1, HADO] van 13 november 2015
Dit rapport verkent de mogelijkheden van de bestaande constructie. Er is gekeken naar de
mogelijkheden van doorbraken van de dragende wanden. Er wordt gerekend aan de stabiliteit en de capaciteit van de wanden wordt gecontroleerd. Daarnaast wordt een globale gewichtsberekening gemaakt, om restcapaciteit van de bestaande fundering te bepalen.
Er worden randvoorwaarden bepaald voor het doorbreken van de wanden. De langswand in de verkeersruimte wordt als niet-constructief aangeduid. Gewichtsreductie is mogelijk door de bestaande metselwerkgevel te vervangen door een houtskeletbouw. Omdat aanpassingen op de begane grond en eerste verdieping ingrijpend kunnen worden, wordt het idee geopperd om aan de buitenzijden uit te breiden. Vanwege de beperkte restcapaciteit van de fundering zal een nieuwe fundering voor de uitbreiding nodig zijn.
Het berekeningenrapport eindigt met een seismische analyse (modale respons analyse) van de bestaande constructie. Het is niet duidelijk uit de gegeven informatie wat er met de resultaten is gedaan. Het gebruikte spectrum is dat van NEN-EN 1998 (Eurocode 8).”
3.5.
In december 2015 is een nieuwe praktijkrichtlijn vastgesteld voor aardbevingsbestendig bouwen, de NPR 9998:2015 (hierna: de NPR 9998). Deze geeft richtlijnen om te beoordelen of gebouwen voldoende aardbevingsbestendig zijn. In 2014 en in februari 2015 waren al concept-versies van die richtlijn uitgebracht.
3.6.
Lefier heeft NAM in 2015 benaderd met het verzoek om de [flatnaam 1] en de renovatieplannen te beoordelen op aardbevingsbestendigheid. De [flatnaam 1] is vervolgens opgenomen in de zogenoemde NAM Engineeringpilot voor bouwkundig versterken. NAM heeft hiervoor het Centrum Veilig Wonen (hierna: het CVW) ingeschakeld. Deze heeft het feitelijke onderzoek naar aardbevingsbestendigheid belegd bij onderzoeksbureau ARUP B.V. (hierna: ARUP).
3.7.
Op 16 december 2015 heeft op het kantoor van het CVW een ‘kick-off’ meeting met ARUP plaatsgevonden. In de notulen van die bijeenkomst staat dat ARUP de bij Hado beschikbare informatie zou inventariseren en een plan van aanpak zou maken.
3.8
ARUP heeft op 22 januari 2016 een Plan van Aanpak opgesteld. Daarin staat onder meer het volgende:
(…) A major renovation to the building is scheduled for execution starting summer 2016. For this renovation a concept design has been made by engineering company HADO from Delfzijl en AAS architects from Groningen. The design will be checked in combination with the seismic behaviour of the building.
We adopt the following strategy to reach our objective:
• (…);
• Detailed drawings and design will be done by HADO, with the (seismic) support of Arup (…).
• Aspirations - To get the most acceptable solutions, during the development phase we will weekly meet with the project team to discuss upgrading measures (CVW, HADO, AAS and Lefier). Our aim is to develop solutions which will be, to the degree possible given the constraints of the buildings and the design criteria: practical to implement, cost-effective, noninvasive (if possible)integrated.
• Impact of seismic assessment to current design of HADO is not known yet; therefore resources required after Knowledge Phase is based on assumptions and can change if seismic performance of [flatnaam 1] is different from these assumptions.”
3.9.
ARUP heeft in juni 2016 een presentatie gehouden van de uitkomsten van haar analyse en op 4 juli 2016 een eerste concept-rapportage gemaakt.
3.10.
Op 4 november 2016 heeft ARUP een definitief rapport uitgebracht (hierna ook: het Rapport). Haar conclusie was dat de bestaande constructie van de hoogbouw voldeed aan de eisen van de NPR 9998, maar dat er wel falen optrad van de gemetselde borstweringen van de balkons, de kopgevels en de liftschacht op dak-niveau en dat dit nader moest worden onderzocht.
De heer [naam] heeft daarom (al eerder, te weten medio oktober 2016) voor de onderdelen kopgevels en borstwerkingen een aanvullende risico analyse uitgevoerd. Hieruit volgde dat versterking van de borstweringen van de balkons gewenst was vanwege de ligging boven de entree. Voor de gemetselde kopgevels werd geen aanleiding gezien voor versterken, omdat het risico dat er een voorbijganger onder zou staan zeer klein werd geacht. Verder is opgemerkt dat het omvallen van de hele gevel niet realistisch is omdat deze eerder al degradeert tot meer losse stenen. (Borg, p.9)
3.11.1
In Appendix I bij het rapport van 4 november 2016 (de ‘Qualitative Review of Proposed Renovation’) heeft ARUP een oordeel gegeven over de uitbreiding van de hoogbouw en de verwachte invloed daarvan op de aardbevingsbestendigheid van de
[flatnaam 1] . ARUP is daarbij uitgegaan van bouwtekeningen van AAS van 10 maart 2016 en berekeningen van Hado van 26 september 2016. ARUP vermeldt dat Hado twee scenario’s heeft doorgerekend: scenario 1 met een massatoename van 0% en scenario 2 met een massatoename van 7%. Uit bijlagen bij een rapport van Hado van 22 december 2017, valt op te maken dat scenario 1 inhield: “
kopgevels worden vervangen door een nieuwe buitenschil met een maximaal gewicht van 80kg/m2” en scenario 2 “
Behoud van kopgevels, voldoende verankerd”.
3.11.2
ARUP heeft gerapporteerd dat de bestaande hoofdconstructie bij een belastingtoename van 0% aan de NPR 9998 voldoet en dat aanvullende analyses nodig waren om te bepalen of de stabiliteitswanden in de lengterichting genoeg weerstand kunnen bieden tegen de belastingtoename van 7% wanneer voor scenario 2 zou worden gekozen.
In Appendix I bij het Rapport is vermeld dat die verdere analyses voor scenario 2 zijn uitgevoerd, dat op basis van 2 van de 7 tijdsignalen is geconcludeerd dat de langswand van de [flatnaam 1] sterk genoeg is om een gewichtstoename van ongeveer 7% op te nemen en dat er geen aanvullende maatregelen nodig zijn.
3.11.3
ARUP heeft in hoofdstuk 13 van Appendix 1 de volgende aanbevelingen geformuleerd om ervoor te zorgen dat het ontwerp zou voldoen aan de seismische ontwerpeisen:
1. De totale massatoename van de constructie moet zo minimaal mogelijk zijn en symmetrisch blijven (de voorgestelde toename met 7% zal gevalideerd worden door een analyse).
2. De toegevoegde constructie voegt geen extra horizontale stijfheid toe, alleen massa.
3. Alle nieuwe wanden en vloeren moeten ondersteund worden door een lichtgewicht constructie, die kan vervormen bij een seismische beweging. Een geschikte oplossing zou een stalen frame zijn (liggers en kolommen) met lichtgewicht woning scheidende wanden.
4. Het materiaal van de vloerschijf moet stijf zijn in het vlak, zodat de vloer horizontale belastingen in twee richtingen kan verdelen.
5. Elke wand en vloer moet in staat zijn een versnelling van 0.3g (permanente en variabele belasting) te verdelen in beide horizontale richtingen.
6. De verbinding aan de bestaande constructie moet de hierboven benoemde
belastingen kunnen verdelen.
7. De nieuwe constructie mag geen bestaande dilataties met elkaar verbinden.
8. Er zijn geen nieuwe openingen en grote veranderingen aan de bestaande constructie aangenomen.
In hoofdstuk 10 van het Rapport “Recommendations” staat dat het ontwerp voor de uitbouw van de [flatnaam 1] aan deze vereisten moet voldoen en dat ARUP dat ontwerp, details en berekeningen zal beoordelen zodra deze klaar zijn. Verder is vermeld dat de laagbouw niet is geïnspecteerd en dat de analyse daarvan niet compleet is.
3.12.
Tijdens het onderzoek naar de aardbevingsbestendigheid van de [flatnaam 1] is de regie over het versterken van gebouwen overgedragen aan de Nationaal Coördinator Groningen (hierna: de NCG). De NCG heeft ook het onderzoek naar de [flatnaam 1] nader begeleid. De NCG heeft in antwoord op vragen van Lefier op 1 februari 2017 geschreven dat inmiddels was gebleken dat er afgezien van het verstevigen van de balustrades van de balkons boven de ingang, geen sprake is van een noodzaak om de [flatnaam 1] te versterken en dat CVW, NAM en NCG daarom geen actieve rol hebben in de verbouwing. Het rapport van ARUP en de berekening van [naam] zijn als bijlagen toegevoegd.
3.13.
NAM heeft bij brieven van 1 en 6 februari 2017 aan Lefier meegedeeld dat zij de kosten voor het verstevigen van de balustrades zou vergoeden indien die versterking zou worden uitgevoerd en dat zij haar wettelijke aansprakelijkheid aanvaardt voor toekomstige schade en/of benodigde versterkingen veroorzaakt door (het risico op) aardbevingen die het gevolg zijn van haar activiteiten. Omdat de bestaande balkons bij de renovatie vervielen, is versterking van de balustrades achterwege gebleven.
