ECLI:NL:RBNNE:2025:2984

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
18-000465-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 4 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 augustus 2024 in Bolsward een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een jonge bestuurder, reed met een snelheid van ongeveer 57 km/u in een zone waar 30 km/u was toegestaan. Hij negeerde een verkeersbord en verleende geen voorrang aan een van rechts komende bestuurder, wat resulteerde in een botsing. Het slachtoffer, de bestuurder van het andere voertuig, liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een bekkenfractuur, wat leidde tot tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van zijn normale bezigheden. Tijdens de zitting op 20 juni 2025 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. T. van der Goot, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend had gedragen, wat leidde tot zijn veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uren en een rijontzegging van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die als first offender werd beschouwd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders in het verkeer en de gevolgen van roekeloos rijgedrag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/000465-25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 juli 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 juni 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2024 te Bolsward, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken] , daarmede rijdende over de weg, de Eekwerdlaan zich zodanig heeft gedragen, dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • ( tot (zeer) kort voor het verkeersongeval) dat motorrijtuig te besturen en ondertussen met een mobiel telefoontoestel in dat motorrijtuig allerlei handelingen te verrichten (door gebruikmaking van verschillende apps) en/of
  • dat motorrijtuig te besturen met een snelheid van (ongeveer) 57 kilometer per uur, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse voor motorrijtuigen toegestane snelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of (vervolgens)
  • bij het naderen van de kruising/splitsing van die Eekwerdlaan en de, gezien verdachtes rijrichting, rechts gelegen weg (eveneens Eekwerdlaan geheten) aldaar, een verkeersbord met daarop de maximum snelheid van 30 km/u en de vermelding "zone" te naderen en/of te negeren en/of te passeren en/of
  • niet zijn snelheid aan te passen aan de situatie en/of plaatselijke omstandigheden aldaar (immers was het zicht op de rechts gelegen weg (deels) belemmerd door beplanting) en/of (aldus)
  • in plaats van de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig te matigen/minderen, althans zodanig te regelen dat hij, verdachte, in staat was zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, met (nagenoeg) onverminderde snelheid (ongeveer 57 km/h) door te rijden en/of
  • geen, althans onvoldoende, rekening te houden met een, gezien verdachtes rijrichting, van rechts komende bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of (vervolgens)
  • met die (nagenoeg) onverminderde snelheid af te rijden op die van rechts komende bestuurder van dat motorrijtuig, welke inmiddels de rijstro(o)k(en) van de door verdachte bereden weg was opgereden (om linksaf te slaan), ten gevolge waarvan een botsing of aanrijding is ontstaan tussen dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en dat van rechts komende motorrijtuig, waardoor een ander, te weten de bestuurder van dat van rechts komende motorrijtuig (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer bekkenfractu(u)r(en) en/of een fractuur van het heiligbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 augustus 2024 te Bolsward, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân als bestuurder van een voertuig (motorrijtuig/personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de Eekwerdlaan,
  • ondertussen (tot (zeer) kort voor de hierna omschreven botsing of aanrijding) met een mobiel telefoontoestel in dat motorrijtuig allerlei handelingen heeft verrichten (door gebruikmaking van verschillende apps) en/of
  • dat motorrijtuig heeft bestuurd met een snelheid van (ongeveer) 57 kilometer per uur, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse voor motorrijtuigen toegestane snelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of (vervolgens)
  • bij het naderen van de kruising/splitsing van die Eekwerdlaan en de, gezien verdachtes rijrichting, rechts gelegen weg (eveneens Eekwerdlaan geheten) aldaar, een verkeersbord met daarop de maximum snelheid
van 30 km/u en de vermelding "zone" heeft genaderd en/of genegeerd en/of gepasseerd en/of
  • niet zijn snelheid heeft aangepast aan de situatie en/of plaatselijke omstandigheden aldaar (immers was het zicht op de rechts gelegen weg (deels) belemmerd door beplanting) en/of (aldus)
  • in plaats van de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig te matigen/minderen, althans zodanig te regelen dat hij, verdachte, in staat was zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, met (nagenoeg) onverminderde snelheid (ongeveer 57 km/h) door is gereden en/of
  • geen, althans onvoldoende, rekening heeft gehouden met een, gezien verdachtes rijrichting, van rechts komende bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of (vervolgens)
  • met die (nagenoeg) onverminderde snelheid is afgereden op die van rechts komende bestuurder van dat motorrijtuig, welke inmiddels de rijstro(o)k(en) van de door verdachte bereden weg was opgereden (om linksaf te slaan), ten gevolge waarvan een botsing of aanrijding is ontstaan tussen dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en dat van rechts komende motorrijtuig (personenauto, bestuurd door [slachtoffer] ), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd (en die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit. Zij vindt dat niet bewezen kan worden dat het ongeval mede is ontstaan doordat verdachte allerlei handelingen heeft verricht op zijn telefoon zoals ten laste gelegd in het eerste gedachtestreepje en vordert van dat deel vrijspraak. Volgens de officier van justitie is op grond van de andere gedragingen niettemin sprake van schuld in die zin dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, omdat bij het slachtoffer geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel dan wel tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard met uitzondering van het eerste gedachtestreepje, en dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Verdachte heeft ter terechtzitting de feitelijke gedragingen betreffende het -kortgezegd- te hard rijden en niet verlenen van voorrang duidelijk en ondubbelzinnig bekend. De rechtbank ziet hierin redenen ten aanzien van deze feitelijke gedragingen te volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering zoals hieronder weergegeven. Wat betreft het gevolg van de feitelijke handelingen heeft de raadsman bepleit dat niet kan
worden bewezen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel of tijdelijke verhindering in de normale bezigheden. Ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging past de rechtbank de hieronder zakelijk weergegeven bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.
