In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 8 juli 2025 een verzoek afgewezen van CB Bewind B.V. om een eenmalig bedrag van € 367,80 in rekening te mogen brengen. Dit bedrag was gebaseerd op het verschil tussen het hoge 'schulden' tarief en het lage tarief over een periode van 12 maanden, na het accepteren van een nul-aanbod door de betrokkene. De bewindvoerder stelde dat de betrokkene, die in 1969 was geboren en woonachtig was in [woonplaats], vanaf 23 december 2024 was gestart met zelfredzaamheid en dat hij halverwege 2025 volledig zelfredzaam zou zijn. De bewindvoerder baseerde zijn verzoek op een nieuwsbericht dat stelde dat bewindvoerders na acceptatie van een nul-aanbod 12 maanden het hogere tarief mochten aanhouden.
De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de situatie van de betrokkene niet vergelijkbaar was met de zaak waarnaar de bewindvoerder verwees. In die eerdere uitspraak was de bewindvoerder onvoldoende gecompenseerd voor zijn werk, omdat de betrokkene kort na het nul-aanbod schuldenvrij was geworden. In deze zaak had de bewindvoerder echter gedurende 5 jaar en 5 maanden het hoge tarief ontvangen, wat volgens de kantonrechter voldoende compensatie bood voor de werkzaamheden die waren verricht in verband met de problematische schulden van de betrokkene. De kantonrechter concludeerde dat het beroep op de eerdere uitspraak niet opging en wees het verzoek af.
Tegen deze beschikking kan, uitsluitend door tussenkomst van een advocaat, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.