3.14.
Op 12 oktober 2017 heeft een “Workshop review [flatnaam 1] ” plaatsgevonden. In de notulen van die bijeenkomst staat dat van het oude trappenhuis van de [flatnaam 1] appartementen worden gemaakt, dat het renovatieplan wordt aangepast ten behoeve van bezuinigingen, dat de wijzigingen op het ontwerp met ARUP zouden worden gecommuniceerd, dat middels berekeningen bewezen zou worden dat de totale massa zou toenemen met minder dan 7%, en voor verdere bezuinigingen zelfs 0% en dat er geen nieuwe elementen werden toegevoegd voor stabiliteit.
Door ARUP is opgemerkt dat het voorlopige ontwerp van Hado van augustus 2017 te weinig detail bevatte voor een goede review op alle voorwaarden die in het rapport van 4 november 2016 zijn genoemd en dat verbindingen tussen de hoofdconstructie en de uitbouw verder moesten worden uitgewerkt, zodat zeker zou zijn dat er bijvoorbeeld ook geen verbinding zou ontstaan over de dilatatie. Er zijn procesafspraken gemaakt, waarbij de samenwerking tussen ARUP en Hado werd geïntensiveerd.
3.15.
Hado heeft op 22 december 2017 een definitief ontwerp van de renovatie berekend. Borg schrijft hierover het volgende (Borg, p.12):

Volgens de rapportage betreft de renovatie:
- Uitbreiding vloeroppervlak aan de voor- en achterzijde van het gebouw.
- Vervanging van de bestaande steens metselwerk kopgevels door een licht gevelsysteem (max 0,80kN/m2).
- Vervanging van de balkons aan de voorzijde door een houten vloerconstructie. Deze wordt opgehangen middels een staalconstructie aan de bestaande consoles.
- Verwijderen bestaande betonnen dakconstructie van de laagbouw vanaf stramien Z het eerste vak en vanaf stramien E het eerste vak.
- Diverse sparingen en een vergroting van de sparing van de bestaande trapconstructie.
- In de eerste ontwerpfase waren er diverse sparingen ontworpen tpv de keukens in de bestaande constructieve betonwanden. Deze sparingen zijn komen te vervallen om te kunnen voldoen aan de NPR.
In de bijlage (13, HADO) is de berekening van de gewichten van de bestaande en verbouwde toestand toegevoegd. Er worden twee opties benoemd:
- Optie 1: behoud van kopgevels, voldoende verankerd. Citaat: "Tijdens aanbestedingsfase is deze optie komen te vervallen (genoemd in review scenario 2 - 107%).”
- Optie 2: kopgevels worden vervangen door een nieuwe buitenschil met een maximaal gewicht van 80kg/m2. Citaat: “Tijdens de aanbestedingsfase is deze optie gekozen (genoemd in review scenario 1 - 100%).” Vervanging van de metselwerk-wanden op stramien B1 door HSB-wanden is komen te vervallen, waardoor de gewichtstoename met 2,4% is gestegen.
- Er wordt nog vermeld dat de vervanging van de bestaande prefab balkons door houten vloeren nog zorgt voor een reductie in belastingen van c.a. 420kN; ofwel de massatoename is beperkt tot 1,8%.
Tevens zijn in de berekening de volgende onderdelen te vinden:
• De staalconstructie van de uitbreidingen, berekend zowel in doorsnede op statische-en windbelasting, als die van de vloerschijf op een seismische versnelling van 0,3g.
• Bepaling van de koppelingen van het stabiliteitsverbanden aan de vloer, berekening ankers op seismische krachten uit berekening vloerschijf.
- Kolomtoets overbrugging laagbouw op verschilverplaatsing door aardbeving op begane grondniveau, waarbij 10 mm als verschil is aangehouden.
- Berekening stabiliteitsverbanden in de laagbouw, berekend op een seismische versnelling van 0,3g.”
3.16.
In de notulen van een bespreking op 10 januari 2018, waarin (naar de rechtbank aanneemt) [afkorting medewerker Hado] staat voor [medewerker Hado] van Hado en [afkorting medewerker ARUP] voor [medewerker ARUP] van ARUP, wordt met betrekking tot de constructie onder meer het volgende vermeld:
“General discussion about design report from Hado
(…)

Several new steel columns-to-piles connections of the added steel structure of the high-rise are crossing the plane of the ground floor of the low-rise building (that annexes the high-rise). The connection detail is designed in such a way that no vertical forces from the low-rise will be transferred to the piles. On the other hand the columns will be horizontally connected to this floor. Hado designed the columns to be able to take any loads resulting from differential horizontal displacements between high-rise and low-rise.

[afkorting medewerker ARUP] will check with the seismic lead if this detail is correct or if unwanted effects may occur when an earthquake happens.

Hado’s report is unclear about the design principles of the braced frames for the low-rise annexes. [afkorting medewerker Hado] replies that the new braced frames for the lateral stability system of the annex are designed using an equivalent lateral force on the frames of 0.3g. [afkorting medewerker ARUP] will check with the seismic lead if this approach is enough for the low-rises or if a more advanced method should be used, presumably a MRSA.

[afkorting medewerker Hado] lets the attendees know that, due to a possibly easier way for construction of the low-rise annex modifications, an alternative design for the low-rises is being discussed. This alternative consists of demolishing the entire superstructure of the low-rise buildings and replacing them with a new, lightweight structure in steel.

[afkorting medewerker ARUP] replies that it should be clear to Arup what the final design will be, before Arup starts any work on the seismic check or the low-rises. (…)”
3.17.
ARUP heeft het definitieve ontwerp voor de uitbouw beoordeeld en hierover op 7 februari 2018 rapport uitgebracht. Borg schrijft hierover het volgende (Borg, p. 12):
“Beoordeeld zijn de tekeningen van HADO van 24 januari 2018 en de statische berekening van 19 januari 2018. Deze zijn niet aan ons verstrekt. ARUP beschrijft de constructie van het renovatie ontwerp als volgt:
- De vloeren van de uitbreiding zijn van hout, opgelegd op een staal- en houtconstructie. Deze is opgelegd op kolommen en rechtstreeks gefundeerd.
- Er zijn kruizen aangebracht om de constructie horizontaal te verbinden met de bestaande betonvloeren.
- De kolommen gaan door de begane grondvloer van de laagbouw, waarbij deze horizontaal worden gesteund maar verticaal vrij zijn gehouden.
- De massatoename is 3,1%. ARUP heeft dat niet kunnen verifiëren.
De conclusie van ARUP is dat omdat de massatoename ca. 3% is er geen nadere seismische
analyse nodig is. Er wordt verwezen naar de rapportage van de eerdere seismische beoordeling die aangaf dat 7% massatoename niet leidt tot aanpassing van de conclusies. Daarnaast concludeert ARUP dat er geen wijzigingen zijn aangebracht aan het stabiliteitssysteem van de bestaande constructie (zoals bijvoorbeeld het maken van grote openingen), waarmee de analyse nog steeds als representatief gezien kan worden ten aanzien van de stabiliteit.
Het rapport sluit af met de conclusie dat de beoogde uitbreiding voldoet aan de eisen van de
NPR. De nieuwe laagbouw is niet beoordeeld. ARUP gaat er vanuit dat deze conform de NPR wordt ontworpen (nb: letterlijk stelt men ‘de relevante ontwerpnormen’).
Als aanbevelingen worden gegeven, dat er geen verdere ontwerpwijzigingen nodig zijn wat betreft de seismische uitkomst en dat voor de dilatatie tussen bestaand en nieuw 20 mm ruimte aangehouden kan worden.”
3.18.
De werkzaamheden aan de [flatnaam 1] zijn van 1 januari 2018 tot en met 1 mei 2019 uitgevoerd.
3.19.
De aannemer van Lefier, Van Wijnen, heeft een opstelling gemaakt, getiteld “meerkosten ABB vanuit review van ARUP dd 2018-11-29”. Daarin is een vergelijking gemaakt tussen de kosten van niet aardbevingsbestendig bouwen (NABB) en wel aardbevingsbestendig bouwen (ABB). Van Wijnen heeft de meerkosten van het aardbevingsbestendig bouwen berekend op € 546.231,80 exclusief btw.
3.20.
Lefier en NAM hebben vanaf maart 2017 gecorrespondeerd over de vertraging die de renovatie door het onderzoek van ARUP had opgelopen. Zij hebben begin 2020 een vaststellingsovereenkomst (hierna: de VOK) getekend waarin is vastgelegd dat NAM tegen finale kwijting aan Lefier € 323.000 voldoet als vergoeding voor huurderving, vertragingskosten en extra inzet van een constructeur en een projectmanager. NAM heeft dat bedrag voldaan.
3.21.
