ECLI:NL:RBNNE:2025:2732

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
18-275772-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor afpersing van een jong en kwetsbaar slachtoffer met een steekwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met een medeverdachte een elfjarig slachtoffer heeft afgeperst. De verdachte heeft het plan bedacht om het slachtoffer te beroven van zijn vapes en heeft dit uitgevoerd door het slachtoffer te bedreigen met een mes. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest en een werkstraf van 180 uren, waarvan 120 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing, gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die op het moment van het delict 15 jaar oud was en niet eerder was veroordeeld. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij een schadevergoeding van 500 euro is toegekend voor immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de proceskosten van de benadeelde partij.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-275772-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 mei 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 mei 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.G. Knegt, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Westerhof.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2024 te [plaats] , gemeente Achtkarspelen (op de openbare weg) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van (een tas met) (een of meer) vapes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) door (- zakelijk weergegeven -) met een geheel of deels gemaskerd/bedekt gezicht en/of een (op een) mes (gelijkend voorwerp) die [slachtoffer] te benaderen en/of een/dat (op een) mes (gelijkend voorwerp) (in een opgeheven hand) aan die [slachtoffer] te tonen en/of met een/dat (op een) mes (gelijkend voorwerp) zwaaiende bewegingen te maken (ten overstaan van en/of in de richting van die [slachtoffer] ) en/of (daarbij) aan die [slachtoffer] toe te voegen de woorden: "Waar zijn die vapes!" en/of "Geef mij die vapes!", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 augustus 2024 te [plaats] , gemeente Achtkarspelen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (op de openbare weg) (een tas met) (een of meer) vapes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (- zakelijk weergegeven -) met een geheel of deels gemaskerd/bedekt gezicht en/of een (op een) mes (gelijkend voorwerp) die [slachtoffer] te benaderen en/of een/dat (op een) mes (gelijkend voorwerp) (in een opgeheven hand) aan die [slachtoffer] te tonen en/of met een/dat (op een) mes (gelijkend voorwerp) zwaaiende bewegingen te maken (ten overstaan van en/of in de richting van die [slachtoffer] ) en/of (daarbij) aan die [slachtoffer] toe te voegen de woorden: "Waar zijn die vapes!" en/of "Geef mij die vapes!", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde feit gevorderd. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte zijn betrokkenheid bij de straatroof heeft bekend. Uit het dossier blijkt dat het slachtoffer zijn tas met vapes heeft afgegeven, waardoor het feit als afpersing en niet als (gekwalificeerde) diefstal te kwalificeren is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder primair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 mei 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 29 augustus 2024, opgenomen op pagina 46 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 3 september 2024, inhoudende de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 augustus 2024, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte] .
Bewijsoverweging
Verdachte heeft bekend dat hij ten overstaan van het slachtoffer een mes heeft getoond en daarmee heeft gedreigd. Daarentegen heeft verdachte zowel bij de politie als ter zitting ontkend dat hij zwaaiende bewegingen heeft gemaakt met het mes. De rechtbank ziet in voornoemde bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte ten overstaan van het slachtoffer zwaaiende bewegingen met het mes heeft gemaakt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 26 augustus 2024 te [plaats] , op de openbare weg tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas met vapes, die aan [slachtoffer] toebehoorde door met een bedekt gezicht en een mes [slachtoffer] te benaderen en dat mes in een opgeheven hand aan [slachtoffer] te tonen en met dat mes zwaaiende bewegingen te maken ten overstaan van [slachtoffer] en daarbij aan [slachtoffer] toe te voegen de woorden: "Waar zijn die vapes!" en "Geef mij die vapes!".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 64 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel de voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming moeten worden verbonden. Voorts heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 50 uren gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, een geheel voorwaardelijke werkstraf bepleit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de deskundigen hebben aangegeven dat op pedagogisch gebied alle doelen zijn bereikt. Een onvoorwaardelijke werkstraf wordt, gelet op de belastbaarheid van verdachte, eveneens niet geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en is derhalve niet wenselijk. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een voorwaardelijke jeugddetentie niet verenigbaar is met de uitgangspunten van het jeugdstrafrecht en mogelijk (ook) in strijd is met artikel 37 en artikel 40 van het Verdrag inzake de rechten van het kind. De raadsman heeft voorts verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de strikte schorsingsvoorwaarden waaraan verdachte zich gedurende de schorsingsperiode heeft moeten houden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte
rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan afpersing van een jong en kwetsbaar slachtoffer. Samen met zijn medeverdachte heeft verdachte het plan gemaakt om het elfjarige slachtoffer te beroven van zijn vapes. Verdachte is hierbij degene geweest die het plan bedacht heeft en het slachtoffer daadwerkelijk heeft bedreigd. Dit plan heeft verdachte samen met zijn medeverdachte uitgevoerd. De medeverdachte heeft onder valse voorwendselen een afspraak met het slachtoffer gemaakt om te komen naar het terrein bij de kerk in [plaats] . Tijdens deze afspraak is verdachte tevoorschijn gekomen, waarbij verdachte een bivakmuts droeg en het slachtoffer met een keukenmes heeft bedreigd, waardoor het slachtoffer zijn tas met vapes heeft afgegeven. Nadat het slachtoffer zijn tas met vapes heeft afgegeven is verdachte ervandoor gegaan en hebben beide verdachten de buit verdeeld.
