ECLI:NL:RBNNE:2025:3187

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
11568849 / VZ VERZ 25-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopig getuigenverhoor in geschil over koopovereenkomst van een paard met betrekking tot ataxie en andere medische keuringen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 21 juli 2025 een beschikking gegeven in een geschil tussen [verzoekster] en [verweerster] over een koopovereenkomst van een paard. De partijen zijn op 1 september 2023 een koopovereenkomst aangegaan voor een bedrag van € 4.450,00. Na de overdracht heeft [verweerster] het paard ter keuring aangeboden bij dierenarts [naam], die het paard heeft afgekeurd wegens ataxie. [verweerster] heeft vervolgens geprobeerd het paard terug te geven en de koopsom terug te krijgen, maar [verzoekster] weigerde hieraan mee te werken. Dit leidde tot een kort geding waarin [verzoekster] bij verstek werd veroordeeld tot het terugnemen van het paard. Na verzet en beroep is [verweerster] in het gelijk gesteld, wat leidde tot de huidige procedure voor een voorlopig getuigenverhoor.

[verzoekster] heeft verzocht om een voorlopig getuigenverhoor om getuigen te horen over de medische toestand van het paard ten tijde van de verkoop en de keuring. [verweerster] heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, onder andere met de stelling dat er geen voldoende belang is bij het horen van zoveel getuigen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er voldoende belang is bij het verzoek, maar heeft het aantal te horen getuigen beperkt tot partijen en de dierenarts. De kantonrechter heeft de zaak verder behandeld en de procedure voor het getuigenverhoor vastgesteld, waarbij de kosten en de noodzaak van het aantal getuigen in overweging zijn genomen.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer / rekestnummer: 11568849 / VZ VERZ 25-15
Beschikking van 21 juli 2025
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. N. Hollander,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. S.L. Geeraths.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 27 februari 2025;
- het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 17 april 2025;
- de mondelinge behandeling van 14 juli 2025, waarbij zijn verschenen [verzoekster] , bijgestaan door mr. N. Hollander. Daarnaast is verschenen [verweerster] , bijgestaan door mr. S.L. Geeraths. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht.
1.2.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 1 september 2023 een koopovereenkomst overeengekomen met betrekking tot de aankoop van een paard door [verweerster] voor een bedrag van € 4.450,00.
2.2.
[verweerster] heeft het paard na de overdracht ter keuring naar dierenarts [naam] gebracht, waar [naam] het paard heeft afgekeurd in verband met ataxie. Vervolgens is [verweerster] teruggereden naar [verzoekster] om het paard terug te brengen en de koopsom terug te krijgen. [verzoekster] wilde daar niet aan meewerken.
2.3.
De gemachtigde van [verweerster] heeft daarom op 5 september 2023 [verzoekster] aangeschreven per post, waarbij de ontbinding van de koopovereenkomst is ingeroepen en te kennis is gegeven dat het paard opnieuw zou worden aangeboden op 22 september 2023, waarbij indien het paard niet zou worden teruggenomen een kort geding zou worden opgestart.
2.4.
[verzoekster] bleek niet voornemens om het paard retour te nemen en de koopprijs te restitueren, waarna [verweerster] [verzoekster] in een kort geding heeft betrokken. [verzoekster] is bij verstek op 10 november 2023 veroordeeld tot het terugnemen van het paard.
2.5.
[verzoekster] is vervolgens in verzet gekomen van het verstekvonnis. De voorzieningenrechter heeft het verstekvonnis vernietigd en opnieuw rechtgedaan op 29 februari 2024, inhoudende dat het verzet gegrond is verklaard en de vorderingen van [verweerster] werden afgewezen. [verweerster] is tegen dit vonnis in beroep gegaan.
2.6.