Bij brieven van 16 juni 2020 en 23 juli 2021 heeft (de raadsman van) Lefier NAM gesommeerd om € 660.940,48 te vergoeden, zijnde het door Van Wijnen berekende bedrag aan meerkosten voor aardbevingsbestendig bouwen plus btw. NAM heeft die vordering afgewezen. Zij heeft toegelicht dat zowel uit de Pilot als de beoordeling door de NCG is gebleken dat er geen noodzaak bestaat tot het treffen van versterkingsmaatregelen en dat gestelde vertragingsschade met de VOK is afgehandeld.
3.22.
[medewerker Hado] van Hado heeft op 10 juni 2021 een “Constructieve Memo” opgesteld. In dat memo wordt een overzicht gegeven van de constructieve aanpassingen die aldus Hado ten opzichte van het originele ontwerp van AAS/Hado zijn doorgevoerd om aan de NPR9998 te voldoen. [medewerker Hado] schrijft onder meer het volgende:
“(…) Uit een eerste inventarisatie met Arup bleek dat de [flatnaam 1] vergaande versterkingen nodig had, op het moment dat het originele plan doorgezet zou worden. Er werden teveel stabiliserende elementen aangepast, waardoor het gebouw nog wel zou voldoen aan het bouwbesluit, maar niet meer aan de NPR9998. Hierdoor heeft het ontwerp een eerste aanpassing ondergaan. (…)
Overzicht aanpassingen vanuit review met Arup om te voldoen aan de NPR9998:
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de constructieve aanpassingen die gerealiseerd zijn ten
opzichte van het originele ontwerp van AAS/HADO om te voldoen aan de NPR9998(2015). De
aanpassingen zijn besproken en beoordeelt vanuit de review van Arup.
In samenspraak met Arup is besloten dat voor het gebouw een maximale gewichtstoename van 107%
aanvaard is. Vanuit dit perspectief is de volgende concessie gedaan:
  • Het toepassen van steenstrips in plaats van baksteen 100mm (…).
  • Het laten vervallen van de sparingen in de constructieve wanden en alternatieve indelingen doorvoeren.
  • Het aanpassen van de “brug” over de laagbouw op stramien E en Z. Deze zijn vervangen door een doorlopende staalconstructie met extra fundering.
  • Het toepassen van zwaardere windverbanden met bijbehorende koppelingen volgens voorwaarden NPR9998 in de nieuwe verdiepingsvloeren en dakconstructie (hoogbouw).
  • Het koppelen van de in het werk gestorte betonvloer op de begane grond. In gelijmde wapening rod 8-150 o/b.
  • Aanpassing aansluiting houten vloerelementen in verband met detaillering volgens NPR9998. (…)
  • Het metselwerk op de balkons aan de voorzijde is verwijderd.
  • De balkons zijn in overleg met Arup verwijderd in plaats van vastgezet. Extra aanpassingen aan de staalconstructie konden hierdoor achterwege blijven nu deze gekoppeld kunnen worden aan de consoles.
Aanpassingen aan de laagbouw van de [flatnaam 1]
  • Het toepassen van een seismische ontkoppeling met de hoogbouw aan de voor- en achterzijde.
  • Het toepassen van extra stabiliteitsverbanden in de laagbouw.
De bestaande constructie mocht geen achteruitgang ondervinden in de stabiliteit. Hiervoor zijn de
volgende concessies gedaan in het ontwerp:
-
Het laten vervallen van de sparingen in de constructieve wanden en alternatieve indelingen
doorvoeren.
-
De nieuwe constructie mocht geen extra stijfheid toevoegen aan de bestaande constructie.
Daarnaast moet de nieuwe constructie voldoende horizontaal gekoppeld worden aan de bestaande
constructie. Hiervoor is de volgende aanpassing gerealiseerd:
  • Het aanpassen van de "brug" over de laagbouw op stramien E en Z. Deze zijn vervangen door een doorlopende staalconstructie met extra fundering.
  • Het toepassen van meer en zwaardere windverbanden met bijbehorende koppelingen
  • volgens voorwaarden NPR9998 in de nieuwe verdiepingsvloeren en dakconstructie
  • (hoogbouw).
  • Het koppelen van de in het werk gestorte betonvloer op de begane grond. In gelijmde
  • wapening rond 8-150 o/b.
  • Aanpassing aansluiting houten vloerelementen in verband met detaillering volgens NPR9998.
Vanuit de veiligheid van secundaire elementen zijn de volgende aanpassingen doorgevoerd:
  • Het metselwerk op de balkons aan de voorzijde is verwijderd.
  • De balkons zijn in overleg met Arup verwijderd in plaats van vastgezet. Extra aanpassingen aan de staalconstructie konden hierdoor achterwege blijven nu deze gekoppeld kunnen worden aan de consoles.
Aanpassingen aan de laagbouw van de [flatnaam 1] :
-
Het toepassen van een seismische ontkoppeling met de hoogbouw aan de voor- en
achterzijde.
-
Het toepassen van extra stabiliteitsverbanden in de laagbouw.
De volgende maatregel staat ter discussie en is in naar de uitvoering toe aangepast.
-
Tijdens de bepaling van de aardbevingsbestendigheid van de [flatnaam 1] bezweken de kopgevels in een zeer vroeg stadium, zie hiervoor rapport Arup, d.d. 4 november 2016. Dit resulteerde in een vroegtijdige gewichtsreductie tijdens de seismische activiteit en dit element zou versterkt moeten worden. Vanuit de NAM is een rapport (Zonder bedrijfsnaam of verantwoordelijke ingenieur) opgesteld dat deze gevels (naar beste inschatting) geen risico vormden voor de omgeving. Gezien het achterwege blijven van de beoordeling door Arup van de gerenoveerde situatie is het altijd een discussie gebleven tussen NAM/Arup of het pand zou voldoen aan de NPR9998 met de vastgezette kopgevel.
Vanuit inspectie naar de koppeling van de kopgevels is gebleken dat deze gerenoveerd moest worden. Dit zou betekenen dat de kopgevels weer volledig vast aan het gebouw zouden zitten en de aardbevingsbestendigheid ter discussie zou komen te staan. In de voorbereiding is uiteindelijk besloten om de kopgevels te vervangen door lichtgewicht gevels, waardoor er met zekerheid werd voldaan aan de NPR9998.”
3.23.
Per verzoekschrift van 22 november 2022 heeft Lefier deze rechtbank gevraagd een voorlopig deskundigenbericht te bevelen naar (kort gezegd) de meerkosten om de [flatnaam 1] te laten voldoen aan de NPR 9998 versie 2015 en aardbevingsbestendig te bouwen/renoveren. NAM heeft verweer gevoerd dat primair strekte tot afwijzing van het verzoek en subsidiair een andere vraagstelling bepleitte.
3.24.
Bij beschikking van deze rechtbank van 7 april 2022 is ARUP als deskundige benoemd, ter beantwoording van de volgende vragen:
Kunt u met betrekking tot de renovatie van de [flatnaam 1] aangeven welke werkzaamheden er zijn verricht, om (i) te voldoen aan de richtlijnen uit NPR9998:2015 en (ii) aardbevingsbestendig te bouwen/renoveren? Is er een recentere NPR 9998 mogelijk van toepassing? Hoe luidt uw antwoord dan?
Kunt u aangeven of en zo ja welke extra kosten (meerkosten) Lefier hiervoor heeft moeten maken (in vergelijking met een renovatie van de [flatnaam 1] zonder die werkzaamheden) en of dat redelijke kosten zijn geweest? Hoe luidt uw antwoord wanneer er mogelijk een recentere NPPR9998 van toepassing is?
Zou uw antwoord op de vragen a) en b) anders luiden indien het gebouw niet in aardbevingsgebied zou staan?
Geeft uw onderzoek overigens nog aanleiding voor opmerkingen?
Omdat ARUP te kennen gaf dat zij niet vrijstond, is bij beschikking van 13 juli 2022 Borg als deskundige benoemd. NAM heeft het voorschot op de kosten van Borg voldaan.
3.25.1
Op 25 april 2024 heeft Borg gerapporteerd. In hoofdstuk 5.2. van het rapport staat het volgende over de geplande en uitgevoerde renovatie.
“5.2.2.1 Oorspronkelijke opzet renovatie
De vroegste opzet van de renovatie bij ons bekend zijn de bouwkundige tekeningen van AAS van
10 maart 2016 (4, AAS). Ten opzichte van de bestaande bouw omvatten de aanpassingen globaal:
- Uitbreiding van de woningen aan voor- en achterzijde met ca. 2 meter en extra buitenruimtes.
- De bestaande voor- en achtergevel wordt daarvoor gesloopt en er komt een nieuwe gevel.
- De constructie van de vloer, wanden en gevel bestaat uit houtskeletbouwelementen.
- Sparingen door vloeren voor leidingschachten.
- Maken van vluchttrappen aan beide uiteinden van het gebouw.
5.2.2.2 Uiteindelijke opzet renovatie aardbevingsbestendig
De opzet van de uiteindelijke renovatie (18, AAS) is grotendeels gelijk gebleven. Functioneel zijn de buitenruimtes (balkons) komen te vervallen en is het trappenhuis aan de kopse kanten van het gebouw woning geworden, waarbij er een vluchttrap aan het einde van de gang is gemaakt. Van de kopgevels is het metselwerk buitenblad vervangen door een geïsoleerd systeem met steenstrips. De langsgevels worden gemaakt met een licht, modulair profielsysteem. De laagbouw is los gehouden van de hoogbouw, door het inkorten van het betondak nabij de hoogbouw en dit te vervangen door een dak van hout.”
