ECLI:NL:RBNNE:2025:2680

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
244639, 244694, 245011 en 245181
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing en verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden met onderzoek naar de effectiviteit van de jeugdbescherming

Op 8 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in vier zaken met betrekking tot de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen '[naam kind]'. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing van 1 mei 2025 geheel vervallen verklaard, het verzoek tot wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedtaken afgewezen en de ondertoezichtstelling van '[naam kind]' verlengd voor de duur van drie maanden. Tevens is er een onderzoek gelast naar de effectiviteit van de ondertoezichtstelling door de Raad voor de Kinderbescherming.

De zaak is ingeleid door de moeder van '[naam kind]', die verzocht om de schriftelijke aanwijzing te laten vervallen. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verweer gevoerd en verzocht om de aanwijzing niet te laten vervallen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er wantrouwen bestaat tussen de moeder en de jeugdbeschermers, wat de effectiviteit van de ondertoezichtstelling in gevaar brengt. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de GI de zorgregeling heeft uitgebreid zonder dat aan de door het hof gestelde randvoorwaarden is voldaan.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de huidige jeugdbeschermers mogelijk niet meer als neutrale derde kunnen functioneren en heeft daarom de Raad voor de Kinderbescherming opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de effectiviteit van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en een vervolgdatum voor de mondelinge behandeling vastgesteld op 15 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Groningen
Zaaknummers: C/18/244639 / JE RK 25-278 (vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing)
C/18/244694 / JE RK 25-286 (wijziging verdeling zorg- en opvoedtaken)
C/18/245011 / JE RK 25-328 (verlenging ondertoezichtstelling)
C/18/245181 / JE RK 25-350 (bekrachtiging schriftelijke aanwijzing)
Beschikking van de kinderrechter van 8 juli 2025
in de zaken die betrekking hebben op
[naam kind],
geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen " [naam kind] ".
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
wonende op een geheim, bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen "de moeder",
advocaat: mr. M.J. Flach, kantoorhoudende in Groningen,
[naam vader],
wonende op een geheim, bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen "de vader",
advocaat: mr. J. Brouwer, kantoorhoudende in Rotterdam,
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen,
gevestigd in Groningen,
hierna te noemen "de GI".

1.Het procesverloop

In de zaak C/18/244639 / JE RK 25-278
1.1.
Deze procedure is ingeleid met een verzoekschrift met bijlagen (productie 1 tot en met 15) van de moeder, dat door de rechtbank is ontvangen op 16 mei 2025. Daarin verzoekt de moeder, verkort weergegeven, om de schriftelijke aanwijzing geheel dan wel gedeeltelijk vervallen te verklaren.
1.2.
Op 17 juni 2025 heeft de rechtbank een verweerschrift van de GI ontvangen. Daarin verzoekt de GI om de schriftelijke aanwijzing middels een bekrachtiging niet te laten vervallen, waarvoor de GI een separaat verzoek zal indienen.
In de zaak C/18/244694 / JE RK 25-286
1.3.
Deze procedure is ingeleid met een verzoekschrift met bijlagen van de GI, dat door de rechtbank is ontvangen op 20 mei 2025. Daarin verzoekt de GI, verkort weergegeven, om de verdeling van de zorg- en opvoedtaken te wijzigen.
In de zaak C/18/245011 / JE RK 25-328
1.4.
Deze procedure is ingeleid met een verzoekschrift met bijlagen van de GI, dat door de rechtbank is ontvangen op 6 juni 2025. Daarin verzoekt de GI, verkort weergegeven, om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar.
In de zaak C/18/245181 / JE RK 25-350
1.5.
Deze procedure is ingeleid met een verzoekschrift met bijlagen van de GI, dat door de rechtbank is ontvangen op 17 juni 2025. Daarin verzoekt de GI, verkort weergegeven, om de gegeven schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.
In alle zaken
1.6.
Op 30 juni 2025 heeft de rechtbank een brief met bijlagen (productie 1 tot en met 14)| van de moeder ontvangen.
1.7.
Op 4 juli 2025 heeft de rechtbank een brief met bijlagen (productie 15 en 16) van de moeder ontvangen.
1.8.
Op 4 juli 2025 heeft de kinderrechter de zaken (gevoegd) mondeling behandeld. De kinderrechter heeft toen gesproken met de moeder en haar advocaat, de vader en mr. F. Pool (als waarnemer van mr. J. Brouwer) en [naam vertegenwoordiger] en [naam vertegenwoordiger] , die de GI vertegenwoordigen. Verder was [naam vertrouwenspersoon] , als vertrouwenspersoon van de vader, aanwezig.
1.9.
Ten slotte is bepaald dat deze beschikking wordt gegeven.

