Uitspraak
[verweerder 1],
2.
[verweerder 2],
3.
[verweerder 3],
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [verzoeker] en [verweersters]. De kern van het geschil betreft de loonvordering van [verzoeker] over een periode waarin hij geen werkzaamheden verrichtte in het gezinshuis van [verweersters]. De kantonrechter oordeelde dat het niet verrichten van arbeid in redelijkheid voor rekening van [verzoeker] komt, waardoor hij geen recht heeft op loon. Wel heeft [verzoeker] recht op andere verzochte vergoedingen, zoals een transitievergoeding, vergoeding voor slaapdiensten en achterstallig salaris wegens niet-genoten verlofuren. De door [verweerder 1] gevorderde boete wegens schending van het nevenwerkzaamhedenbeding werd gematigd tot nihil. De procedure omvatte een verzoekschrift, verweerschrift met tegenverzoek, en een mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft de verzoeken van [verzoeker] gedeeltelijk toegewezen en de proceskosten gecompenseerd.