3.25.2
Borg concludeert dat de renovatie terecht is getoetst aan de NPR 9998 versie van december 2015. In paragraaf 6.2 heeft zij uiteengezet hoe zij tot haar bevindingen is gekomen.

6.2 Eigen beschouwing
In hoofdstuk 5 hebben wij met een analyse van de genoemde gegevens uit de rapporten onze beschouwingen gerapporteerd. Samengevat zijn de beschouwingen als volgt:
6.2.1
Ontwerpproces
Om de renovatie te realiseren is alles gedaan om binnen de kaders van de analyse van ARUP te blijven, om daarmee impliciet te voldoen aan de NPR, omdat de analyse van ARUP gebaseerd is op de NPR. Door het taakstellend stellen van de analyse van ARUP is er blijkbaar geen ruimte geweest andere strategieën te doorlopen. De gemaakte keuzes in het ontwerp van de renovatie zijn verklaarbaar vanuit het gestelde kader van behoud van de on-versterkte flat. Omdat de meeste keuzes van het ontwerp passend zijn gehouden binnen het aldus ontstane randvoorwaardelijke kader vanuit de seismische analyse van ARUP gebaseerd op de NPR, zijn deze maatregelen te zien als voldoen aan de richtlijnen uit de NPR. Daarmee is niet te stellen dat dit de meest kostenefficiënte aanpak is geweest. Omdat ontwerpkeuzes ook worden gemaakt op andere criteria dan de seismische kaders, is het niet ondenkbaar dat de renovatie er in grote lijnen hetzelfde had uitgezien als nu ontwikkeld. (…)
6.2.3
Seismische onderbouwing nieuwe bouwdelen
ARUP doet geen her-analyse van de aan de hoogbouw toegevoegde constructies en sluit de laagbouw uit. Zij geven een waarde van de te rekenen versnelling van 0,3g bij een aardbeving mee als waarde om aan onderdelen te rekenen. ARUP heeft niet onderbouwd hoe zij aan deze waarde gekomen zijn, hoe dit gebaseerd is op de NPR en heeft niet meegegeven hoe dit verwerkt moet worden binnen het kader van de NPR. Dit gegeven wordt door HADO gebruikt om de dimensies te bepalen van de constructie van de uitbreiding van de hoogbouw en de laagbouw. De wijze van analyse kan gezien worden als het onderbouwen van aardbevingsbestendig bouwen, maar is niet conform de richtlijnen van de NPR. Het niet mee-analyseren in de seismische hoofdberekening van de laagbouw en de nadere uitsluiting ervan door ARUP leidt tot de ontwerpkeuze om de laagbouw los te koppelen van de hoogbouw en deze apart te voorzien van stabiliteitselementen. Dit kan gezien worden als blijven voldoen aan het randvoorwaardelijke kader als omschreven in 6.2.1. Ook hier geldt weer dat daarmee niet te stellen is dat dit de meest kostenefficiënte aanpak is geweest.”
3.25.3
Borg heeft vraag (a) van de rechtbank, welke werkzaamheden er zijn verricht om te voldoen aan de NPR 9998 en aardbevingsbestendig te bouwen, in paragraaf 6.3. als volgt beantwoord:
“i.Te voldoen aan de richtlijnen uit NPR9998.-2015
Met verwijzing naar 6.2.2 en de posten zoals genoemd in de kostenopstelling van Van Wijnen ([21, Van Wijnen]), zijn de volgende onderdelen onderbouwd vanuit de NPR 9998:2015 (met beargumentering):
Steenstrips langsgevels - om te blijven voldoen aan de seismische beoordeling van ARUP [7, ARUP]
Sparing in keukens vervallen - idem, geen aanpassingen capaciteit bestaande draagstructuur [7, ARUP]
Brug over laagbouw - idem, ontkoppelen massa van laagbouw [7, ARUP]
5. Nieuwe begane grondvloer - idem, ontkoppelen massa van laagbouw [7, ARUP]
7. Metselwerk balkons (borstweringen) - volgend uit analyse [8, ARUP] en [6, [naam] ]
8. Balkonvloeren - om te blijven voldoen aan de seismische beoordeling van ARUP [7, ARUP]
9. Seismische ontkoppeling - zie 3.
11. Maatregel kopgevels - om te blijven voldoen aan de seismische beoordeling van ARUP [7, ARUP]
91. Adviseurs - extra werkzaamheden engineering en proces en post Uitvoering e.d. is gevolg vanuit de werkzaamheden.
en
iiAardbevingsbestendig bouwen/renoveren?
Met verwijzing naar 6.2.3 en de posten zoals genoemd in de kostenopstelling van Van Wijnen ([21, Van Wijnen]) zijn de volgende onderdelen in het kader van aardbevingsbestendig bouwen verricht, maar rekenkundig niet onderbouwd vanuit de NPR 9998:2015 verricht (met beargumentering):
4. Windverbanden nieuwe gevel - om vloerschijven te creëren voor de uitbreidingen
aan de bestaande flat. [19, HADO]
6. Houten vloerelementen - als onderdeel van 4.
10. Stabiliteitsverbanden laagbouw - voortkomend uit ontkoppeling van de hoogbouw [19, HADO]
21. Frames + portaal laagbouw achtergevel als 10.”
3.25.4
Op vraag (c), of de antwoorden anders zouden luiden indien het gebouw niet in aardbevingsgebied zou staan, heeft Borg geantwoord:
“Ja, de genoemde werkzaamheden zouden dan niet zijn uitgevoerd.
Waarbij opgemerkt dat sommige keuzes zoals bijvoorbeeld de nieuwe gevels met een lichtgewicht systeem dan ook gemaakt zouden kunnen worden, om tot een integrale ontwerpkeuze te komen waarbij de afwegingen worden gemaakt op aspecten als verschijningsvorm (kwaliteit van het visuele beeld van de gevel), voldoen aan huidige eisen van thermische en akoestische isolatie en bouwsnelheid. Dit past in een ontwerpproces waarbij integrale keuzes worden gemaakt, die het beste voor het project zijn.”
3.25.5
Op vraag (d), of het onderzoek overigens nog aanleiding geeft voor opmerkingen, heeft Borg het volgende antwoord gegeven:
“Ons is opgevallen dat er door betrokkenen geen uitgewerkt voorstel gegeven kan worden van de renovatie zonder de invloed van aardbevingsbestendig bouwen. Dat maakt onduidelijk voor partijen om te beoordelen wat de noodzaak is van bepaalde ontwerpkeuzes en welke kosten daar mee gemoeid zijn. Wij vermoeden dat dit gegeven uiteindelijk ook de bron is van het ontstane geschil.
Ons onderzoek heeft minder snel en efficiënt uitgevoerd kunnen worden, vanwege onze behoefte aan stukken die geen onderdeel waren van de aangeleverde processtukken maar er wel in vermeld staan. Ook na herhaaldelijk verzoek zijn uiteindelijk niet alle gewenste stukken aan ons verstrekt. Het is mogelijk dat in bepaald detail onze analyse kan wijzigen als genoemde stukken alsnog worden verstrekt, maar wij achten desondanks de kans niet groot dat de beantwoording van de vragen daar mee zal wijzigen.”
3.25.6
Borg heeft ter beantwoording van vraag (b) de opstelling van Van Wijnen beoordeeld en - na de reactie van partijen op het concept-rapport - een bedrag van € 395.900 exclusief btw aan meerkosten redelijk geacht. Borg heeft toegelicht dat zij van mening is dat de onderbouwing op onderdelen aangescherpt kan worden door lagere eenheidsprijzen of hoeveelheden of het ontbreken van de noodzaak van opgevoerde kosten. De door Van Wijnen berekende meerkosten voor steenstrips ten opzichte van metselwerk acht Borg bij nader inzien onterecht, omdat een metselwerkgevel volgens haar geen deel was van het oorspronkelijke plan. De meerkosten van de verschillende onderdelen zijn als volgt begroot:
Van Wijnen
Borg
1
Steenstrips ipv Metselwerk
20.024,72
2
Sparing in keuken
3
Brug over laagbouw
27.094,68
12.621,00
4
Windverbanden nieuwe gevel
116.190,00
61.700,00
5
Nieuwe begane grond vloer
3.432,00
3.432,00
6
Houten vloerelementen
21.111,00
13.731,00
7
Metselwerk balkons (borstweringen)
8.970,90
8.971,00
8
Balkonvloeren
68.112,26
62.976,00
9
Seismische ontkoppeling
10
Stabiliteitsverbanden laagbouw
23.418,86
23.419,00
11
Maatregel Kopgevels
140.229,22
111.087,00
21
Frames + portaal laagbouw achtergevel
4.798,22
4.798,00
91
Adviseurs
36.011,50
36.012,00
Bouwtijdverlenging
7.652,58
3.813,00
Uitvoering
14.992,25
14.992,00
Totaal onderdelen
492.039,21
357.552,00
Verletpercentage
1.284,71
Algemene kosten (7,5%)
36.999,29
26.816,00
Winst en risico (3%)
15.909,70
11.531,00
Totaal meerkosten exclusief btw (afgerond)
546.233
395.9
3.25.7.