2.De feiten

2.1.
De kinderrechter gaat bij de beoordeling van de verzoeken uit van de volgende feiten, die blijken uit de onweersproken gebleven inhoud van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht.
2.2.
[naam kind] is geboren uit de (inmiddels verbroken) relatie tussen de ouders. De ouders oefenen samen het gezag over [naam kind] uit.
2.3.
[naam kind] woont (samen met zijn halfbroer) bij de moeder. Tot 2022 zag [naam kind] de vader conform de ouderschapsregeling voor de helft van de tijd. De moeder heeft deze afspraak eenzijdig verbroken.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 9 augustus 2024 is [naam kind] onder toezicht gesteld van de GI, voor de duur van een jaar.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 9 augustus 2024 is verder een zorg- en contactregeling tussen de vader en [naam kind] bepaald, inhoudende dat de vader twee keer per week, onder begeleiding, gedurende drie uren een contactmoment heeft met [naam kind] , met dien verstande dat de reistijd die de vader heeft met [naam kind] binnen het tijdsbestek van drie uren valt en dat het WIJ-team (of Humanitas) in overleg met de ouders bepaalt op welk moment van de dag de contactmomenten zullen plaatsvinden, waarbij rekening moet worden gehouden met het dagritme van [naam kind] .
2.6.
Sinds februari 2025 is er een vaste jeugdbeschermer bij het gezin betrokken. In april 2025 is er een tweede vaste jeugdbeschermer bijgevoegd.
2.7.
Bij beschikking van het hof van 3 april 2025 is genoemde beschikking van 9 augustus 2025 voor zover het de ondertoezichtstelling betreft bekrachtigd en voor zover het de zorgregeling betreft vernietigd, waarbij een zorgregeling is vastgesteld op grond waarvan [naam kind] iedere week van dinsdag uit school tot woensdag naar school en van vrijdag uit school tot 17.00 uur bij de vader verblijft en een eventuele uitbreiding van die regeling - zowel in frequentie en duur als wat betreft de inzet van begeleiding - onder regie van (een vaste jeugdbeschermer vanuit) de GI plaatsvindt.
2.8.
Op 28 april 2025 heeft de GI besloten om de omgang tussen [naam kind] en de vader uit te breiden en de zorg- en opvoedtaken als volgt tussen de ouders te verdelen:
  • maandagmiddag uit school gaat [naam kind] met de vader mee naar huis en blijft [naam kind] bij de vader tot en met woensdagochtend, waarbij de vader [naam kind] naar school brengt;
  • woensdagmiddag uit school gaat [naam kind] met de moeder mee naar huis en blijft [naam kind] bij de moeder tot en met vrijdagochtend, waarbij de moeder [naam kind] naar school brengt;
  • in de oneven weekenden is [naam kind] bij de moeder en in de even weekenden is [naam kind] bij de vader.
2.9.
Op 1 mei 2025 heeft de GI een schriftelijke aanwijzing aan de moeder gegeven, met daarin het volgende besluit:
"De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Noord & Veilig Thuis Groningen geeft de volgende aanwijzing(en):
  • Moeder neemt per ommegaande, uiterlijk 9 mei 2025 contact op met WIJ Groningen, [naam medewerker] en plant een intake bij moeder thuis. Deze intake heeft als doel te starten met de opvoedondersteuning bij moeder thuis.
  • Moeder werkt per ommegaande mee aan een overdracht van [naam kind] bij de woning van vader. Hierin parkeert moeder op de parkeerplaats, stapt de auto uit en neemt [naam kind] over van de omgangsbegeleider en vertrekt met [naam kind] naar huis. Wanneer [naam kind] naar vader gebracht moet worden, rijdt moeder naar de parkeerplaats bij de woning van vader, stapt met [naam kind] uit de auto en draagt [naam kind] over aan de omgangsbegeleider en vertrekt.
Indien u besluit zich niet aan deze aanwijzing(en) te houden, zijn wij genoodzaakt te beslissen of [naam kind] in de huidige opvoedsituatie van moeder kan blijven.".
2.10.
Op 7 mei 2025 heeft de vader hersenvliesontsteking gehad, waarbij hij in het bijzijn van [naam kind] bewusteloos is geraakt en in het ziekenhuis opgenomen moest worden. Inmiddels is de vader hersteld.
2.11.
Kort na aanvang van de ziekenhuisopname van de vader, heeft de GI een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] (uit de opvoedsituatie bij de moeder) verzocht, welk verzoek door de piketrechter is afgewezen.

