ECLI:NL:RBNNE:2025:2974

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
18/399964-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van afpersing met geweld

Op 22 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 2 november 2024 te Anloo, waar de verdachte samen met een of meer anderen het slachtoffer heeft bedreigd en gedwongen tot de afgifte van zijn persoonlijke bezittingen, waaronder een telefoon, jas, schoenen en bankgegevens. Het slachtoffer werd daarbij fysiek mishandeld door meermalen tegen het hoofd te slaan. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die aanvoerde dat de verklaringen niet ondersteund werden door objectieve bewijsmiddelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte samenwerkten en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, wat leidt tot de conclusie van medeplegen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van het delict op het slachtoffer, die niet alleen financieel benadeeld is, maar ook emotionele schade heeft geleden. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder deelname aan een gedragsinterventie en een meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer: 18/399964-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 juli 2025 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 juli 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.J. van der Aart, advocaat te Koog aan de Zaan. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 november 2024 te Anloo, gemeente Aa en Hunze, op de openbare weg aan de [adres] , althans in Nederland, omstreeks 02:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn telefoon, jas, schoenen, pasjeshouder, horloge, inlogcode bank en/of inlogcode telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) door meermalen tegen het hoofd te slaan en/of te schoppen en/of door knietjes te geven tegen het hoofd
EN/OF
hij op of omstreeks 2 november 2024 te Anloo, gemeente Aa en Hunze, op de openbare weg aan de [adres] , althans in Nederland, omstreeks 02:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon, jas, schoenen, pasjeshouder en/of horloge, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door meermalen tegen het hoofd te slaan en/of te schoppen en/of door knietjes te geven tegen het hoofd
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 november 2024 te Anloo, gemeente Aa en Hunze aan de [adres] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] een of meermalen tegen het hoofd te slaan en/of te schoppen en/of door knietjes te geven tegen het hoofd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen voor zover het mishandeling door te slaan betreft.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd.
Allereerst kan niet worden bewezen dat er goederen van aangever zijn weggenomen of door aangever zijn afgegeven. Alleen aangever verklaart hierover, maar zijn verklaringen zijn niet voldoende betrouwbaar nu verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben verklaard dat aangever onder invloed was van drugs. Bovendien worden aangevers verklaringen niet ondersteund door objectieve bewijsmiddelen.
Verdachte ontkent namelijk dat goederen zijn weggenomen of afgegeven en er zijn geen goederen van aangever onder verdachte of zijn medeverdachten aangetroffen. Daarnaast kan niet worden bewezen dat aan de zijde van verdachte sprake was van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling. Verdachte heeft immers verklaard dat de reden van het door hem uitgeoefende geweld lag in de ruzie die was ontstaan tussen aangever en medeverdachte [medeverdachte 1] .
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​De door verdachte ter zitting van 8 juli 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op de plek in het bos heb ik aangever met mijn vuist een aantal keren geslagen. Na de gebeurtenis zijn wij weggereden en hebben wij aangever op die plek achtergelaten.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2024, opgenomen op pagina 217 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] ( VISSEN/NN3R024103 ) d.d. 2 april 2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