In appel is [verweerster] alsnog in het gelijk gesteld, waarna [verzoekster] het paard diende terug te nemen op straffe van een dwangsom. Aan dat arrest is uitvoering gegeven.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de kantonrechter een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen teneinde te doen horen:
- [verzoekster] (verzoekster);
- [verweerster] (verweerster);
- Anne Meike [verweerster] ;
- medewerkers van de firma Reitsport Pferd und Reiter;
- dierenarts [naam] ;
- zoon van [verzoekster] ;
- dierenarts drs. [naam] van [naam] ;
- [vriendin verzoekster] (vriendin van [verzoekster] );
- [echtgenoot verzoekster] (echtgenoot van [verzoekster] );
- vriendin van [verweerster] die aanwezig was bij ophalen en terugbrengen van het paard.
3.2.
[verzoekster] legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij getuigen onder ede wil doen horen vooruitlopend op de nog te starten bodemprocedure teneinde het bewijs te verkrijgen van de volgende stellingen:
  • Dat het paard geen ataxie of kissing spines had ten tijde van verkoop en levering van het paard aan [verweerster] ;
  • Dat dierenarts [naam] op 1 september 2023 het paard niet een volledige medische keuring heeft laten ondergaan;
  • Dat dierenarts [naam] op 1 september 2023 een briefje heeft opgesteld waarin in strijd met de waarheid is verklaard en welke verklaring met geen ander doel is afgegeven dan om [verweerster] een oneigenlijke bevoegdheid te geven om de koop ongedaan te maken;
  • Dat als het paard nu wel ataxie zou hebben, het paard dit moet hebben opgelopen tijdens het transport van het paard door [verweerster] alsmede dat de verklaringen van de door [verweerster] in het kort geding ingebrachte verklaringen onjuist en onwaar zijn;
  • Dat [verweerster] wist dat, wilde zij de koop ongedaan kunnen maken, zij niet kon volstaan met enkel een kort briefje, maar dat een volledig afkeuringsrapoprt op 1 september 2023 had moeten worden overgelegd alsmede dat dit voorafgaand aan contracteren ook zo met elkaar besproken is.
3.3.
[verweerster] voert aan dat het verzoek moet worden afgewezen, althans moet worden beperkt. Op het gevoerde verweer zal hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht

4.1.
Onderhavige zaak heeft een internationaal karakter, nu [verzoekster] woonachtig is in [woonplaats] . Tussen partijen is in artikel 10.1 overeengekomen dat op het onderhavige geschil Nederlands recht van toepassing is (met volledige uitsluiting van het Weens Koopverdrag) en in artikel 10.1 is deze rechtbank, locatie Groningen, aangewezen als bevoegde rechtbank. Omdat de rechtbank Noord-Nederland daarmee bevoegd is ten aanzien van de bodemprocedure acht de kantonrechter zich eveneens bevoegd kennis te nemen van onderhavig verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
4.2.
Het wettelijk uitgangspunt ten aanzien van een verzoek tot het horen van getuigen staat in artikel 196 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) en is dat in gevallen waarin getuigenbewijs is toegelaten een voorlopig getuigenverhoor wordt bevolen als een belanghebbende daarom verzoekt. Dan moet wel aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan. Die voorwaarden staan in artikel 197 lid 2 Rv en hebben te maken met de inhoud van het verzoekschrift en met het doel van het voorlopig getuigenverhoor. In het verzoekschrift moet de verzoeker een kernachtige omschrijving geven van het geschil of de gebeurtenis waarop het verzoek betrekking heeft en de gronden van het verzoek. Ook moet de verzoeker vermelden wat hij vordert of wil vorderen, wie de wederpartij is en wie de getuigen zijn.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat aan deze voorwaarden is voldaan.
4.4.
Als aan de formele eisen van het verzoekschrift is voldaan, kan de rechter het verzoek toch afwijzen. Dat kan als de informatie die verlangd wordt niet voldoende bepaald is of als er onvoldoende belang bij het getuigenverhoor bestaat. Ook kan een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor worden afgewezen wegens strijd met de goede procesorde, wegens misbruik van bevoegdheid of op grond van op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar (artikel 196 lid 2 Rv).
4.5.
