ECLI:NL:RBNNE:2025:292

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
18.244430.20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs in diefstal met geweld

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 juli 2021 in Groningen, waar de verdachte zou hebben geprobeerd een rugtas, een iPhone, een pinpas en een fiets van een slachtoffer te stelen, vergezeld van geweld. Tijdens de zitting op 16 januari 2025 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.H. Veltkamp, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. E.C. Hellinga.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren. De getuigenverklaringen en het signalement van de dader waren niet voldoende om de verdachte als dader aan te wijzen. De rechtbank heeft ook de betrouwbaarheid van een enkelvoudige fotoconfrontatie in twijfel getrokken, waarbij het slachtoffer de verdachte herkende op basis van een foto die op sociale media was geplaatst. De rechtbank concludeert dat de resultaten van deze herkenning niet betrouwbaar zijn voor bewijsvoering.

Daarnaast heeft de benadeelde partij, het slachtoffer, een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar de rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard, gezien de vrijspraak van de verdachte. De rechtbank heeft bepaald dat de benadeelde partij haar vordering alleen bij de burgerlijke rechter kan indienen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. A. Nieuwenhuis, en is openbaar uitgesproken op 30 januari 2025.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/244430-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 januari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1968 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 januari 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.H. Veltkamp, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.C. Hellinga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 juli 2021 te Groningen, op de [adres] , althans op de openbare weg, een rugtas, een Iphone, een pin/bankpas en/of een fiets (merk Batavus), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • voornoemde [slachtoffer] te duwen, en/of
  • voornoemde [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het gezicht en/of overige delen van het lichaam te slaan en/of te stompen, en/of
  • de rugtas van de rug van voornoemde [slachtoffer] te trekken, en/of
  • het hoofd van voornoemde [slachtoffer] tegen de grond en/of een brug te duwen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 1 juli 2021 wordt mevrouw [slachtoffer] op de [adres] in Groningen slachtoffer van een diefstal met geweld. Ze omschrijft de dader als een donker getinte man met kort grijs haar, van rond de 50 jaar oud en met donkere bovenkleding. Ook drie getuigen geven een vergelijkbaar signalement. Door de getuigen wordt nog benoemd dat de man een grijze baard heeft, stevige schoenen draagt en verward leek. Twee verbalisanten moeten door het opgegeven signalement denken aan verdachte [verdachte] . Verdachte [verdachte] wordt uiteindelijk aangetroffen te [plaats] , ongeveer twee uur na de diefstal met geweld, komend uit de richting van de stad Groningen. Hij was gekleed in slechts een onderbroek en liep zwalkend op blote voeten. Tijdens de diefstal met geweld is onder andere de fiets van het slachtoffer meegenomen. Deze fiets wordt op dezelfde dag nog aangetroffen op de [adres] in Groningen. Vanaf de [adres] is het twee uur lopen naar de plek waar verdachte [verdachte] werd aangetroffen, uitgaande van een gemiddelde loopsnelheid van 4,5 kilometer per uur. Verdachte [verdachte] liep volgens de verbalisanten echter zwalkend en hij rook naar het inwendig gebruik van alcohol. Tevens zou hij zich onderweg van zijn kleding en van de weggenomen goederen hebben moeten ontdoen. De rechtbank acht het, gelet op de krappe tijdspanne en de fysieke toestand van verdachte, onaannemelijk dat verdachte twee uur voor zijn aanhouding op de plaats delict heeft kunnen zijn.
Daar komt bij dat het enige bewijsmiddel dat verdachte als dader aanwijst, naar het oordeel van de rechtbank niet bruikbaar is. Aangeefster heeft verdachte herkend op een foto die via sociale media tot
haar is gekomen. Volgens vaste jurisprudentie heeft een enkelvoudige fotoconfrontatie een zwakkere bewijskracht dan een meervoudige fotoconfrontatie, wegens het ontbreken van een keuzemogelijkheid. Door het tonen van fotos van één verdachte kan de overtuiging ontstaan dat de getoonde persoon wel de dader moet zijn, zeker als het uiterlijk van de persoon op de foto enigszins overeenkomt met het uiterlijk van de dader zoals dat door een aangever of getuige in het geheugen is opgeslagen. Bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van een herkenning die gebaseerd is op een enkelvoudige fotoconfrontatie is onder meer de wijze waarop de enkelvoudige fotoconfrontatie en de herkenning hebben plaatsgevonden van groot belang. In deze zaak was op de Facebookpagina van de politie een getuigenoproep geplaatst. Onder deze oproep was gereageerd met een foto van verdachte [verdachte] . De aangeefster heeft deze foto gezien en heeft verklaard dat zij verdachte [verdachte] voor tachtig procent herkent als de dader van de gepleegde diefstal met geweld. Ze geeft daarbij aan dat hij er op de foto niet precies hetzelfde uitziet, maar ze twijfelt niet. Het slachtoffer heeft geen fotos van andere personen die aan het signalement voldoen bekeken. De rechtbank kan gelet op het voorgaande niet anders dan concluderen dat de resultaten van de confrontatie onvoldoende betrouwbaar zijn om ze te kunnen gebruiken voor het bewijs.
Gelet op bovenstaande, kan de rechtbank niet vaststellen dat het verdachte is geweest die de diefstal met geweld jegens het slachtoffer heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde feit.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 4.555,95 ter vergoeding van materiële schade en 7.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, gelet op de gevorderde vrijspraak.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Nieuwenhuis, voorzitter, mr. drs. J.V. Nolta en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. M.M. Peters, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 januari 2025.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.