ECLI:NL:RBNNE:2025:3049

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
18-179524-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel met 18 maanden voor een veroordeelde in een jeugdinstelling

Op 24 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die in een inrichting voor jeugdigen verblijft. De officier van justitie had op 24 juni 2025 gevorderd om de termijn van de PIJ-maatregel van de veroordeelde met achttien maanden te verlengen. Tijdens de behandeling op 10 juli 2025 waren de veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. J.A.J. Brahm, de officier van justitie mr. J. Westerhof en deskundige mevrouw F. van Doorn aanwezig. De rechtbank heeft de stukken bestudeerd, waaronder een rapport van het behandelteam van de inrichting.

De PIJ-maatregel was eerder opgelegd op 11 juli 2023 voor vier gekwalificeerde diefstallen, een poging tot afpersing in vereniging en het voorhanden hebben van vuurwapens. De maatregel begon op 3 augustus 2023 en zou eindigen op 2 augustus 2025. Het behandelteam adviseerde om de maatregel te verlengen, omdat de veroordeelde gediagnosticeerd is met gedragsstoornissen en er zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Ondanks enige vooruitgang in probleembesef, zijn er ook incidenten geweest die wijzen op een hoog recidiverisico.

De rechtbank oordeelde dat de verlenging van de PIJ-maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de veroordeelde. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de PIJ-maatregel met achttien maanden verlengd. De rechtbank stelde vast dat de maatregel op 24 januari 2027 voorwaardelijk kan eindigen, en op 24 januari 2028 onvoorwaardelijk.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18-179524-22
Beslissing van de meervoudige strafkamer van 24 juli 2025 op een vordering van de officier van justitie strekkende tot verlenging van de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
in de zaak tegen

[veroordeelde]

geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , thans verblijvende in [instelling] ,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 24 juni 2025 gevorderd dat de rechtbank de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel) van de veroordeelde zal verlengen met achttien maanden.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 10 juli 2025, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. J.A.J. Brahm, advocaat te Rotterdam, de officier van justitie mr. J. Westerhof en de
deskundige mevrouw F. van Doorn (GZ-psycholoog en behandelcoördinator bij de RJJI).
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het (plaatsvervangend) hoofd van de inrichting ondertekende rapport met advies van 30 mei 2025 van het behandelteam van de inrichting waar de veroordeelde is geplaatst en de perspectiefplannen.