Door [verweerster] is aangevoerd dat er geen grond is om tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor over te gaan, nu het horen van een tiental getuigen in een procedure waarbij de koopprijs nog geen € 5.000,00 bedraagt, het belang van de vordering ruimschoots overstijgt. De kantonrechter is echter van oordeel dat het feit dat de zaak over minder dan € 5.000,00 plus bijkomende kosten gaat, op zichzelf genomen geen reden is om het verzoek tot het horen van getuigen af te wijzen. Ook in een zaak met een beperkt belang dient het mogelijk te zijn dat getuigen worden gehoord.
4.6.
Verder heeft [verweerster] aangevoerd dat [verzoekster] geen tegenbewijs heeft geleverd van de stelling dat het paard kissing spines of ataxie had ten tijde van de verkoop en levering, bijvoorbeeld door het paard zelf te laten keuren door een dierenarts, en er daarom geen reden is voor een voorlopig getuigenverhoor. [verweerster] miskent daarmee dat een voorlopig getuigenverhoor er nu juist toe dient om duidelijkheid te geven over dergelijke bewijsaspecten. Het verweer van [verweerster] wordt daarom op dit punt verworpen.
4.7.
Dat geldt ook voor de door [verweerster] aangevoerde stelling dat de door [verzoekster] betwiste en door [verweerster] in het kort geding ingebrachte verklaringen van dierenartsen geen reden zijn voor een voorlopig getuigenverhoor. Ook hier geldt dat een voorlopig getuigenverhoor juist kan dienen om dergelijke verklaringen onder ede te toetsen. Het verweer van [verweerster] wordt ook op dit punt verworpen.
4.8.
Gelet op het voorgaande heeft [verzoekster] naar het oordeel van de kantonrechter voldoende belang bij het houden van een voorlopig getuigenverhoor en is de informatie die in het verzoek wordt verlangd voldoende bepaald. Nu de kantonrechter niet van een afwijzingsgrond tegen het verzoek als zodanig is gebleken zal de kantonrechter het verzoek toewijzen, zij het met inachtneming van de navolgende beperking.
4.9.
[verzoekster] heeft (in ieder geval) tien getuigen aangedragen die volgens haar gehoord zouden moeten worden. De rechtbank hanteert bij verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor het uitgangspunt dat het aantal te horen getuigen in eerste instantie wordt beperkt tot maximaal vijf. Indien een verzoeker meent dat er aanleiding is om van dat uitgangspunt af te wijken dient diegene gemotiveerd aan te geven (eventueel na het horen van de getuigen) waarom aanvullende verhoren gewenst zijn. In deze zaak komt daar bij dat het materiële belang van de zaak bestaat uit € 4.450,00, enkel vermeerderd met de doorlopende (op dit moment voor rekening van [verzoekster] komende) verzorgingskosten van het paard. Als gezegd is dat beperkte belang geen reden om het verzoek tot het horen van getuigen in zijn geheel af te wijzen, maar het maakt naar oordeel van de kantonrechter wel dat van [verzoekster] verwacht had mogen worden dat zij des te meer motiveert waarom het gerechtvaardigd zou zijn zoveel getuigen te horen, en hoe dat aantal zich verhoudt tot de kosten die met een dergelijk omvangrijk getuigenverhoor gemoeid zouden zijn. Immers, aangenomen mag worden dat [verweerster] een reëel risico loopt dat alleen de door haar aan het getuigenverhoor te maken (advocaat)kosten het belang van de zaak al overstijgen, en in die zin is niet onbegrijpelijk dat zij bezwaar heeft gemaakt. Voor de rechtbank geldt dat zij uit overheidsmiddelen wordt gefinancierd, maar de beschikbare zittingscapaciteit is beperkt en algemeen bekend mag worden verondersteld dat de rechtbank te maken heeft met achterstanden. Aangenomen dat per dag gemiddeld vijf getuigen gehoord worden, zou toewijzing van het verzoek betekenen dat de benoemde rechter-commissaris en griffier zich minimaal twee volle werkdagen uitsluitend aan dit verhoor kunnen wijden (en dus niet aan andere zaken). Een dergelijke inzet kan nodig zijn, maar ook in dat verband mag het financiële belang van de zaak wel meegewogen worden. [verzoekster] zelf procedeert op basis van een toevoeging. In die zin zijn de door haar zelf te maken kosten beperkt, maar haar gemachtigde zal wel aanspraak maken op een vergoeding, eveneens uit publieke middelen te voldoen. Ook van hem mag dan ook zonder meer verwacht worden dat hij bij de formulering en omvang van zijn verzoek de vraag betrekt in hoeverre de daaraan verbonden kosten doelmatig en opportuun kunnen worden geacht, en dat hij daarbij ook oog heeft voor het (financiële) belang van de zaak. Van een dergelijke afweging aan zijn zijde is niet gebleken.