Afpersing betreft een zeer ernstig feit, waarbij het slachtoffer angstige momenten moet hebben beleefd. Dat het incident een grote impact op het slachtoffer heeft gehad blijkt ook uit het feit dat het slachtoffer nadien niets over het voorval aan zijn ouders heeft verteld en er nog altijd moeilijk over kan praten. Dat het slachtoffer voorafgaand aan het incident wegens zijn persoonlijke omstandigheden gedurende langere periode niet naar buiten ging, acht de rechtbank extra schrijnend. Met zijn handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op het veiligheidsgevoel en het eigendomsrecht van het slachtoffer.
De rechtbank neemt het verdachte daarnaast kwalijk dat hij een mes bij zich had in de openbare ruimte en daadwerkelijk met dit mes heeft gedreigd. Het ongecontroleerde bezit van steekwapens vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een grote maatschappelijke impact. Het voorhanden hebben van messen leidt namelijk gemakkelijk tot het gebruik daarvan, met alle gevolgen van dien. Bovendien vergroten feiten als het onderhavige de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Naast de ernst van het feit houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft het strafbare feit gepleegd toen hij 15 jaar oud was. Uit de justitiële documentatie van 9 april 2025 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 11 april 2025. Uit het rapport blijkt dat verdachte zich gedurende de schorsingsperiode goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Het toezicht en de begeleiding van de jeugdbescherming hebben veel effect op verdachte gehad. Gebleken is dat verdachte meer dan gemiddeld baat heeft bij structuur en duidelijke kaders. Een voorwaardelijke straf en oplegging van bijzondere voorwaarden is dan ook aangewezen. Een onvoorwaardelijke werkstraf is gelet op de kwetsbaarheid en beperkte belastbaarheid van verdachte niet wenselijk. De focus dient te liggen op hulpverlening en het verstevigen van de geleerde vaardigheden. De Raad schat het risico op recidive in als gemiddeld. Bij veroordeling adviseert de Raad een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest, een geheel voorwaardelijke werkstraf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een alcohol- en drugsverbod, het meewerken aan diagnostiek en een eventuele daaruit voortvloeiend behandeling bij [instelling] , het volgen van onderwijs of dagbesteding en een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] en slachtoffer [slachtoffer] .
Ter zitting heeft de Raad het advies bevestigd en nader toegelicht. De Raad heeft naar voren gebracht dat bij verdachte sprake is van een laag intelligentieniveau en dat zijn sociaal-emotionele ontwikkeling achterloopt op die van leeftijdsgenoten. Indien er een onvoorwaardelijke straf opgelegd dient te worden, is een werkstraf passend. Wel is het van belang dat rekening wordt gehouden met de beperkte belastbaarheid van verdachte. Tijdens de schorsingsperiode zijn alle pedagogische doelen reeds bereikt.
De geleerde vaardigheden kan verdachte middels de bijzondere voorwaarden verder bestendigen. Het is wenselijk dat aan de bijzondere voorwaarden begeleiding van [instelling] zal worden toegevoegd.