Op de reactie van NAM dat de vraag welke meerkosten er zijn niet kan worden beantwoord, omdat er geen uitgewerkt voorstel voor de renovatie zonder toepassing van de NPR 9998 is, heeft Borg het volgende geantwoord:
“Vanuit onze deskundigheid hebben wij met de dossierstukken de analyse gedaan met als resultaat de beantwoording in 6.3. In de dossierstukken zijn motivaties gevonden waarom bepaalde zaken worden gedaan binnen het kader van aardbevingsbestendig bouwen. De genoemde notulen, verslagen en rapporten van derden als ARUP complementeren het beeld.
(…) NB Juist vanuit het feit dat ARUP de laagbouw weggelaten heeft uit de analyse maakt dat hier ingrepen zijn gedaan in het kader van het aardbevingsbestendig bouwen.”

4.De vordering en het verweer

Vordering Lefier
4.1
Lefier vordert - samengevat en uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van NAM tot betaling van:
- € 617.633,22 inclusief btw aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2018, althans 1 mei 2019, althans datum verzoekschrift althans datum dagvaarding;
- € 71.057,25 inclusief btw aan buitengerechtelijke kosten, met rente vanaf de dag van de dagvaarding;
- de kosten van deze procedure, met wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis.
4.2.
Lefier legt aan haar vordering ten grondslag dat zij meerkosten heeft moeten maken om de [flatnaam 1] aardbevingsbestendig te renoveren conform de NPR 9998. Lefier voert aan dat Hado in overleg met ARUP constateerde dat de [flatnaam 1] vergaande versterkingen nodig had indien het oorspronkelijke plan doorgezet zou worden, dat ARUP
- ondanks aanvraag daartoe - van NAM niet de opdracht heeft gekregen om van deze benodigde versterkingen een (aanvullend) rapport op te maken en dat het ontwerp door Hado en ARUP uiteindelijk meerdere keren is aangepast zodat dit zou voldoen aan de NPR 9998. De daarmee gemoeide meerkosten vallen op grond van artikel 6:184 BW onder de kosten ter voorkoming en beperking van schade door gaswinning, waarvoor NAM op grond van artikel 6:177 lid 1 sub BW en artikel 6:162 BW aansprakelijk is.
4.3.
Lefier sluit zich grotendeels aan bij de beoordeling door Borg en het door Borg genoemde bedrag aan meerkosten, behoudens waar het gaat om de onderdelen (1) Steenstrips langsgevels, (4) Laswerk windverbanden nieuwe gevel en Bouwtijdverlenging, steigers en bouwliften. De eerste twee posten heeft Borg volgens Lefier ten onrechte niet respectievelijk lager begroot en de vervanging van het buitenspouwblad is aldus Lefier een stuk ingrijpender geweest dan aanvankelijk gedacht. Het totaal van deze posten ad € 103.656,72 (te weten: € 20.024,72 + € 54.490 + € 29.142) moet bij het door Borg genoemde bedrag worden opgeteld. Vermeerderd met 7,5% algemene kosten en 3% winst en risico (samen € 10.883,96), bedragen de meerkosten dan € 510.440,68. Aangezien Lefier geen btw kan verrekenen, komt het totale schadebedrag uit op € 617.633,22.
4.4.
De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten ziet op interne kosten van Lefier ter hoogte van in totaal € 58.725,00 plus 21% btw. Deze kosten komen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub a en/of b BW als buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking.
Verweer NAM
4.5.
NAM betwist de vorderingen van Lefier. Zij voert aan dat het deskundigenrapport van Borg waar Lefier haar standpunt op baseert, niet concludent is en om die reden niet kan dienen als bewijs. Borg diende de vraag te beantwoorden welke werkzaamheden met betrekking tot de renovatie van de [flatnaam 1] zijn verricht om deze te laten voldoen aan de richtlijnen van de NPR 9998. Nu er geen initieel ontwerp aan Borg ter beschikking is gesteld waaruit blijkt wat de kosten van de renovatie zonder de invloed van aardbevingsbestendig bouwen zijn, is het volgens NAM niet mogelijk om tot een zinvolle beantwoording van de door de rechtbank gestelde vragen te komen. Borg concretiseert niet welke maatregelen Lefier heeft getroffen, maar benoemt slechts maatregelen die mogelijk zouden kunnen zijn uitgevoerd om te voldoen aan aanbevelingen van ARUP.
NAM merkt op dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in zijn arrest van 16 juli 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019: 5849) heeft geoordeeld dat maatregelen die op grond van de NPR 9998 bij de verbouwing of de nieuwbouw van een gebouw worden genomen, redelijk zijn en dat dit er omgekeerd op neer komt dat maatregelen die niet op grond van de NPR 9998 genomen hoeven te worden, niet redelijk zijn.
4.6.
NAM bestrijdt de stelling van Lefier dat Hado het ontwerp in overleg met ARUP meerdere keren heeft aangepast om de uitbouw van de [flatnaam 1] aan de NPR 9998 te laten voldoen. Dit volgt aldus NAM ook niet uit het dossier waarover Borg heeft beschikt. Uit de ARUP-rapporten blijkt dat de [flatnaam 1] niet versterkt hoefde te worden en dat beide scenario’s die Hado voor de renovatie had berekend, zonder de noodzaak van verdere versterkingen aan de NPR 9998 voldeden. De balustrades van de balkons moesten wel worden versterkt maar omdat deze vanwege het oorspronkelijke uitbreidingsplan al vervielen, heeft Lefier daarvoor geen kosten gemaakt.
De keuze om de gemetselde kopgevels te vervangen door lichtgewicht HSB-buitenwanden en steenstrips toe te passen is volgens NAM niet ingegeven als maatregel in de zin van artikel 6:184 BW. Uit het rapport van Borg blijkt dat Hado al in november 2015 heeft voorgesteld om die kopgevels te vervangen door houtskeletbouw om gewicht te besparen, kennelijk omdat van meet af aan duidelijk was dat de bestaande fundering van de [flatnaam 1] een beperkte restcapaciteit had. Lefier had de kosten voor de kopgevels daarom hoe dan ook moeten maken in het kader van de renovatie. De bij onderdeel 91. genoemde adviseurskosten, in totaal € 54.817, vallen onder de VOK die partijen in 2020 hebben getekend. De renovatie van de [flatnaam 1] was al afgerond toen die afspraak werd gemaakt en Lefier heeft ter zake niets meer van NAM te vorderen.
4.7.
NAM betwist daarnaast de gevorderde buitengerechtelijke kosten en rente. NAM voert aan dat het bedrag aan buitengerechtelijke kosten onvoldoende is onderbouwd en dat interne uren tot en met 10 februari 2020 onder de finale kwijting van de met Lefier gesloten VOK vallen. Wettelijke rente kan aldus NAM niet op één datum worden gefixeerd maar pas worden gevorderd met ingang van de dag waarop de kosten waarvoor NAM op grond van artikel 6:184 BW aansprakelijk is worden betaald.
NAM vordert dat Lefier, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld in de proceskosten, waaronder begrepen de kosten van Borg ad € 43.261,13 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente.

5.De beoordeling

Hoogte vordering
5.1.
NAM heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat de optelling van Borg sluit op een lager bedrag dan € 395.900, te weten € 388.965. Lefier heeft de juistheid van dat bedrag ter zitting erkend. De rechtbank zal bij de verdere beoordeling dan ook uitgaan van dat lagere bedrag, zodat de eventuele schadevergoeding van Lefier maximaal € 609.241,87 (€ 388.965,00 + € 103.656,72 + € 10.883,96 + 21% btw) kan bedragen.
Aansprakelijkheid NAM voor meerkosten renovatie
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat NAM op grond van artikel 6:177 lid 1 aanhef en onder b BW risicoaansprakelijk is voor schade als gevolg van bodemweging door gaswinning. Volgens artikel 6:184 lid 1 onder a BW worden daartoe ook gerekend, de kosten van redelijke maatregelen ter voorkoming of beperking van schade, nadat een ernstige en onmiddellijke dreiging is ontstaan dat die schade zal worden veroorzaakt. In het midden kan blijven of NAM hiervoor ook aansprakelijk is op grond van artikel 6:162 BW. Bij de beoordeling of een maatregel redelijk is, geldt de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW. Het gaat erom of de treffen maatregel in het licht van alle omstandigheden redelijk is. Daarbij spelen ook de kosten van de maatregel en de vraag of er een goedkoper alternatief mogelijk is, een rol.
5.3.
