ECLI:NL:RBNNE:2025:2995

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
11440404 BU VERZ 24-2904
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verkeersboete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) met betrekking tot het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het fietsen

Op 8 juli 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene een boete was opgelegd voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het fietsen. De overtreding vond plaats op 19 april 2023 in Groningen. De opgelegde boete bedroeg € 159,00, maar betrokkene heeft hiertegen beroep aangetekend. Tijdens de zitting was betrokkene aanwezig, samen met haar vader, die haar vertegenwoordigde, en de officier van justitie, mr. R.A. van der Velde. De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en de boete gematigd.

De kantonrechter oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van betrokkene, waaronder een cerebrale visuele stoornis, aanleiding gaven om de zekerheidstelling op nihil te stellen. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn van berechting en de hoorplicht waren geschonden. Hierdoor werd de boete met 25% verlaagd tot € 121,50 en vervolgens nogmaals met 25% tot € 93,37. De kantonrechter vernietigde de beslissing van de officier van justitie en wijzigde de inleidende beschikking.

De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht en de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures, en hoe deze kunnen leiden tot een matiging van de opgelegde sanctie. De beslissing kan binnen zes weken worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 257312872
zaaknummer: 11440404 BU VERZ 24-2904

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van8 juli 2025

in de zaak van

[betrokkene] (de betrokkene),

die woont in [woonplaats] .

Inleiding

1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: R545 – ‘als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden’, verricht op 19 april 2023, om 16:37 uur, op de Bedumerweg in Groningen, met een fiets. De opgelegde boete bedraagt € 159,00 (inclusief administratiekosten).
1.1.
Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De kantonrechter heeft het beroep op 8 juli 2025 op de zitting behandeld. Daarbij waren aanwezig: betrokkene, haar vader (die het woord voor haar voerde) en als vertegenwoordigster van de officier van justitie mr. R.A. van der Velde.
1.3.
Na sluiting van het onderzoek op de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

Beslissing
2. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van de betrokkene. Hij oordeelt dat het beroep gedeeltelijk gegrond is en zal de boete matigen. De kantonrechter zal hierna uitleggen waarom hij dat doet.
Standpunten
3. Betrokkene voert een draagkrachtverweer. Daarnaast stelt zij in beroep dat zij hooguit een meter met haar telefoon in de hand heeft gefietst, voordat ze deze in haar binnenzak heeft gedaan. De persoonlijke (medische) omstandigheden van betrokkene zorgen ervoor dat zij de boete niet kan betalen.
3.1.
Op de zitting heeft de vader van betrokkene het volgende aangevoerd. Betrokkene lijdt aan een cerebrale visuele stoornis (CVI). Dit houdt in dat signalen vertraagd binnenkomen in de hersenen, wat leidt tot vertraagde reacties. Daardoor is het niet mogelijk voor betrokkene om op haar telefoonscherm en het verkeer tegelijk te letten. Volgens vader kan het niet zo zijn dat betrokkene met haar telefoon in de hand heeft gefietst.
4. De vertegenwoordigster ziet geen aanleiding om over de zekerheidstelling heen te stappen. Verder stelt zij zich op het standpunt dat het beroep inhoudelijk ongegrond is, maar dat de redelijke termijn van berechting en de hoorplicht zijn geschonden.
Overwegingen
5. Betrokkene heeft de zekerheidstelling niet betaald. [1] De kantonrechter ziet in het onderbouwde draagkrachtverweer aanleiding om de zekerheid op nul te stellen en het beroep te behandelen.
6. In zaken op grond van de Wahv is de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht in beginsel voldoende voor het vaststellen van de verkeersovertreding, tenzij concrete omstandigheden worden aangevoerd die aanleiding geven tot twijfel.
6.1.
De verbalisant heeft verklaard dat hij betrokkene meermaals heeft zien fietsen met de telefoon in de rechterhand. Zoals de vertegenwoordigster heeft toegelicht, is het niet noodzakelijk dat de telefoon ook wordt gebruikt. Alleen het vasthouden van de telefoon tijdens het fietsen is al voldoende voor het opleggen van de boete en het staat op basis van de verklaring van de verbalisant vast dat betrokkene dit heeft gedaan.
6.2.
Verbalisant heeft met betrokkene gesproken blijkens het zaakoverzicht (met als verklaring van betrokkene: “ik weet de weg niet, harde wind, ik hoor het niet”) en op basis daarvan is een keuze gemaakt om de boete al dan niet uit te schrijven. De kantonrechter volgt daarin de beoordeling van de verbalisant.
7. De kantonrechter zal de boete matigen met 25% tot € 121,50 (inclusief administratiekosten) omdat de redelijke termijn van berechting is geschonden. [2] In deze zaak is namelijk meer dan twee jaar verstreken tussen het moment waarop betrokkene kon verwachten dat zij een boete zou krijgen en deze uitspraak.
8. In administratief beroep is verzocht om het verhaal in een gesprek uit te leggen. De officier van justitie heeft dit ten onrechte niet aangemerkt als een verzoek om een hoorzitting. Daarmee is de hoorplicht geschonden. De kantonrechter ziet hierin aanleiding om het overgebleven boetebedrag nog eens te matigen met 25% tot € 93,37 (inclusief administratiekosten).

Conclusie

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
  • vernietigt die beslissing;
  • wijzigt de inleidende beschikking en matigt de sanctie tot € 93,37.
Waarvan proces-verbaal,
D.W. Veenstra, griffier mr. J.Y.B. Jansen, kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.

Voetnoten

1.Artikel 11, tweede lid, van de Wahv.
2.Artikel 6, eerste lid, van het EVRM.