Verdachte staat reeds in contact met deze instantie. Daarnaast is het wenselijk dat van het contactverbod kan worden afgeweken, indien de jeugdreclassering dit wenselijk acht en mits het contact onder begeleiding van de jeugdreclassering plaatsvindt.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit oplegging van een jeugddetentie. Ondanks de ernst van het feit, zal de rechtbank, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, geen langere jeugddetentie opleggen dan dat het voorarrest heeft geduurd. Daarentegen acht de rechtbank een werkstraf, gelet op de ernst van het feit en de rol die verdachte bij het bewezen verklaarde feit heeft gehad, passend. De rechtbank acht het van belang dat verdachte mee zal blijven werken aan het toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering en zal om die reden, en om hem te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten, een gedeelte van de werkstraf voorwaardelijk opleggen, waaraan de rechtbank de bijzondere voorwaarden die door de Raad zijn geadviseerd zal verbinden. Ten aanzien van het contactverbod overweegt de rechtbank dat, indien de jeugdreclassering dit wenselijk acht, van het contactverbod kan worden afgeweken, mits het contact plaatsvindt met instemming en onder begeleiding van de jeugdreclassering. Een voorwaardelijke jeugddetentie acht de rechtbank niet passend, gelet op de kwetsbaarheid van verdachte en zijn overige persoonlijke omstandigheden. Bovendien heeft verdachte zich gedurende de schorsingsperiode al aan vrijheidsbeperkende voorwaarden moeten houden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 4 dagen, met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, passend en oplegging daarvan geboden is. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf voor de duur van 180 uren, waarvan 120 uren voorwaardelijk opleggen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de door de Raad in haar rapport geformuleerde bijzondere voorwaarden verbinden, waaraan verdachte zich gedurende een proeftijd van twee jaren moet houden. Daarnaast zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde begeleiding door [instelling] opleggen, zoals ter terechtzitting door de Raad is toegelicht.
Benadeelde partij
[naam] en [naam] hebben zich namens hun zoon [slachtoffer] als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Zij worden vertegenwoordigd door mr. G. Grujić, advocaat te Den Haag. Gevorderd wordt een bedrag van 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Daarnaast wordt gevorderd een vergoeding van de proceskosten te begroten volgens het liquidatietarief.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor toewijzing in aanmerking komt, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de hoogte van de vordering heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering op onjuiste wijze is ingediend en derhalve niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering op geen enkele wijze is onderbouwd en ook om die reden niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. De raadsman heeft voorts het causale verband tussen het ten laste gelegde feit en de psychische schade van het slachtoffer betwist. Voorafgaand aan de straatroof speelde er veel in het leven van het slachtoffer, waardoor het causale verband zonder enige onderbouwing niet kan worden vastgesteld. Nader onderzoek levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Indien de rechtbank de vordering wel toewijsbaar acht, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering gematigd dient te worden tot een bedrag van hoogstens 300,00.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat voor zover er aan de vordering een formeel gebrek zou kleven, deze ter terechtzitting is hersteld. Immers zijn de benadeelde partij en de raadsvrouw ter zitting verschenen en hebben zij de vordering ter terechtzitting ingediend en nader toegelicht. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in zoverre ontvankelijk is in de vordering.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft 2.500,00 aan immateriële schade gevorderd wegens emotionele schade. De rechtbank stelt vast dat de vordering op geen enkele wijze is onderbouwd. Ook ter terechtzitting heeft de raadsvrouw de vordering geenszins kunnen voorzien van een onderbouwing. Desondanks zal de rechtbank de vordering gedeeltelijk toewijzen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast gelet op de aard en de ernst van de normschending. Uit het dossier volgt dat verdachte gemaskerd was, een mes bij zich had en met dit mes zwaaiende bewegingen in de richting van het slachtoffer heeft gemaakt en hem op die manier vapes afhandig heeft gemaakt. Gelet op het voorgaande, vindt de rechtbank dat er voldoende grondslag is voor vergoeding van immateriële schade. Bij gebrek aan onderbouwing van de vordering zal de rechtbank zich baseren op de informatie die uit het dossier volgt over de aard en de ernst van de normschending, waarover hiervoor in de stafmotivering al het nodige is gezegd. Vanwege het benoemde gebrek aan onderbouwing kan de rechtbank onvoldoende vaststellen wat de gevolgen daarvan voor het slachtoffer zijn geweest, zodat daarmee bij de bepaling van de hoogte van de immateriële schade geen rekening kan
worden gehouden. De rechtbank acht een vergoeding van 500,00 redelijk en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. Het aantal dagen waarvoor gijzeling kan worden toegepast bepaalt de rechtbank vanwege de toepassing van het jeugdstrafrecht op nul.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen schadebedrag toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade. Ook ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel zal dit worden bepaald.