We reden eerst een zandweg met hobbels in. Hier zijn wij gestopt om een sigaret te roken. Toen wij een sigaret aan het roken waren, kreeg ik van één van de jongens een stoot in mijn gezicht. Dit ging om de jongen met een pet op. Hij was blank en volgens mij was het een Nederlandse jongen. Nadat ik een klap in mijn gezicht kreeg, viel ik op de grond en alles werd donker. Ze hebben toen op mij ingeslagen. Ik herinner mij dat dit om twee jongens ging. De jongen met de pet en er was nog een jongen bij. Ik denk dat dit een Marokkaanse jongen is. Ik herinner mij dat hij een snor had. Hij had zijn haar in een middenscheiding. Hij had zwart haar. Ik ben in mijn gezicht geslagen. Ik voelde direct pijn in mijn gezicht. Ik hoorde de twee jongens die mij sloegen, zeggen dat ik mijn spullen moest afgeven. Ik moest mijn telefoon, jas, schoenen, pasjeshouder en horloge afgeven. Ik moest ook mijn code van mijn mobiele telefoon en mijn code van mijn internetbankieren afgeven. De jongens zijn vervolgens in de auto gestapt en het bos uitgereden. Nadat de jongens wegreden, ben ik gaan rennen. Uiteindelijk ben ik bij een camping gekomen, hier heb ik aangeklopt en ben ik geholpen door twee mannen. De schoenen die ik moest afgeven aan de jongens kan ik als volgt omschrijven: dit ging om zwarte Nike Jordan 4 schoenen.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2024, opgenomen op pagina 240 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op zaterdag 2 november 2024, omstreeks 02:40 uur kregen wij het verzoek te gaan naar de [adres] te Anloo. Hier zou het slachtoffer van een beroving bij melder zitten. Wij zagen dat [slachtoffer] blauwe plekken in zijn gezicht rondom zijn ogen had. Wij hoorden hem zeggen dat hij was beroofd. Wij vroegen hem wat er was gebeurd wij hoorden dat hij ons het volgende vertelde. Ze zijn ergens een bos in gereden en zijn hier een sigaretje gaan roken. Uit het niets werd hij aangevallen. Hij moest zijn telefoon, portemonnee, jas en schoenen afgeven. Ook moest hij de code van de zijn telefoon afgeven en de code voor internetbankieren afgegeven. Hij werd hierbij geslagen.
4. ​
​De eigen waarneming van de rechtbank die bij het onderzoek ter terechtzitting van 8 juli 2025 door haar persoonlijk is geschied, voor zover inhoudende:
Op de foto op pagina 242 en 243 van het dossier is te zien dat aangever verwondingen aan zijn gezicht heeft en geen jas en schoenen draagt.
5. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever (met bijlagen) d.d. 3 december 2024, opgenomen op pagina 225 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
V: Ik toon nu figuur 2. Wie is dit?
A: Dit is die Nederlandse jongen. Hij heeft het meeste gedaan toen we in dat bos waren. Hij heeft me naar de grond geslagen. Hij zei dat ik mijn spullen moest afgeven.
A: Er was nog één andere jongen. Die beiden deden eigenlijk even veel.
V: Wie zie je hier? (getoond wordt figuur 3)
A: Dat is die andere jongen. Dit is zeg maar diegene die evenveel gedaan heeft als die jongen met de pet.
6. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen) d.d. 26 november 2024, opgenomen op pagina 303 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
De aandachtvestiging bevatte 2 foto's.

Herkenning

De persoon herken ik als:

Achternaam: [verdachte] Voornamen: [verdachte] Grondslag herkenning

Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als jeugdagent.
7. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen) d.d. 26 november 2024, opgenomen op pagina 307 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
De aandachtvestiging bevatte 5 foto's. Twee foto's worden als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
Herkenning
De persoon en op herken ik als: Achternaam: [medeverdachte 1]
Voornamen: [medeverdachte 1]
Grondslag herkenning
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als jeugdagent.
8. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 december 2024, opgenomen op pagina 351 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Op genoemde dag en datum kwamen wij aan bij de [adres] . Hier werd de toegangsdeur van het begeleid wonen open gedaan door de begeleider. Deze begeleider opende de deur van de kamer van de gesignaleerde. In deze kamer troffen wij de verdachte die bleek te zijn genaamd: [medeverdachte 2] . Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag naast de kast, aan de rechterzijde, een tweetal bigshoppers op elkaar gestapeld staan. Ik zag dat op deze bigshoppers één paar zwarte Michael Jordan schoenen stond. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , vergeleek dit paar schoenen met de schoenen waarvan wij een foto hadden
van het onderzoeksteam, welke van het slachtoffer zouden zijn. Ik, verbalisant, zag dat deze schoenen overeenkwamen met de schoenen van de foto.
9. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2024, opgenomen op pagina 360 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op woensdag 18 december 2024 kwam aangever [slachtoffer] aan het bureau op verzoek van het onderzoeksteam naar aanleiding van de aangetroffen schoenen, merk Jordan Force zwart van kleur, bij verdachte [medeverdachte 2] in de woning. [slachtoffer] gaf aan dat hij zijn schoenen herkende aan de vouw (knik) die in de tong van de rechterschoen zat. Daarnaast herkende hij zijn schoenen aan de manier waarop de veters in de schoenen zaten en de manier waarop de veters door het laatste gaatje in de schoenen zat.
10. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 mei 2025, opgenomen als aanvullend proces-verbaal bij voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: En verder met betrekking tot de vechtpartij? A: Ik heb hem twee klappen gegeven.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Betrouwbaarheid verklaringen aangever
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat aangever zowel kort na de gebeurtenis, wanneer hij in paniek aanklopt bij campingbewoner [naam] en wanneer hij wordt opgevangen door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , als later die nacht wanneer zijn aangifte wordt opgenomen, consistent en gedetailleerd verklaart. Dit geldt ook ten aanzien van de verklaring die aangever een maand later aflegt tijdens een aanvullend verhoor. Verder acht de rechtbank de verklaringen authentiek, omdat aangever niet de indruk wekt dat hij dat wat gebeurd zou zijn heeft aangedikt. Het enkele gegeven dat aangever onder invloed zou zijn geweest van drugs maakt niet dat zijn verklaringen reeds om die reden onvoldoende betrouwbaar zijn, temeer nu zijn verklaringen worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Daarnaast komen de verklaringen van aangever over het verloop van de avond voorafgaand aan de gebeurtenis overeen met wat daarover uit het dossier blijkt. Dat sterkt de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever.
Steunbewijs
De vraag of er voldoende steunbewijs aanwezig is indien de bewezenverklaring zwaar leunt op de verklaringen van de aangever, is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. Wel zijn daarvoor enige regels in de jurisprudentie geformuleerd. Zo moet het steunbewijs voldoende steun geven aan de verklaringen van de aangever, dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband moet staan met de inhoud van de verklaringen van die aangever.
De rechtbank overweegt in dit verband dat de verklaringen van aangever ten aanzien van het geweld dat op zijn hoofd is uitgeoefend allereerst steun vinden in de verklaringen van verdachte en van medeverdachte [medeverdachte 1] . Aangever heeft verklaard dat twee van de vier aanwezige jongens hem geslagen hebben en heeft deze personen omschreven. Tijdens zijn aanvullend verhoor heeft aangever deze twee jongens op fotos aangewezen. Deze twee jongens zijn door jeugdagent [verbalisant 3] herkend als verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] en beiden hebben verklaard dat het klopt dat zij
aangever geslagen hebben. De verklaringen van aangever dat hij tegen zijn hoofd is geslagen worden daarnaast ondersteund door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , die in die betreffende nacht zien dat aangever blauwe plekken in zijn gezicht heeft.
De verklaringen van aangever ten aanzien van het zijn gedwongen tot afgifte van goederen en gegevens vinden allereerst steun in de eigen waarneming van de rechtbank. Op een foto is zichtbaar dat aangever zich in het donker in de buitenlucht bevindt en geen schoenen en jas draagt. De verklaringen van aangever worden daarnaast ondersteund door de in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen schoenen. Reeds in de aangifte die aangever in de nacht van de gebeurtenis aflegt, verklaart hij dat de schoenen die hij moest afgeven zwarte Nike Jordan 4 sneakers betreffen. Zes weken na de gebeurtenis worden onder medeverdachte [medeverdachte 2] schoenen in beslag genomen. Deze schoenen worden door aangever op basis van het type schoen, de knik in de tong van de rechterschoen en op basis van de manier waarop de veters in de schoenen zaten herkend als de schoenen die hij heeft moeten afgeven. De rechtbank concludeert dat gelet hierop dit daadwerkelijk de schoenen betreffen die aangever heeft moeten afgeven en het niet anders kan zijn dan dat die in de nacht van 2 november door één van de verdachten zijn meegenomen. De rechtbank schuift daarom de steeds wisselende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] over de herkomst van die schoenen als ongeloofwaardig terzijde. De rechtbank betrekt bij dit oordeel dat medeverdachte [medeverdachte 2] na zijn aanhouding in een opgenomen gesprek met zijn medeverdachten terwijl zij naar cellencomplex werden vervoerd, spontaan zegt “ze hebben die Cats gevonden”. Uit het dossier blijkt dat de weggenomen Nike schoenen van aangever [slachtoffer] Nike Cats worden genoemd.1
De rechtbank acht de verklaringen van verdachte dat hij alleen geweld zou hebben gebruikt naar aanleiding van een ruzie tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en aangever ongeloofwaardig.