Zoals het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het door NAM aangehaalde arrest heeft overwogen, zijn bij een verbouw of nieuwbouw op grond van de NPR 9998 te treffen maatregelen, in beginsel maatregelen in de zin van artikel 6:184 BW. Daartoe behoren naar het oordeel van de rechtbank ook de maatregelen die Lefier heeft getroffen om te voldoen aan de aanbevelingen die ARUP in haar rapport van 4 november 2016 heeft opgesomd. Die aanbevelingen, die door ARUP zijn gepresenteerd als eisen waaraan het constructieve ontwerp van de uitbouw moest voldoen, strekten er immers toe dat de [flatnaam 1] na de renovatie nog steeds aan NPR 9998 zou voldoen.
Een uitzondering geldt echter voor aanpassingen die Lefier met het oog op de uitbreiding, de verduurzaming en/of het uiterlijk van de [flatnaam 1] , ook zonder de NPR 9998 zou hebben doorgevoerd. Voor de kosten die daarmee zijn gemoeid, ontbreekt het causaal verband met aardbevingen dat voor een schadevergoeding op grond van artikel 6:184 BW is vereist.
5.4.
Lefier beroept zich op het bewijsvermoeden van artikel 6:177a BW althans een verzwaarde stelplicht voor NAM. De rechtbank gaat daaraan voorbij. Het wettelijke bewijsvermoeden geldt alleen voor fysieke schade die aan gebouwen is ontstaan; op kosten die worden gemaakt ter voorkoming van die schade, is de ‘gewone’ hoofdregel van artikel 150 Rv van toepassing. Dat betekent dat Lefier moet onderbouwen en zo nodig bewijzen dat zij voor de renovatie van de [flatnaam 1] meer kosten heeft moeten maken dan zonder de invoering van de NPR 9998 het geval zou zijn geweest. Dat moet worden uitgegaan van de NPR 9998 versie van december 2015, is niet (meer) in geschil.
Zijn er meerkosten gemaakt om aardbevingsbestendig te renoveren?
5.5.
Uit het Rapport van ARUP volgt dat de [flatnaam 1] voor de renovatie aan de NPR 9998 voldeed en dat er (afgezien van de gemetselde borstwering van de balkons) geen versterkingen nodig waren. Het gaat er derhalve om of en zo ja op welke onderdelen Lefier haar renovatieplan voor de [flatnaam 1] heeft aangepast om aan de NPR 9998 en de aanbevelingen van ARUP te (blijven) voldoen.
De rechtbank passeert de stelling van NAM dat die meerkosten niet kunnen worden vastgesteld omdat er geen initieel ontwerp is waaruit blijkt wat de renovatie zonder invoering van de NPR 9998 zou hebben gekost. Dat aardbevingsbestendig (ver)bouwen in het algemeen extra bouwkosten met zich meebrengt, ligt in de rede en de extra kosten die daarmee gemoeid zijn, zullen in dat geval op een meer abstracte manier moeten worden bepaald. Van Wijnen heeft dat gedaan door de uitgaven om te voldoen aan de “review” van ARUP, te vergelijken met de kosten die zouden zijn gemaakt als de [flatnaam 1] niet aardbevingsbestendig zou zijn gerenoveerd. Borg heeft vervolgens getoetst of de opstelling van Van Wijnen mede gelet op de aanbevelingen van ARUP reeël is. De rechtbank kan zich in die aanpak vinden. Dat neemt niet weg dat moet worden nagegaan of Lefier bepaalde ontwerpkeuzes ook zonder de NPR 9998 en de aanbevelingen van ARUP zou hebben gemaakt en of de uitgaven die zij heeft gedaan, gelet op eventuele andere opties om aan de NPR 9998 te blijven voldoen, redelijk zijn geweest.
5.6.
Borg heeft in haar rapport van 25 april 2023 geconcludeerd dat Lefier € 395.900 exclusief btw aan meerkosten heeft gehad om te voldoen aan de NPR 9998 en de aanbevelingen van ARUP voor aardbevingsbestendig bouwen. Lefier meent dat dit bedrag hoger moet zijn terwijl NAM bestrijdt dat Lefier meerkosten heeft gemaakt.
De rechtbank zal de door Van Wijnen en Borg genoemde ‘onderdelen’ hierna bespreken. Aangezien zowel de NPR 9998 als de aanbevelingen van ARUP er op gericht zijn om de [flatnaam 1] aardbevingsbestendig te renoveren, zal de rechtbank daartussen bij de verdere beoordeling geen onderscheid maken; waar wordt gesproken over ‘het voldoen aan de NPR 9998’, wordt ook bedoeld ‘het voldoen aan de aanbevelingen van ARUP’ en andersom.
1.
Steenstrips langsgevels
5.6.1
Dit onderdeel ziet op het aan aanbrengen van steenstrips in plaats van metselwerk aan de voor- en achtergevels van de [flatnaam 1] . Borg heeft deze kosten na commentaar van NAM geschrapt als meerkosten. Lefier is het daar niet mee eens.
5.6.2
De rechtbank is van oordeel dat Lefier onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar keuze om steenstrips in plaats van metselwerk toe te passen, verband houdt met de invoering van de NPR 9998 en anders niet zou zijn gemaakt. Zij neemt daarbij in aanmerking dat Hado in haar rapport van 13 november 2015 al heeft voorgesteld om de [flatnaam 1] uit te breiden en heeft aangegeven dat gewichtsreductie mogelijk is door de bestaande metselwerkgevel te vervangen door houtskeletbouw. Hado heeft toen volgens Borg het spectrum van de NEN-EN 1998 (en dus niet de NPR 9998) gebruikt ARUP is ook pas nadien, te weten tijdens een ‘kick-off’ op 16 december 2015, bij de [flatnaam 1] betrokken geraakt. Daar komt bij dat de [flatnaam 1] (zoals de voormalige projectleider van Lefier, [naam medewerker 1 Lefier] , in zijn als productie 19 overgelegde e-mail schrijft) broodnodig gerenoveerd moest worden omdat het een erg slecht energielabel had. Dat de flat nodig moest worden geïsoleerd, is tijdens de mondelinge behandeling door Lefier bevestigd. De rechtbank zal daarom voor dit onderdeel geen vergoeding toekennen.
2. Sparing in keukens vervallen
5.6.3
Over dit onderdeel, waarvoor zowel Van Wijnen als Borg een bedrag van 0 hebben gerekend, bestaat geen discussie.
3. Brug over de laagbouw,
5.6.4
Borg heeft voor dit onderdeel, dat kennelijk verband houdt met het ontkoppelen van massa van laagbouw, € 12.621 aan meerkosten gerekend. Dat Hado ernaar heeft gestreefd om de constructies van de hoog- en laagbouw zoveel mogelijk te ontkoppelen, kan volgens Borg als een redelijke maatregel worden gezien. Op het commentaar van NAM hierop, heeft Borg het volgende geantwoord:
“De kosten voor de laagbouw zijn een direct gevolg van de analysemethode van ARUP, gebaseerd op de NPR. Omdat zij de laagbouw niet mee-gemodelleerd hebben en zij vervolgens als instructie meegeven dat er geen extra massa of stijfheid toegevoegd mag worden [7, ARUP], moet de laagbouw ontkoppeld blijven zodat de hoogbouw blijft voldoen aan de NPR. In 5. 2. 3. 3 hebben we als toevoeging nogmaals benadrukt dat dit ingegeven is vanuit ARUP.”NAM kan zich hierin niet vinden.
5.6.5
De rechtbank stelt vast dat ARUP in haar Rapport acht voorwaarden heeft geformuleerd waaraan de uitbouw van de [flatnaam 1] moest voldoen, waarvan een aantal zien op de stijfheid/flexibiliteit van de constructie. Borg concludeert dat Hado het constructieve ontwerp voor de renovatie heeft uitgewerkt nadat ARUP die voorwaarden had geformuleerd en dat deze maatregel daarin past. NAM heeft niet onderbouwd dat die conclusie technisch bezien geen hout snijdt of dat Borg de daarmee gemoeide meerkosten te hoog heeft berekend. De rechtbank heeft ook geen aanwijzingen dat Lefier voor deze extra uitgave andere motieven heeft gehad dan er voor te zorgen dat de [flatnaam 1] na de renovatie aardbevingsbestendig zou blijven. Zij zal het door Borg begrote bedrag toewijzen.
4. Windverbanden nieuwe gevel
5.6.6
Borg heeft toegelicht dat het hier gaat om de stabiliteitsverbanden om vloerschijven te creëren voor de uitbreidingen aan de bestaande flat. Zij heeft voor meerkosten € 54.590 minder gerekend dan het bedrag van € 116.190 dat Van Wijnen heeft begroot. Lefier stelt dat het door Van Wijnen genoemde bedrag moet worden meegenomen; NAM betwist dat meerkosten zijn gemaakt.
5.6.7
Voor dit onderdeel geldt hetzelfde als voor onderdeel 3. Op commentaar van NAM heeft Borg geantwoord dat dit onderdeel is uitgewerkt op basis van een ontwerpinstructie van ARUP, om te rekenen met een versnelling van 0,3g. De rechtbank stelt vast dat die instructie in de aanbevelingen van ARUP is opgenomen. Dat het ook zonder invoering van de NPR 9998 en/of die aanbeveling nodig was geweest om hiervoor meerkosten te maken, is gesteld noch gebleken. Op het commentaar van Lefier dat de meerkosten hoger zijn, heeft Borg geantwoord dat en waarom zij het door Van Wijnen berekende bedrag niet realistisch en reëel vindt. De rechtbank neemt de conclusies van Borg over. Dat betekent dat (alleen) de door Borg begrote meerkosten zullen worden toegewezen.