3.De beoordeling

3.1.
De kinderrechter zal de schriftelijke aanwijzing van 1 mei 2025 geheel vervallen verklaren, het verzoek tot een wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken afwijzen en de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van drie maanden, een raadsonderzoek gelasten naar de effectiviteit van de maatregel en iedere verdere beslissing aanhouden. De kinderrechter legt hierna uit waarom hij deze beslissing neemt.
3.2.
De kinderrechter stelt voorop dat het hof recent, op 3 april 2025, een beschikking heeft gegeven, waarin het volgende is overwogen:
"
5.16 Het hof is van oordeel dat de zorgregeling, zoals partijen die op dit moment feitelijk uitvoeren, als minimum zorgregeling dient te worden vastgelegd. Deze regeling is naar het oordeel van het hof op dit moment wat betreft de frequentie en duur passend en in het belang van [naam kind] . Het hof is met de raad van oordeel dat een verdere uitbreiding van de zorgregeling met meerdere overnachtingen op dit moment niet in het belang van [naam kind] moet worden geacht. Tussen de ouders is sprake van een complexe situatie. Hun nog altijd zeer moeizame communicatie over [naam kind] staat aan verdere uitbreiding in de weg, temeer omdat de raad vanwege de ernst van de verstoorde verhoudingen en de zorgen over het persoonlijk functioneren van beide ouders geen mogelijkheden ziet om de ouders daar samen aan te laten werken.
5.17
Dat betekent niet dat in de toekomst geen verdere uitbreiding kan plaatsvinden. Voordat dat aan de orde kan zijn, is echter ten minste nodig dat in de situaties van beide ouders, zoals de raad in zijn rapport van 12 juni 2024 heeft geadviseerd, opvoedondersteuning wordt ingezet, teneinde [naam kind] te ondersteunen, zicht te krijgen op de opvoedingsvaardigheden van beide ouders en om beide ouders individueel te coachen bij het opvoeden van [naam kind] . De vader stelt weliswaar dat hij hulpverlening heeft van Basis Jeugdhulp, maar dat is niet de opvoedondersteuning waar de raad op doelt. De raad en de GI hebben ter zitting benoemd dat moet worden gedacht aan de inzet van Parallel Solo Ouderschap van Elker (of een vergelijkbare module).
De Raad heeft verder het belang benadrukt van neutraal toezicht in beide opvoedsituaties, omdat de ouders elkaar wantrouwen. Het hof onderschrijft dat belang, om zicht te krijgen op de door de moeder geuite zorgen. De beschikbaarheid van een vaste jeugdbeschermer vanuit de GI vormt naar het oordeel van het hof eveneens een noodzakelijke voorwaarde voor verdere uitbreiding van de zorgregeling, zodat goed kan worden geëvalueerd hoe [naam kind] terug komt van de omgangsmomenten met de vader en de moeder ook beter dan nu het geval is geweest bij een eventuele uitbreiding kan worden betrokken.
5.18
Al het vorenstaande in aanmerking nemend is het hof van oordeel dat de huidige zorgregeling op dit moment het hoogst haalbare is. [naam kind] is gebaat bij continuïteit en voorspelbaarheid van de zorgregeling en het telkens opnieuw wijzigen van de zorgregeling draagt daar, zonder dat aan de hiervoor onder 5.17 genoemde randvoorwaarden is voldaan, niet aan bij."
