ECLI:NL:RBNNE:2025:294

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
18.034627.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedenzaak wegens onvoldoende bewijs en inconsistenties in verklaringen van aangeefsters

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zedenzaak waarbij de verdachte werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met twee minderjarige meisjes. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefsters inconsistenties bevatten en onvoldoende betrouwbaar waren om als bewijs te dienen. De zaak kwam ter terechtzitting op 16 januari 2025, waar de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.H. Wormmeester, aanwezig was. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten. De tenlastelegging omvatte meerdere ontuchtige handelingen met twee meisjes, die op het moment van de feiten respectievelijk twaalf en vijftien jaar oud waren. De rechtbank benadrukte dat zedenzaken vaak moeilijk te bewijzen zijn, omdat er meestal slechts twee personen bij de handelingen aanwezig zijn: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefsters kritisch beoordeeld en vastgesteld dat er onvoldoende steunbewijs was voor hun verklaringen. Hierdoor kon de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen. De vordering van de benadeelde partij werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank de verdachte vrijsprak van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangeefsters niet bruikbaar waren voor het bewijs, wat leidde tot de integrale vrijspraak van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/034627-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 januari 2025 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 2002 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 januari 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.H. Wormmeester, advocaat te Emmen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 8 oktober 2022 tot en met 5 augustus 2023 te [plaats] , (althans) in de gemeente Aa en Hunze, met [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2010, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 8 oktober 2022 tot en met 5 augustus 2023 te [plaats] , (althans) in de gemeente Aa en Hunze, met [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2010, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de borsten en/of billen van die [slachtoffer] ;
3.
hij in of omstreeks de periode van 28 juni 2023 tot en met 5 augustus 2023, te [plaats] , (althans) in de gemeente Aa en Hunze, met [slachtoffer] (roepnaam [slachtoffer] ) [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] ;
4.
hij in of omstreeks de periode van 28 juni 2023 tot en met 5 augustus 2023 te [plaats] , (althans) in de gemeente Aa en Hunze, met [slachtoffer] (roepnaam [slachtoffer] ) [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de borsten en/of billen van die [slachtoffer] en/of het wrijven over de vagina van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte integraal vrij te spreken van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wegens het ontbreken van overtuigend bewijs.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verklaringen van aangeefsters [slachtoffer] en [slachtoffer] onvoldoende betrouwbaar en geloofwaardig zijn en dat er een gebrek is aan steunbewijs.
Oordeel van de rechtbank
Juridisch kader
Deze zaak betreft een zedenzaak. Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich in het algemeen kenmerken door het feit dat slechts twee personen aanwezig waren bij de (beweerdelijke) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Ook in deze zaak is dit het geval. Dit maakt dat extra zorgvuldig naar de waardering van de afgelegde verklaringen moet worden gekeken, zeker als er, zoals in dit geval, sprake is van een ontkennende verdachte.
Volgens het tweede lid van artikel 342 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring of aangifte van een aangever. Dit betekent dat in een geval als het onderhavige de rechtbank eerst de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor de beweringen van de aangeefster voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, moet de rechtbank ten slotte de overtuiging hebben gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster [slachtoffer]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) over de handelingen die volgens haar door verdachte bij haar zijn verricht betrouwbaar zijn. Deze verklaringen moeten kritisch, zorgvuldig en behoedzaam worden bezien. Vervolgens komt de vraag aan de orde in hoeverre er ondersteuning bestaat voor die verklaringen.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] diverse belastende verklaringen heeft afgelegd, namelijk op 21 augustus 2023 tegenover de heer [naam] , eigenaar van het hierna te noemen gezinshuis, en tijdens het studioverhoor op 26 oktober 2023. [slachtoffer] verbleef in de ten laste gelegde periode in een gezinshuis waar verdachte en aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) ook verbleven. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte bij haar seksueel is binnengedrongen door zijn vinger(s) in haar vagina te brengen en zijn penis in haar mond. Dit gebeurde toen zij twaalf en dertien jaar oud was. Ook betastte verdachte haar borsten en billen, aldus [slachtoffer] . Uit het dossier komt naar voren dat [slachtoffer] heeft verklaard dat zij zich niet veilig voelde en dat zij samen met [slachtoffer] aan [naam] , een ander meisje dat regelmatig binnen het gezinshuis verbleef, heeft verteld wat er gebeurd zou zijn. [slachtoffer] en [slachtoffer] zijn daarna samen naar voornoemde [naam] gegaan om hun verhaal te vertellen. [naam] heeft in het informatief gesprek zeden op 6 september 2023 en in de aangifte op 25 september 2023 verklaard hoe het gesprek met [slachtoffer] en [slachtoffer] verlopen is. Hij vertelt dat verdachte aan de borsten van beide meisjes zou hebben gezeten en ook in hun broek zou hebben gezeten. Volgens [naam] vertelde [slachtoffer] dat verdachte had geprobeerd om bij haar binnen te dringen, maar dat dat niet was gelukt. Zij zou een SOA-test en een zwangerschapstest hebben gedaan welke beide negatief waren. De rechtbank stelt vast dat het informatieve gesprek en de aangifte van [naam] op belangrijke punten niet overeen komen met de verklaring van [slachtoffer] tijdens het studioverhoor en op onderdelen tegenstrijdigheden bevat. Tijdens het studioverhoor op 26 oktober 2023 verklaart [slachtoffer] namelijk niets over het binnendringen door verdachte. Ook merkt de rechtbank op dat [slachtoffer] tijdens het studioverhoor heeft verklaard dat zij ook met verdachte getongd zou hebben en dat zij hem moest pijpen. Hierover heeft zij niet verklaard toen zij [naam] voor het eerst sprak. Tevens neemt de rechtbank in aanmerking dat [slachtoffer] op (vooral open) vragen van de politie niet altijd duidelijke en concrete antwoorden geeft, dat zij op dezelfde vragen wisselende antwoorden geeft en dat zij zich bepaalde gebeurtenissen ogenschijnlijk pas na meerdere keren doorvragen kan herinneren.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster [slachtoffer]
De rechtbank ziet zich tevens voor de vraag gesteld of de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] over de handelingen die volgens haar door verdachte bij haar zijn verricht betrouwbaar zijn. Deze verklaringen moeten eveneens kritisch, zorgvuldig en behoedzaam worden bezien. Vervolgens komt de vraag aan de orde in hoeverre er ondersteuning bestaat voor die verklaringen.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster [slachtoffer] ook diverse belastende verklaringen heeft afgelegd, namelijk op 21 augustus 2023 tegenover [naam] en tijdens het studioverhoor op 26 oktober 2023. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte bij haar seksueel is binnengedrongen door het brengen van zijn vinger(s) in haar vagina toen zij vijftien jaar oud was. Daarnaast betastte verdachte haar borsten en billen en wreef over haar vagina. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij haar verhaal voor het eerst aan [naam] zou hebben gedaan omdat [naam] zou hebben gevraagd of het wel goed ging met [slachtoffer] . Vervolgens zou zij haar verhaal opnieuw samen met [slachtoffer] op de kamer van [naam] hebben verteld, maar pas naar aanleiding van het verhaal van [slachtoffer] . Aldus zouden [slachtoffer] en [slachtoffer] onafhankelijk van elkaar hebben bedacht dat zij ongeveer in dezelfde periode aan [naam] zouden vertellen wat er met hen gebeurd was. Dit komt de rechtbank onwaarschijnlijk voor. Uit het informatief gesprek zeden en de aangifte door [naam] volgt dat verdachte aan de borsten van beide meisjes heeft gezeten en ook in hun broek zou hebben gezeten. Volgens [naam] vertelde [slachtoffer] dat verdachte ook bij haar was binnengedrongen en dat hij hierbij bijna klaar was gekomen. Zij zou eveneens een SOA-test en een zwangerschapstest hebben gedaan welke beide negatief waren. Ook hier stelt de rechtbank vast dat het informatieve gesprek en de aangifte van [naam] op belangrijke punten niet overeenkomen met de verklaring van [slachtoffer] tijdens het studioverhoor. In het studioverhoor op 26 oktober 2023 heeft [slachtoffer] alleen verklaard dat verdachte haar zou hebben betast en gevingerd en heeft zij niets verklaard over het met de penis binnendringen door verdachte. Verder blijkt uit de verklaring van [naam] dat [slachtoffer] eerder een dergelijk verhaal zou hebben verteld toen zij in een ander gezinshuis verbleef en dat dit verhaal later verzonnen bleek te zijn. Ook heeft hij verklaard dat aangeefster ook op andere punten niet altijd de waarheid spreekt en dat haar verhalen gecontroleerd moeten worden. Daarnaast gaan [slachtoffer] en [slachtoffer] als twee zussen met elkaar om en zullen zij alles voor elkaar doen, aldus [naam] . Daarbij komt dat door [slachtoffer] tijdens het studioverhoor met de politie weinig concrete details zijn beschreven over wat precies zou zijn voorgevallen en dat zij zich vaak dingen niet meer herinnert.
Conclusie
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van zowel aangeefster [slachtoffer] als aangeefster [slachtoffer] inconsistenties bevatten en - gelet op hun achtergrond - als onvoldoende betrouwbaar zijn aan te merken, zodat die verklaringen niet bruikbaar zijn voor het bewijs. De rechtbank zal verdachte om die reden integraal vrijspreken van het ten laste gelegde.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 3.607,50 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite integrale vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan alleen een schadevergoeding toekennen als bewezen is dat verdachte de strafbare feiten die met de schade verband houden heeft begaan. De rechtbank zal verdachte echter vrijspreken van het ten laste gelegde. Daarom zal de rechtbank [slachtoffer] , als benadeelde partij, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2, 3 en 4 ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.

Benadeelde partij

Verklaart de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer] haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.T.M. Hennevelt, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. H.M. Lenting, rechters, bijgestaan door mr. D. Flanderijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 januari 2025.