5. Nieuw begane grondvloer
5.6.8
Borg heeft ook voor dit onderdeel meerkosten in aanmerking genomen. Het gaat aldus Borg evenals bij onderdeel 3, om het ontkoppelen massa van laagbouw. Borg heeft na de reactie van NAM verwezen naar haar toelichting bij dat onderdeel. De rechtbank acht daarmee voldoende onderbouwd dat ook deze maatregel en uitgave redelijk is geweest en het door Borg genoemde bedrag toewijzen.
6. Houten vloerelementen
5.6.9
Borg heeft toegelicht dat het hier gaat om de houten balken in de vloeruitbreidingen en dat is opgevoerd dat deze ter plaatse van de windverbanden verzwaard moesten worden naar 70x145mm ipv 38x140mm. Borg heeft op vragen van NAM hierover geantwoord dat er vanwege aardbevingsbestendig bouwen door ARUP een eis aan deze houten vloeren is gesteld. Borg acht het aannemelijk dat deze invloed heeft op de doorsnede, maar de kosten worden door haar lager ingeschat dan Van Wijnen heeft gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat NAM onvoldoende heeft betwist dat dit een redelijke maatregel is geweest om aan de NPR 9998 te voldoen en dat het door Borg begrote bedrag aan meerkosten reëel is. Dat bedrag zal dan ook worden toegekend.
7. Metselwerk balkons (borstweringen)
5.6.10
Zowel Van Wijnen als Borg heeft een bedrag opgenomen voor ‘sloopwerk borstwering i.v.m. het geconstateerde falen en risico’. NAM heeft er terecht op gewezen dat dit onderdeel niet voor vergoeding in aanmerking komt omdat de balkons door de geplande uitbreiding van de [flatnaam 1] hoe dan ook zouden komen te vervallen en de door ARUP aanbevolen versterkingsmaatregel, die in de bestaande situatie nodig zou zijn geweest om risico’s te vermijden, feitelijk niet is uitgevoerd. Dat zonder renovatie wel een versterking had moeten plaatsvinden, is niet van belang. De rechtbank zal daarom voor dit onderdeel geen vergoeding toekennen.
8. Balkonvloeren
5.6.11
Voor dit onderdeel geldt hetzelfde als voor het vorige onderdeel. Nu de balkons in het kader van de uitbouw sowieso zouden verdwijnen en Borg in 5.2.2.2 rapporteert dat de aanvankelijk geplande (nieuwe) buitenruimtes in de opzet van de uiteindelijke renovatie ook zijn komen te vervallen, zijn er geen meerkosten die op grond van artikel 6:184 BW door NAM moeten worden vergoed.
9. Seismische ontkoppeling
5.6.12
Dit onderdeel, waarvoor geen meerkosten worden berekend en gevorderd, kan onbesproken blijven
10. Stabiliteitsverbanden laagbouw
5.6.13
Dit onderdeel houdt aldus Borg, evenals onderdeel 3, verband met uit het ontkoppelen van hoogbouw en laagbouw. Deze kosten zijn aldus Borg gemaakt om te voldoen aan de aanbeveling van ARUP om er voor te zorgen dat geen stijfheid aan de [flatnaam 1] zou worden toegevoegd. Borg verwijst daarbij naar berekeningen van Hado van 22 december 2017. Ook dit onderdeel zal daarom als redelijke maatregel worden meegenomen.
11. Maatregel kopgevels
5.6.14
Voor dit onderdeel geldt hetzelfde als voor de Steenstrips (onderdeel 1). De meerkosten zijn door Van Wijnen berekend door de kosten die gemoeid zijn geweest met de vervanging van de gemetselde kopgevels door houtskeletbouw met steenstrips, te vergelijken met de kosten die zouden zijn gemaakt als het buitenspouwblad zou zijn verankerd aan het binnenspouwblad. Nu de [flatnaam 1] nodig moest worden verduurzaamd/geïsoleerd, in het rapport van Habo van 13 november 2015 al is voorgesteld om metselwerk te vervangen door houtskeletbouw en de optie om dit bij de kopgevels toe te passen als scenario 1 aan ARUP ter beoordeling is voorgelegd, is niet voldoende aannemelijk dat Lefier zonder de invoering van de NPR 9998 geen houtskeletbouw zou hebben toegepast. Daar komt bij dat ARUP in haar rapport van 4 november 2016 concludeerde dat de [flatnaam 1] aan de NPR 9998 voldeed en daaraan - zonder verdere versterking - ook zou blijven voldoen ingeval zou worden gekozen voor scenario 2, dat uitging van voldoende verankerde gemetselde kopgevels. Uit de stukken, waaronder ook de notulen van de bespreking op 12 oktober 2017, blijkt niet dat Lefier op initiatief en aanwijzen van ARUP van dat scenario heeft afgezien en voor de kennelijk aanmerkelijk duurdere ‘houtskeletbouw-optie’ heeft gekozen. De vervanging van de kopgevels door houtskeletbouw zal gelet hierop niet worden meegenomen als een redelijke, door de NPR 9998 ingegeven maatregel. Dat er, zoals Hado in haar Constructieve Memo schrijft, tussen Lefier en NAM discussie bestond of de flat met vastgezette kopgevels aan de NPR 9998 zou voldoen en tijdens een inspectie bleek dat bestaande koppeling moest word gerenoveerd, acht de rechtbank, gezien ook de conclusies van ARUP en [naam] , onvoldoende om anders aan te nemen.
21. Frames + portaal laagbouw achtergevel
5.6.14
Dit onderdeel hangt aldus Borg, evenals de onderdelen 3 en 10, samen met de op aanbeveling van ARUP doorgevoerde ontkoppeling van de hoogbouw en de laagbouw. Ook dit onderdeel zal als redelijke maatregel worden meegenomen.
91. Adviseurs
5.6.15
Borg heeft voor meerkosten van adviseurs het bedrag van € 36.014 overgenomen dat Van Wijnen daarvoor in haar opstelling van 29 november 2018 heeft begroot. Daarin is ook 40 uur voor de projectmanager van Lefier begrepen. NAM betwist dat Lefier nog adviseurskosten van haar te vorderen heeft. Zij stelt dat in de begin 2020 getekende VOK tegen finale kwijting een bedrag voor additionele kosten van een constructeur en adviseurs is overeengekomen. Interne uren van Lefier tot en met 10 februari 2020 vallen aldus NAM ook onder die overeenkomst.
Lefier heeft ter zitting bevestigd dat voor haar projectmanager [naam medewerker 1 Lefier] reeds 40 uur is vergoed uit hoofde van de VOK, maar dat geldt volgens haar niet voor de overige kosten. Volgens Lefier miskent NAM dat in de VOK een duidelijke koppeling is gemaakt met de daarin genoemde bijlage 1 en dat na 10 februari 2020 gevorderde interne kosten in ieder geval voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
5.6.16
De rechtbank is van oordeel dat Lefier onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat de meerkosten die Van Wijnen en Borg bij dit onderdeel hebben begroot, onder de VOK vallen. Voor dit onderdeel zal daarom geen vergoeding worden toegekend. Op de interne kosten die na 10 februari 2020 zijn gemaakt, zal de rechtbank ingaan bij de bespreking van de buitengerechtelijke kosten.
Bouwtijdverlenging, steigers en bouwliften
5.6.17
Borg heeft voor het onderdeel Bouwtijdverlenging ongeveer de helft minder gerekend dan Van Wijnen, te weten € 3.813. Volgens Lefier moet dat bedrag met € 29.142 worden verhoogd. Zij voert aan dat het volledige buitenspouwblad moest worden gesloopt en vervangen, dat die werkzaamheden ingrijpender bleken dan aanvankelijk begroot en dat de bouwtijd daardoor met vier weken is verlengd en meer steigers en bouwliften nodig waren. NAM bestrijdt dat meerkosten zijn gemaakt.
5.6.18
Uit de toelichting van Lefier blijkt dat dit onderdeel samenhangt met het vervangen van de gemetselde gevels door houtskeletbouw. Nu hiervoor is geoordeeld dat die vervanging niet kwalificeert als een redelijke maatregel in de zin van artikel 6:184 BW die zonder invoering van de NPR 9998 achterwege zou zijn gebleven, zal de rechtbank hiervoor geen meerkosten rekenen.
Uitvoering
5.6.19
Borg heeft voor dit onderdeel het door Van Wijnen begrote bedrag van € 14.992 voor extra uren projectleider, hoofduitvoerder, uitvoerder en werkvoorbereiding overgenomen. Borg heeft aangegeven dat deze meerkosten een gevolg zijn “vanuit de werkzaamheden”. NAM heeft dit onderdeel niet apart besproken maar kennelijk onder de bij onderdeel 91 bedoelde kosten van Adviseurs geschaard. NAM betwist onder verwijzing naar de VOK dat Lefier ter zake nog iets van haar te vorderen heeft. Lefier heeft opgemerkt dat de VOK niet meebrengt dat zij niets meer te vorderen heeft.