Ten aanzien van de feitelijke gedragingen
De opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 juni 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 20 augustus 2024, opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 17 december 2024 inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal FO Verkeer d.d. 20 november 2024, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten.
Ten aanzien van het zwaar lichamelijk letsel dan wel tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 20 juni 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben in december 2024 bij het slachtoffer [slachtoffer] geweest. Hij vertelde mij dat hij in januari 2025 weer zou beginnen met werken.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 19 oktober 2024, voor zover inhoudend:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer]
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 16 en 17 augustus 2024
E. Overige van belang zijnde informatie:
Bekkenfractuur/fractuur heiligbeen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 17 december 2024, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Er is op 17 december 2024 telefonisch contact geweest tussen politie en [slachtoffer] . Daarbij deelde [slachtoffer] mede dat hij nog steeds niet geheel hersteld is, en zijn normale werkzaamheden nog niet kan uitvoeren.
BewijsoverwegingenSchuld
Om tot een veroordeling op grond van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) te komen, moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. De rechtbank dient daarnaast de mate van schuld te beoordelen. Of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 hangt volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad af van het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Verdachte reed op 16 augustus 2024 als bestuurder van een personenauto op de Eekwerdlaan in Bolsward. Op enig moment naderde verdachte een splitsing. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bij het naderen van deze splitsing heeft gekeken of er een bestuurder van rechts kwam, dat hij niemand heeft gezien en dat hij vervolgens gas heeft bijgegeven. Verdachte heeft echter ook verklaard dat zijn zicht op de rechts gelegen weg werd beperkt door een hoge heg, dat hij bekend is met deze T-splitsing, dat de splitsing onoverzichtelijk is en dat er vaker ongelukken gebeuren. Desondanks reed verdachte met te hoge snelheid af op deze duidelijk aangegeven, maar onoverzichtelijke splitsing, en heeft hij bij het oprijden van de splitsing de snelheid nog verder opgevoerd. Vijf seconden voor het ongeval reed verdachte ongeveer 48 kilometer per uur, terwijl 30 kilometer per uur was toegestaan. Op het moment van de botsing met het voertuig van het slachtoffer reed verdachte circa 57 kilometer per uur. Verdachte heeft daarmee de ter plaatse toegestane maximumsnelheid fors overschreden. Verdachte heeft daarbij geen voorrang verleend aan de van rechts komende bestuurder, als gevolg waarvan een botsing is ontstaan met het voertuig van het slachtoffer.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte (zeer) kort voor het ongeval gebruik heeft gemaakt van zijn mobiele telefoon. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij eerder tijdens de autorit gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon, maar dat dit (zeer) kort voor het ongeluk niet het geval was. De rechtbank laat deze omstandigheid dan ook buiten beschouwing voor de beoordeling van de vraag of sprake is van schuld.
De rechtbank is, evenals de officier van justitie, van oordeel dat de gedragingen en verkeersovertredingen van verdachte, te weten het -kortgezegd- fors overschrijden van de maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, binnen de bebouwde kom, terwijl hij ermee bekend was dat het een onoverzichtelijke T-splitsing is, waar vaker ongelukken gebeuren en het niet verlenen van voorrang aan een van rechts komende bestuurder, naar hun aard en ernst en onder de omstandigheden waarin deze zijn begaan, zodanig zijn dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en dat verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Zwaar lichamelijk letsel of tijdelijke ziekte/verhindering
Voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 WVW 1994 is daarnaast vereist dat het slachtoffer als gevolg van het verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen dan wel zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Voor de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, dient te worden gekeken naar de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat het letsel van het slachtoffer heeft bestaan uit een bekkenfractuur/fractuur van het heiligbeen. Op basis van vorenstaande stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer als gevolg van het verkeersongeval in ieder geval één fractuur in het bekken heeft opgelopen. De rechtbank is, evenals de raadsman, van oordeel dat dit letsel zonder nadere informatie over de aard van de fractuur, eventueel medisch ingrijpen of het uitzicht op (volledig) herstel niet zonder meer kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat bij het slachtoffer sprake is geweest van tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden. Uit zowel de verklaring van verdachte ter zitting alsook uit de verklaring van verbalisant volgt dat het slachtoffer in december 2024 nog niet geheel hersteld was en dat hij zijn normale werkzaamheden nog niet kon uitvoeren. Bovendien leren algemene ervaringsregels dat een fractuur in het bekken een genezingsduur van meerdere weken heeft en pijn en beperkingen met zich brengt. De rechtbank stelt op basis van vorenstaande vast dat sprake is van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan als bedoeld in artikel 6 WVW 1994. De rechtbank gaat daarmee voorbij aan het verweer van de raadsman.