Motivering

De opgelegde maatregel
Bij vonnis van 11 juli 2023 heeft deze rechtbank de veroordeelde wegens vier gekwalificeerde diefstallen, een poging tot afpersing in vereniging en het voorhanden hebben van vuurwapens de PIJ-maatregel opgelegd. De maatregel is aangevangen op 3 augustus 2023 en eindigt behoudens nadere voorziening op 2 augustus 2025.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de PIJ-maatregel te verlengen met achttien maanden. Het advies houdt onder meer het volgende in, zakelijk weergegeven:
De veroordeelde is gediagnosticeerd met een normoverschrijdende gedragsstoornis en een oppositioneel- opstandige stoornis, die beide als gevolg van het verblijf in een inrichting gedeeltelijk in remissie zijn.
Daarnaast is bij de veroordeelde sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling in antisociale richting en een verstoorde ouder-kindrelatie. Volgens de deskundige van de RJJI is tevens sprake van ADHD. Hoewel de problematiek sinds de aanvang van de PIJ-maatregel onverminderd aanwezig is, lijkt er sprake te zijn van vooruitgang op het gebied van probleembesef. Zo lijkt de veroordeelde de gestelde problematiek te begrijpen en kan hij deze in toenemende mate herkennen. Vanaf het begin van de maatregel heeft de veroordeelde geprofiteerd van de ingezette behandeling en heeft hij deelgenomen aan de training Leren van Delict. Hij is recentelijk gestart met een diagnostisch PMTtraject om te onderzoeken of hij klaar is om zich in te zetten voor therapie. Bij aanvang daarvan waren er zorgen over de gemoedstoestand van de veroordeelde en zijn gesloten houding. De behandelmotivatie lijkt zich echter gestaag te ontwikkelen. Waar de motivatie van de veroordeelde aanvankelijk vooral extern gericht was met de focus op het zo snel als mogelijk doorlopen van de PIJ-maatregel, lijkt er nu ook sprake te zijn van intrinsieke motivatie bij de veroordeelde. Zo stelt hij zich meer open op voor behandeling en onderzoekt hij wat hij zelf wil en kan leren. Ondanks deze positieve ontwikkelingen zijn er in de afgelopen periode meerdere incidenten geregistreerd. Het gaat daarbij onder meer om positieve urinecontroles, het aanwezig hebben van contrabanden en softdrugs, time-out plaatsingen en incidenten zoals het vertonen van geweld en het gooien van een fles naar een groepsgenoot. Het is dan ook de vraag in hoeverre de gedragsverandering van de veroordeelde wijst op een positieve ontwikkeling of dat deze vooral voortkomt uit een sociaal wenselijke aanpassing.
Het recidiverisico wordt binnen het huidige kader ingeschat als matig tot hoog en bij het wegvallen van de maatregel als hoog. De veroordeelde heeft een voorzichtige eerste stap gezet in het leren anders te handelen, maar dit is nog maar het begin. Mede op basis van zijn gedrag in de afgelopen periode is de verwachting dat bij het wegvallen van de maatregel de veroordeelde direct zal terugvallen in het vertonen van regelovertredend gedrag. De vaardigheden die hij heeft aangeleerd zijn namelijk nog onvoldoende geïnternaliseerd en worden vooral getoond vanwege externe beloningen. De aanwezige risicofactoren zijn nog onvoldoende aangepakt en de beschermende factoren moeten nog worden versterkt. In de komende periode ligt de focus op het behouden van de positieve ontwikkeling en het verstevigen en versterken van de aangeleerde vaardigheden, met als doel het recidiverisico te verminderen. Bij een voorspoedig verloop van de behandeling zal begeleid verlof worden aangevraagd. Dit biedt de veroordeelde de mogelijkheid om te laten zien waar hij staat en geeft inzicht in welke aspecten hij nog moet ontwikkelen voordat er verdere
stappen in zijn behandeling en verlofplan kunnen worden gezet. Na het goed doorlopen van de (on)begeleide verloven kan de veroordeelde in aanmerking komen voor een Scholings- en Trainingsprogramma (STP). Naar verwachting zal hij hiervoor op zijn vroegst over twaalf tot achttien maanden in aanmerking komen. Het STP duurt minimaal zes maanden. Bij een goed verloop van de behandeling wordt verwacht dat de veroordeelde, na afronding van het STP, op zijn vroegst over achttien maanden in aanmerking komt voor een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Voortzetting van de huidige behandeling is noodzakelijk om toe te kunnen werken naar een STP en uiteindelijk naar een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Geadviseerd wordt een verlenging van achttien maanden.
De deskundige mevrouw F. van Doorn heeft tijdens de terechtzitting van 10 juli 2025 het advies van de instelling bevestigd en als volgt toegelicht, zakelijk weergegeven:
De veroordeelde neemt verantwoordelijkheid voor zijn handelen en laat zien hoe het met hem gaat. De incidenten zijn verminderd en zijn anders van aard. De incidenten waren deels te verklaren door de combinatie van invloed van een groepsgenoot en een periode waarin het de veroordeelde niet zo veel uitmaakte. De groepsgenoot is inmiddels weg en de veroordeelde heeft perspectief en is bezig met wat hij wil doen en waar hij het voor doet. Hij lijkt intrinsiek gemotiveerd te zijn. Het verloftraject wordt daarom eerder opgestart. Het is mogelijk dat over een jaar gestart kan worden met het STP, dat zes maanden duurt. Vervolgens zou de PIJ-maatregel, na afronding van het STP, over ongeveer achttien maanden vanaf nu voorwaardelijk kunnen worden beëindigd. Dit is echter alleen haalbaar bij een voorspoedig verloop van het traject. Er moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat het traject waarschijnlijk met vallen en opstaan zal verlopen, aangezien dit in de praktijk vrijwel altijd het geval is. Hierdoor kan het langer dan achttien maanden duren voordat een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel in zicht komt.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij haar vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel met achttien maanden.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsvrouw
De veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben zich niet verzet tegen een verlenging van de PIJ-maatregel met achttien maanden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de overwegingen in het onderliggende vonnis vast dat de PIJ-maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dat betekent dat de PIJ-maatregel niet gemaximeerd is en dus verlengd kan worden, voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaren niet te boven gaat.
Op grond van de inhoud van voormeld advies, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de termijn van de PIJ-maatregel wordt verlengd. Verlenging van de PIJ-maatregel is daarnaast in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de veroordeelde. Uit het advies en de ter zitting gegeven toelichting blijkt dat het naar verwachting twaalf tot achttien maanden duurt voordat het STP kan worden opgestart. Het STP duurt minimaal zes maanden, waarna een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel in zicht kan komen. De rechtbank zal de PIJ-maatregel van de veroordeelde daarom, overeenkomstig de
vordering en het verlengingsadvies, met achttien maanden verlengen.
Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), stelt de rechtbank vast dat, behoudens verdere verlenging, de PIJ-maatregel op 24 januari 2027 voorwaardelijk zal eindigen en op 24 januari 2028 onvoorwaardelijk zal eindigen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 6:6:31 Sv.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van de veroordeelde met achttien maanden.
Deze beslissing is gegeven door mr. F. Sieders, voorzitter tevens kinderrechter, mr. J. van Bruggen en mr.
H.M. Lenting, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2025.