5.6.20
De rechtbank is van oordeel dat NAM onvoldoende heeft onderbouwd dat extra uren van ‘uitvoerders’ ook onder de VOK vallen. Uit die overeenkomst blijkt niet zonder meer dat dit het geval is. Dat neemt niet weg dat alleen extra uren die verband houden met redelijke maatregelen om aan de NPR 9998 te voldoen voor vergoeding in aanmerking komen. Hiervoor is geoordeeld dat een aantal aanpassingen die Lefier in het kader van de renovatie heeft doorgevoerd wel maar andere niet als dergelijke maatregelen kunnen worden beschouwd. Aangezien die splitsing in de begrotingen van Van Wijnen en Borg niet is gemaakt, zal de rechtbank de meerkosten voor ‘Uitvoering’ schatten en hiervoor een bedrag van € 5.000,00 toewijzen. Zij neemt daarbij in aanmerking dat de vervanging van de kopgevels kennelijk de meest ingrijpende en tijdrovende aanpassing is geweest.
5.7.
Uit het voorgaande volgt dat NAM op grond van artikel 6:184 BW de volgende meerkosten aan Lefier moet vergoeden:
1
Steenstrips ipv Metselwerk
2
Sparing in keuken
3
Brug over laagbouw
12.621
4
Windverbanden nieuwe gevel
61.7
5
Nieuwe begane grond vloer
3.432
6
Houten vloerelementen
13.731
7
Metselwerk balkons (borstwering)
8
Balkonvloeren
9
Seismische ontkoppeling
10
Stabiliteitsverbanden laagbouw
23.419
11
Maatregel kopgevels
21
Frames + portaal laagbouw achtergevel
4.798
91
Adviseurs
Bouwtijdverlenging
Uitvoering
5
Totaal meerkosten
124.701
Dit bedrag moet nog worden vermeerderd met 10,5% voor algemene kosten en winstopslag en vervolgens met 21% btw. Borg heeft geconcludeerd dat er vanwege de droge bouw geen aanleiding is om ook nog een opslag voor verletkosten mee te nemen. Dit betekent dat voor meerkosten € 166.731,47 inclusief btw aan Lefier zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
5.8.
Lefier vordert € 71.057,25 aan buitengerechtelijke kosten. Zij grondt die vordering op artikel 6:96 lid 2 onder a en/of b BW, waarin is bepaald dat als vermogensschade mede voor vergoeding in aanmerking komen:
a. redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade die als gevolg van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, mocht worden verwacht;
b. redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid.
Lefier verwijst ter onderbouwing naar een bijlage bij productie 16. Die bijlage bevat een overzicht van interne uren die [naam medewerker 1 Lefier] en [naam medewerker 2 Lefier] van Lefier in de periode
18 mei 2015 tot en met 16 maart 2021 op werkbonnen hebben geregistreerd als “projectmanagement”. Op de eerste pagina van de bijlage staat het volgende:
Uren
Prijs per uur
Kosten totaal
Uren voorbereiding [naam medewerker 1 Lefier] [flatnaam 1]
680
€ 150,00
€ 102.000
Uren voorbereiding [naam medewerker 1 Lefier] [flatnaam 2]
388,5
Verschil toe te rekenen aan Pilot aardbevingsbestendig bouwen
291,5
€ 150,00
€ 43.725
Uren [naam medewerker 2 Lefier] nazorg claim NAM
100
€ 150,00
€ 15.000
Totaal
€ 58.725
Lefier vordert over het totaalbedrag 21% btw.
5.9.
NAM erkent dat interne kosten, voor zover deze redelijk zijn, voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Omdat Lefier niet toelicht toe op basis waarvan zij heeft vastgesteld dat van de door [naam medewerker 1 Lefier] geregistreerde uren, 291,5 uur betrekking heeft op de Pilot aardbevingsbestendig bouwen en dat [naam medewerker 2 Lefier] 100 uur heeft besteed aan de nazorg op de ‘claim NAM’, kan de redelijkheid van de gemaakte kosten in deze procedure volgens haar niet worden beoordeeld. Verder is niet duidelijk op welke basis het uurtarief is bepaald en of [naam medewerker 1 Lefier] en [naam medewerker 2 Lefier] in loondienst hebben gewerkt of bijvoorbeeld ZZP-er waren. Daarnaast vallen interne uren tot en met 10 februari 2020 onder de finale kwijting van de VOK, zodat deze om die reden niet in aanmerking komen.
Lefier heeft ter zitting opgemerkt dat NAM miskent dat er vanaf 2015 is bijgehouden dat de werkzaamheden zijn verricht, dat het voor iedereen een ingewikkelde en uitdagende pilot was, zodat sneller aangenomen moet worden dat de kosten redelijk zijn en dat ook ‘zelf’ gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Lefier biedt bewijs aan van de redelijkheid van zowel uren als het tarief maar is bereid om haar vordering met € 6.000 (40 uren van [naam medewerker 1 Lefier] maal € 150,00) plus € 10.000 te verminderen, als NAM haar verweer laat varen. NAM heeft dat niet gedaan.
5.10.
De rechtbank stelt voorop dat Lefier de renovatie heeft gepland en uitgevoerd om de [flatnaam 1] te verduurzamen en te vergroten zodat aan de (woon)eisen van deze tijd zou worden voldaan. Het ligt in de rede dat het feit dat dit aardbevingsbestendig moest gebeuren, extra tijd van de projectmanager van Lefier heeft gevraagd. Lefier heeft echter niet deugdelijk onderbouwd en aannemelijk gemaakt dat meer dan eenderde van het aantal uren dat [naam medewerker 1 Lefier] voor de [flatnaam 1] heeft geregistreerd, daarmee verband houdt. Dat [naam medewerker 2 Lefier] aan de in 2020 gestarte renovatie van de [flatnaam 2] kennelijk 291,5 minder uren heeft besteed dan [naam medewerker 1 Lefier] aan de [flatnaam 1] , kan die conclusie niet dragen. Te minder nu een renovatie die al eens is uitgevoerd, de tweede keer beduidend minder voorbereidingstijd zal vergen. Daar komt bij dat Van Wijnen en Borg in hun opstellingen al rekening hebben gehouden met meerkosten voor de ‘projectmanager opdrachtgever (Lefier)’. Zij hebben hiervoor (bij onderdeel 91. Adviseurs) 40 uren begroot en Lefier erkent dat die uren met de in 2020 gesloten VOK zijn vergoed. Lefier heeft niet toegelicht waarom zij nu aanmerkelijk meer interne uren aan het aardbevingsbestendig bouwen toerekent. Dat had wel op haar weg gelegen.
Lefier heeft evenmin onderbouwd en aannemelijk gemaakt dat haar projectmanagers na 10 februari 2020, toen de VOK was getekend, nog kosten hebben gemaakt ter voorkoming, beperking en/of vaststelling van aardbevingsschade; de renovatie van de [flatnaam 1] is in mei 2019 afgerond en Van Wijnen had de meerkosten voor aardbevingsbestendig bouwen toen al in kaart gebracht. In de sommatiebrieven die Lefier na het sluiten van de VOK aan NAM heeft gestuurd, is ook slechts aanspraak gemaakt op het door Van Wijnen berekende bedrag plus btw en niet op een (aanvullende) vergoeding voor interne uren van de projectmanagers.
De rechtbank kan zich voorstellen dat er na 10 februari 2020 interne uren gemoeid zijn geweest met het innen van de ‘claim’ op NAM als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub c BW. Lefier heeft dat echter niet aan haar vordering ten grondslag gelegd en - wat belangrijker en nodig is - niet gesteld en onderbouwd dat [naam medewerker 2 Lefier] meer of andere werkzaamheden heeft verricht dan ter voorbereiding en instructie van de gevoerde procedures. Het besluit BIK is, nu het om een schadevergoeding gaat, niet van toepassing.
Gelet op een en ander zal deze vordering worden afgewezen.
Samenvattend
5.11.
De slotsom is dat NAM aan Lefier € 166.731,47 inclusief btw aan meerkosten moet betalen. Het meergevorderde wordt afgewezen. Omdat niet duidelijk is dat Lefier het toegewezen bedrag al heeft uitgegeven voordat de renovatie was afgerond, zal hierover wettelijke rente worden toegewezen vanaf 1 mei 2019.
Proceskosten
5.12.
Nu beide partijen op onderdelen in het ongelijk worden gesteld, zal de rechtbank de proceskosten compenseren in die zin dat zij ieder de eigen kosten dragen. Dat geldt ook voor de door NAM voorgeschoten kosten van Borg.

5.De beslissing

De rechtbank:
1. veroordeelt NAM om aan Lefier € 166.731,47 inclusief btw aan schadevergoeding te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2019;
2. verklaart de beslissing onder 1. uitvoerbaar bij voorraad;
3. compenseert de proceskosten;
4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.