Conclusie
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van het aan hem ten laste gelegde gebruik van zijn telefoon, kort voorafgaand aan het ongeval. De rechtbank acht bewezen dat verdachte met ongeveer 57 kilometer per uur reed, waar 30 kilometer per uur was toegestaan en dat hij geen voorrang heeft verleend. Gelet op voorgaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden als gevolg waarvan het slachtoffer zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De rechtbank acht daarmee het primair tenlastegelegde misdrijf van artikel 6 WVW 1994 wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 16 augustus 2024 te Bolsward als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg de Eekwerdlaan zich zodanig heeft gedragen, dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
  • dat motorrijtuig te besturen met een snelheid van ongeveer 57 kilometer per uur en
  • bij het naderen van de splitsing van die Eekwerdlaan en de, gezien verdachtes rijrichting, rechts gelegen weg (eveneens Eekwerdlaan geheten) aldaar, een verkeersbord met daarop de maximumsnelheid van 30 km/u en de vermelding "zone" te negeren en
  • niet zijn snelheid aan te passen aan de situatie en plaatselijke omstandigheden aldaar (immers was het zicht op de rechts gelegen weg deels belemmerd door beplanting) en aldus
  • in plaats van de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig te matigen/minderen, dat hij in staat was zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, met een snelheid van ongeveer 57 km/h te rijden en
  • geen rekening te houden met een, gezien verdachtes rijrichting, van rechts komende bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en vervolgens
  • met die snelheid af te rijden op die van rechts komende bestuurder van dat motorrijtuig, welke inmiddels de rijstrook van de door verdachte bereden weg was opgereden (om linksaf te slaan), ten gevolge waarvan een botsing is ontstaan tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en dat van rechts komende motorrijtuig, waardoor de bestuurder van dat van rechts komende motorrijtuig (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primaire feit wordt veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte first offender is, de kans op recidive laag is en verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werkzaamheden. De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een geldboete van 1500,00 en een voorwaardelijke rijontzegging.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 14 april 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 29 mei 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval. Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto te hard binnen de bebouwde kom gereden, terwijl hij wist dat hij een onoverzichtelijke splitsing naderde. Bij het direct oprijden van deze splitsing heeft hij zijn snelheid verder verhoogd tot een snelheid van ongeveer 57 kilometer per uur waar een maximumsnelheid van 30
kilometer per uur gold. Daarnaast heeft hij geen voorrang verleend aan een van rechts komende bestuurder, als gevolg waarvan de bestuurder van dit voertuig zodanig gewond is geraakt dat bij hem tijdelijke verhindering in de uitoefening van zijn normale bezigheden is ontstaan. Hoewel het niet bewezenverklaard is dat verdachte (zeer) kort voor het verkeersongeval gebruik heeft gemaakt van zijn mobiele telefoon en dat dit een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van het ongeval, heeft verdachte tijdens de zitting wel verklaard dat hij tot minder dan een minuut voor het ongeval tijdens de autorit handelingen heeft verricht op zijn telefoon. Uit het geheel van zijn handelen blijkt dat verdachte de verkeersveiligheid niet serieus heeft genomen en dat hij deze ernstig in gevaar heeft gebracht. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsadvies waarin naar voren komt dat verdachte zijn leven goed op orde heeft. Verdachte neemt verantwoordelijkheid voor zijn handelen en heeft in een persoonlijk gesprek zijn excuses aangeboden aan het slachtoffer. De reclassering ziet geen noodzaak tot het inzetten van bijzondere justitiële interventies. De rechtbank ziet hier evenmin aanleiding toe.
Op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten voor overtreding van artikel 6 WVW 1994 tot uitgangspunt genomen. Indien sprake is van ernstige schuld aan een verkeersongeval waarbij het slachtoffer zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, is het oriëntatiepunt een taakstraf van 120 uren, gecombineerd met een onvoorwaardelijke rijontzegging van zes maanden. De rechtbank ziet geen aanleiding sterk af te wijken van het oriëntatiepunt. Wel zal de rechtbank een deel van de rijontzegging voorwaardelijk opleggen omdat verdachte heeft gesteld zijn rijbewijs nodig te hebben voor zijn werk.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat van deze bijkomende straf
een gedeelte, groot 3 (drie) maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P. Eckert, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. A. Dijkstra, rechters, bijgestaan door mr. J.R. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juli 2025.