Proceskosten
De gevorderde vergoeding van de kosten van rechtsbijstand zullen worden begroot op basis van het liquidatietarief. De rechtbank sluit bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding aan bij het in Nederlandse civiele procedures voor kosten van rechtsbijstand gebruikelijke liquidatietarief voor kantonzaken gelden vanaf 1 januari 2019. Daarbij wordt de hoogte van het te vergoeden bedrag gebaseerd op het (totale) bedrag dat, in dit geval ter zake van de immateriële schade wordt gevorderd, ongeacht of dat bedrag voor toewijzing vatbaar is. Het salaris wordt berekend aan de hand van een puntenstelsel, waarbij voor het opstellen en indienen van een voegingsformulier één punt wordt gehanteerd en voor de aanwezigheid van de raadsvrouw ter terechtzitting ook één punt wordt toegekend. De benadeelde partij vordert schadevergoeding van in totaal 2.500,00. Voor gevorderde bedragen tot en met 2.500,00 wordt per punt een salaris toegekend van 204,00. De rechtbank waardeert de verrichte werkzaamheden op twee punten à 204,00 per punt en zal derhalve een totaalbedrag van
408,00 toekennen ter zake van kosten voor rechtsbijstand.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op 408,00, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank overweegt dat bij een veroordeling van twee of meer partijen tot betaling van de proceskosten, als uitgangspunt geldt dat zij ieder voor het geheel aansprakelijk zijn en dus hoofdelijk zijn verbonden tot nakoming van die veroordeling. De proceskosten die in de onderhavige zaak zullen worden toegewezen zijn met betrekking tot het opstellen en indienen van de vordering ( 204,00) gemaakt voor zowel de zaak tegen verdachte als tegen zijn medeverdachte en zal de rechtbank daarom hoofdelijk toewijzen. De proceskosten met betrekking tot de aanwezigheid van de raadsvrouw ter terechtzitting
( 204,00) zal de rechtbank niet hoofdelijk opleggen, nu de behandeling van de zaak tegen verdachte en de behandeling van de zaak tegen de medeverdachte niet gelijktijdig heeft plaatsgevonden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 4 dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.

Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 180 uren.

Bepaalt dat van deze werkstraf
een gedeelte, groot 120 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, schuldig heeft gemaakt aan de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf, vervangende jeugddetentie voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de werkstraf niet naar behoren verricht.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSSjbjr), telefoonnummer 088 - 5260000, en dat hij zich daarna zal blijven melden zolang en zo vaak als deze instelling dat nodig vindt;
2. dat de veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en de eventueel daaruit voortvloeiende ambulante behandeling door [instelling] of een soortgelijke instelling, zulks ter bepaling van de jeugdreclassering, voor zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de door de instelling te geven huisregels;
3. dat de veroordeelde zich onder begeleiding zal stellen van [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter bepaling van de jeugdreclassering, voor zover en zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die hem in het kader van die begeleiding zullen worden gegeven;
4. dat de veroordeelde zich zal onthouden van gebruik van alcohol en drugs en zal meewerken aan controles ten aanzien van het gebruik van alcohol en drugs door middel van urineonderzoek;
5. dat de veroordeelde onderwijs volgt en/of een andere dagbesteding heeft;
6. dat de veroordeelde op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met medeverdachte [medeverdachte] (geboren op [geboortedatum] 2008) en slachtoffer [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2012), zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht. Indien de jeugdreclassering dit wenselijk acht, kan met instemming en onder begeleiding van de jeugdreclassering worden afgeweken van het contactverbod.
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder
begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam] en [naam] ten behoeve van
[slachtoffer]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [naam] en [naam] te betalen:
  • het bedrag van 500,00 (zegge: vijfhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 augustus 2024 tot de dag van algehele voldoening.
Verklaart de vordering van [naam] en [naam] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de proceskosten toe die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op 408,00. Bepaalt dat van dat bedrag 204,00 hoofdelijk aan verdachte zal worden opgelegd, aldus dat als een medeverdachte betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van zijn betalingsverplichting.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [naam] en [naam] aan de Staat te betalen een bedrag van 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. H.C.L. Vreugdenhil en mr. O.F. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. R.D. Ensel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 mei 2025.
Mr. R.D. Ensel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.