Tussenconclusie
De rechtbank gaat, gelet op het vorengaande, uit van de juistheid van de verklaringen van aangever en neemt deze als uitgangspunt. De rechtbank stelt daarom vast dat aangever, terwijl hij stond te roken, vanuit het niets door medeverdachte [medeverdachte 1] tegen zijn hoofd is geslagen. Direct daarop heeft ook verdachte zich op aangever gestort en heeft ook verdachte aangever tegen zijn hoofd geslagen. Beide verdachten hebben hierbij tegen aangever gezegd dat hij zijn spullen en codes moest afgeven. Aangever is vervolgens achtergelaten in het bos en kort daarna zonder schoenen en jas aangetroffen door melder [naam] en de politie. De schoenen van aangever zijn een aantal weken later aangetroffen in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] .
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat verdachte geweld en heeft gepleegd met het oogmerk om verdachte te dwingen spullen aan hem of zijn medeverdachte af te geven en zich op die manier wederrechtelijk te bevoordelen.
Medeplegen
Tot slot ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gehandeld. De rechtbank stelt daarbij voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank stelt daartoe het volgende vast.
Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] hebben aangever geslagen. Onder uitoefening van dat geweld is gezegd dat aangever zijn spullen af moest geven, hetgeen aangever heeft gedaan.
Verdachte is vervolgens tezamen met medeverdachte [medeverdachte 1] weer in de auto gestapt en weggereden, aangever zonder spullen achterlatend. Gelet op het voorgaande heeft verdachte een
wezenlijke bijdrage geleverd en is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een voldoende bewuste en nauwe samenwerking. De rechtbank komt tot de conclusie dat sprake is van medeplegen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna bewezenverklaard.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 2 november 2024 te Anloo, gemeente Aa en Hunze, op de openbare weg aan de [adres] , omstreeks 02:00 uur, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn telefoon, jas, schoenen, pasjeshouder, horloge, inlogcode bank en inlogcode telefoon die aan die [slachtoffer] toebehoorden, door meermalen tegen het hoofd te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primairafpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op de openbare weg
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Als bijzondere voorwaarden moeten de voorwaarden worden gesteld zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om in het geval waarin de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen verklaart, aan verdachte maximaal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan een voorwaardelijk strafdeel kunnen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden worden verbonden, met uitzondering van een contactverbod met de medeverdachten. Een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal ertoe leiden dat de progressie die tot op dit moment is gemaakt, komt te vervallen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 23 juni 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan afpersing. Wat voor aangever begon als een gezellige uitgaansavond, is geëindigd in een nachtmerrie. Aangever is met vier andere personen van de binnenstad van Groningen naar een bosweg in Anloo gereden. Terwijl aangever daar rustig stond te roken met verdachte en een medeverdachte hebben zij aangever vanuit het niets in zijn gezicht geslagen en hem gedwongen tot de afgifte van onder meer zijn jas, schoenen en telefoon.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben zich in de auto bij de twee anderen gevoegd en zijn met zijn spullen, waaronder in ieder geval de afgenomen schoenen weggereden. Daarbij hebben zij aangever midden in de nacht ontredderd achtergelaten op die bosweg in een volstrekt onbekende omgeving. Uit deze gang van zaken blijkt dat verdachte en zijn medeverdachte enkel oog hebben gehad voor eigen financiële belangen en voorbij zijn gegaan aan de gevolgen van hun handelen. Aangever is niet alleen financieel benadeeld, maar heeft ook fysieke en emotionele schade geleden. De confrontatie met geweld door mensen met wie aangever dacht een gezellige avond te hebben, werkt diep door in het veiligheidsgevoel en vertrouwen van het slachtoffer in de samenleving. Zulke ervaringen kunnen langdurige psychische gevolgen hebben. Dat het slachtoffer daar ook last van heeft gehad en nog steeds heeft, blijkt uit de zich in het dossier bevindende schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] . De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat zij het recidiverisico inschat als gemiddeld. Verdachtes psychosociale functioneren, middelengebruik en zijn netwerk worden beschouwd als delictgerelateerde factoren. Op praktisch gebied is er sprake van stabiliteit. Verdachte beschikt over stabiele huisvesting en heeft een fulltime baan. Sinds mei 2025 staat verdachte onder toezicht van de reclassering in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Verdachte houdt zich tot dusver aan de voorwaarden en regels.