4.10.
Op de mondelinge behandeling is dit alles besproken. [verzoekster] heeft hier naast de toevoeging dat € 4.450,00 voor haar veel geld is niet meer tegenover gesteld dan dat zij de gevraagde inzet van middelen gerechtvaardigd acht omdat het voor haar om een “principezaak” gaat. Dat kan zo zijn, maar acht de kantonrechter in het licht van bovenstaande onvoldoende om in deze zaak het verzoek om (minimaal) tien getuigen te doen horen te kunnen rechtvaardigen.
4.11.
Uit de in het verzoekschrift als te bewijzen stellingen aangeduide punten (hiervoor onder ro. 3.2 weergegeven) en de daarop gegeven toelichting leidt de kantonrechter af dat het [verzoekster] in de kern gaat om de vraag óf en op welke manier het paard op 1 september 2023 daadwerkelijk is gekeurd door dierenarts [naam] , of toen daadwerkelijk ataxie is vastgesteld en zo ja, in hoeverre die kan zijn ontstaan ten gevolge van wijze van transport van het paard op die bewuste dag. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank voldoende gemotiveerd dat [verzoekster] , [verweerster] en dierenarts [naam] over deze onderwerpen worden gehoord. Aangenomen mag worden dat zij gezamenlijk in ruime mate over deze onderwerpen kunnen verklaren. Niet althans onvoldoende is gemotiveerd waarom het in aanvulling op deze verklaringen aangewezen zou zijn om ook partners, kinderen, vrienden en vriendinnen van partijen te horen, alsook andere dierenartsen en medewerkers van de firma Reitsport Pferd und Reiter.
4.12.
De kantonrechter zal het verzoek daarom weliswaar toewijzen, maar wel onder de bepaling dat in eerste instantie uitsluitend partijen en dierenarts [naam] worden gehoord. Voor de goede orde voegt de kantonrechter daaraan toe dat deze beslissing er niet aan afdoet dan indien [verzoekster] het na het horen van deze getuigen noodzakelijk zou achten dat alsnog aanvullende getuigen worden gehoord, zij daar schriftelijk en gemotiveerd om kan verzoeken aan de rechter-commissaris die de getuigen heeft gehoord. Nadat de wederpartij de gelegenheid heeft gehad haar standpunt kenbaar te maken zal de rechter-commissaris over een dergelijk verzoek beslissen.
4.13.
De kantonrechter zal [verzoekster] in de gelegenheid stellen om de verhinderdata van partijen, gemachtigden en getuige [naam] door te geven.
4.14.
Bij het oproepen van de getuige(n) moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor;
5.2.
benoemt
mr. M. Haismatot rechter-commissaris;
5.3.
bepaalt dat het getuigenverhoor in eerste instantie beperkt zal zijn tot het horen van partijen en de in het verzoekschrift aangeduide dierenarts [naam] ;
5.4.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Groningen aan het Guyotplein 1;
5.5.
bepaalt dat [verzoekster]
binnen twee wekenna de datum van deze beschikking schriftelijk aan de rechtbank - ter attentie van de rekestenadministratie van de afdeling Privaatrecht - de verhinderdagen van de partijen, hun gemachtigden en getuige [naam] voor de maanden augustus, september en oktober 2025 moet opgeven waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
5.6.
bepaalt dat [verzoekster] uiterlijk op 4 augustus 2025 een afschrift van deze beschikking bij aangetekende brief of bij exploot aan [verweerster] moet doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S. Huizinga en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2025.
typ/conc: 43940/AvK
coll