ECLI:NL:RBNNE:2025:2848

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
c/18/243385 / fa rk 25-1193
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in een zaak betreffende een minderjarige asielzoeker

In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 16 juli 2025, wordt de bevoegdheid van de rechtbank besproken in een zaak die betrekking heeft op een minderjarige asielzoeker, aangeduid als 'betrokkene'. De gecertificeerde instelling Stichting Nidos, gevestigd in Utrecht, heeft een verzoekschrift ingediend, maar de rechtbank concludeert dat er onvoldoende concrete feiten zijn gepresenteerd om te stellen dat Ter Apel de werkelijke verblijfplaats van betrokkene is. De rechtbank heeft eerder op 27 mei 2025 een tussenbeschikking gegeven waarin Nidos werd gelast om haar stellingen bij akte toe te lichten. Op 20 juni 2025 ontving de rechtbank een akte van Nidos, maar deze bevatte onvoldoende informatie om de bevoegdheid van de rechtbank Noord-Nederland vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat minderjarige asielzoekers vaak na aanmelding in Ter Apel elders worden ondergebracht, wat de stelling van Nidos ondermijnt. Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat betrokkene op het moment van indiening van het verzoekschrift zonder vaste woon- of verblijfplaats was, waardoor de rechtbank zich onbevoegd verklaart. De zaak wordt verwezen naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, conform artikel 262, eerste lid, van het Wetboek van Rechtsvordering. De rechtbank benadrukt dat het belang van het kind voorop staat in alle maatregelen betreffende kinderen, maar dat Nidos onvoldoende informatie heeft verschaft over de verblijfplaats van betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rekestnummer: C/18/243385 / FA RK 25-1193
beschikking van de meervoudige kamer d.d. 16 juli 2025
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Stichting Nidos,
die is gevestigd in Utrecht,
en die hierna "de GI" wordt genoemd,
over de persoon die door de GI wordt aangeduid als
[Betrokkene],
die is geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 2009 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
en die hierna "betrokkene" wordt genoemd.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Op 27 mei 2025 heeft de rechtbank een tussenbeschikking gegeven, waarin Nidos is gelast haar stellingen bij akte toe te lichten.
1.2.
Op 20 juni 2025 heeft de rechtbank een akte van Nidos ontvangen.
1.3.
Daarna is bepaald dat deze beschikking wordt gegeven.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. Dat is vanwege het volgende.
2.2.
In de tussenbeschikking heeft de rechtbank ten aanzien van de relatieve bevoegdheid vastgesteld dat het verzoekschrift van Nidos onvoldoende feiten bevat om vast te kunnen stellen dat de rechtbank Noord-Nederland bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. In het verzoekschrift wordt enkel vermeld dat betrokkene verblijft in een asielzoekerscentrum op het adres [straatnaam en nummer] , [postcode] Ter Apel. Er is vastgesteld dat deze gegevens ontoereikend zijn om aan te nemen dat sprake is van een verblijfplaats met een voldoende bestendig karakter. Daarbij is overwogen dat het een feit van algemene bekendheid is dat minderjarige asielzoekers, waarvan hier aldus Nidos sprake is, na aanmelding in Ter Apel direct of op korte termijn elders worden ondergebracht, zoals onder meer blijkt uit de informatie op de website van Nidos.
2.3.
De rechtbank heeft Nidos in de tussenbeschikking bevolen om opgave te doen van concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat het opgegeven adres in Ter Apel als werkelijk verblijf kan worden gekwalificeerd of om aan te geven welk ander adres inmiddels als werkelijke verblijfplaats heeft te gelden.
2.4.
In haar akte stelt Nidos onvoldoende concrete feiten en omstandigheden om aan te nemen dat Ter Apel heeft te gelden als de werkelijke verblijfplaats van betrokkene als bedoeld in artikel 1:10, eerste lid, Burgerlijk Wetboek. Nidos stelt dat bestendigheid er niet toe doet. Wat Nidos stelt, bevestigt veeleer het vermoeden van de rechtbank dat Ter Apel niet als werkelijke verblijfplaats kan worden aangemerkt. Zo is te lezen dat betrokkene op de dag van/na de indiening van het verzoekschrift elders in Nederland is ondergebracht. Nidos stelt ook niet welk ander adres als werkelijke verblijfplaats heeft te gelden.
2.5.
De rechtbank concludeert dat betrokkene op het moment van indiening van het verzoekschrift zonder vaste woon- of verblijfplaats was. Dat betekent dat de rechtbank Noord-Nederland niet bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
2.6.
Omdat Nidos statutair gevestigd is in Utrecht, wordt de zaak daarom verwezen naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (artikel 262, eerste lid, Wetboek van Rechtsvordering). De rechtbank had de zaak liever, vanuit het vereiste dat het belang van het kind een eerste overweging is in alle maatregelen betreffende kinderen (artikel 3 Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind), verwezen naar de rechtbank van het arrondissement waar betrokkene momenteel zijn woonplaats of werkelijk verblijf heeft, maar Nidos heeft ook daarover onvoldoende informatie verschaft.
2.7.
Het feit dat het gaat om een (minderjarige) asielzoeker rechtvaardigt geen afwijking van de wettelijke bevoegdheidsregels, voor zover Nidos daarop doelt. Dat zou in deze zaak ook een ongerechtvaardigd onderscheid opleveren.
2.8.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank niet meer ingaan op de andere in de tussenbeschikking benoemde onderwerpen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen;
3.2.
verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht;
3.3.
draagt de griffier op deze beschikking en het procesdossier aan de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, toe te sturen.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Dijkstra, mr. S. Timmermans en mr. B.R. Tromp, (kinder)rechters, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2025. De beschikking is op diezelfde datum ondertekend door mr. S. Dijkstra.