De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen en adviseert aan een voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden te verbinden. Geadviseerd wordt als bijzondere voorwaarden te stellen een meldplicht, de verplichting tot deelname aan een gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigen en een contactverbod met de medeverdachten.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit en de impact hiervan op het slachtoffer, geen andere straf passend is dan een gevangenisstraf. De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijk strafdeel langer is dan de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, omdat de ernst van het feit dit vereist. In strafmatigende zin zal de rechtbank, meer dan de officier van justitie, rekening houden met de jonge leeftijd van verdachte. Dit betekent dat verdachte opnieuw gedetineerd zal worden, maar dit doet recht aan de ernst van het feit en de gevolgen die het heeft gehad en nog heeft voor het slachtoffer.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op 3 jaren.
De rechtbank zal als bijzondere voorwaarden stellen de meldplicht, de verplichting tot deelname aan een gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigen en een contactverbod met aangever. De rechtbank zal niet langer als bijzondere voorwaarde stellen een contactverbod met de medeverdachten. De medeverdachten kennen elkaar al vele jaren en omdat toekomstig sociaal contact waarschijnlijk en normaal is, zou een dergelijk verbod een onevenredige beperking vormen op de levenssfeer van verdachte zonder aantoonbaar nut in het kader van preventie van recidive of beïnvloeding.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 1.839,87 ter vergoeding van materiële schade en 1.200,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de materiële schade de posten betreffende de jas, trui, broek, horloge, mobiele telefoon en de extra rijlessen en het rijexamen onvoldoende onderbouwd zijn dan wel onvoldoende in rechtstreeks verband staan met het ten laste gelegde. Ten aanzien van de overige gevraagde vergoedingen wegens materiële schade heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Gelet op de bepleite vrijspraak van afpersing dient het bedrag aan immateriële schade te worden gematigd, zodat de toe te wijzen vergoeding passend is bij een veroordeling wegens mishandeling.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank acht de gevraagde vergoeding wegens materiële schade volledig toewijsbaar. De posten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd, zijn een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde en komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal het toe wijzen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de schade is ontstaan.
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Het is een feit van algemene bekendheid dat delicten als de onderhavige een ernstige inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffers en dat slachtoffers nog geruime tijd met de psychische gevolgen daarvan te kampen kunnen hebben. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending in dit geval dan ook mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat reeds daarom een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen.
Uit de mondelinge toelichting ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezenverklaarde psychische schade heeft geleden. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. De rechtbank acht de gevraagde vergoeding wegens immateriële schade redelijk en zal deze volledig toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de schade is ontstaan.
Hoofdelijkheid en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte met de medeverdachte hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is. Dat betekent ook dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Veroordeelde meldt zich volgens afspraak bij Reclassering Nederland op het adres [adres] te Zaandam, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met slachtoffer [slachtoffer] , geboren op 22 oktober 2005, zolang het Openbaar Ministerie en/of de reclassering dit verbod nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
- het bedrag van 3.039,87 (zegge: drieduizend negenendertig euro en zevenentachtig cent). Dit bedrag bestaat uit 1.839,87 aan materiële schade en 1.200,00 aan immateriële schade;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 november 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 3.039,87 (zegge: drieduizend negenendertig euro en zevenentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 november 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 1.839,87 aan materiële schade en 1.200,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 40 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. J. Faber en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. R. de Boer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juli 2025.
Mr. M. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2024, opgenomen op pagina 372 e.v. van het dossier
van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] ( VISSEN/NN3R024103 ) d.d. 2 april 2025.