3.3.
De ouders zijn daarna aangemeld voor het traject Parallel Solo Ouderschap van Elker, waar zij op een wachtlijst staan. De inzet van die hulpverlening ligt daarom in de lijn der verwachting. Dat de GI nu, vanwege die wachtlijst, wil uitwijken naar hulpverlening vanuit het WIJ-team ligt niet de lijn der verwachting. Die hulpverlening is niet vergelijkbaar met de hulpverlening van Elker en lijkt ook niet de juiste hulpverlening in deze situatie te zijn. De GI motiveert niet duidelijk waarom die hulpverlening nodig is en waarom de hulpverlening van Elker niet kan worden afgewacht. Dat de moeder daardoor terughoudend is met contact opnemen met het WIJ-team, is dan ook begrijpelijk. Daarnaast is begrijpelijk dat de moeder bezwaar heeft tegen de huidige overdrachtsplek van [naam kind] , die achter de woning van de vader is. De situatie tussen de ouders is complex, waarbij sprake is van een belaste geschiedenis, waardoor een neutrale plek passend(er) is. De kinderrechter begrijpt niet waarom de GI niet daarvoor heeft gekozen dan wel (meer) rekening met de moeder heeft gehouden bij het kiezen van de overdrachtsplek, nu overleg met de moeder daarover mogelijk lijkt te zijn. Een overdrachtsplek waar beide ouders achter staan, zal immers bijdragen aan een onbelaste overdracht. De kinderrechter komt daarmee tot het oordeel dat de gegeven schriftelijke aanwijzing niet zorgvuldig is voorbereid, niet deugdelijk is gemotiveerd en/of niet in het belang van [naam kind] is.
3.4.
Daarbij heeft de GI de zorgregeling uitgebreid, zonder dat aan de daarvoor door het hof gestelde randvoorwaarden is voldaan. De noodzakelijke hulpverlening, het traject Parallel Solo Ouderschap, is immers nog niet ingezet. Feitelijk betekent dit dat de huidige situatie nog hetzelfde is als de situatie die het hof heeft beoordeeld. De beoordeling van het hof wordt hier dan ook overgenomen, wat betekent dat er geen aanleiding bestaat om de zorgregeling te wijzigen, zoals door de GI is verzocht.
3.5.
Dat betekent ook dat de gronden voor (een verlenging van) de ondertoezichtstelling van [naam kind] nog onverminderd aanwezig zijn en dat het nodig blijft dat er een neutrale derde is, die het belang van [naam kind] vooropstelt, de ontwikkeling van [naam kind] volgt en regie voert op de inzet, het verloop en de bevindingen van de noodzakelijk geachte hulpverlening en de opbouw en invulling van de zorgregeling. De kinderrechter twijfelt echter of de huidige jeugdbeschermers de rol van "neutrale derde" nog kunnen vervullen. De kinderrechter kan zich namelijk niet aan de indruk onttrekken dat de jeugdbeschermers onderdeel zijn geworden van de strijd tussen de ouders en hun objectiviteit in de situatie zijn verloren. Het baart de kinderrechter zorgen dat de moeder geen contact met de jeugdbeschermers kan krijgen en dat de jeugdbeschermers zonder feitelijke onderbouwing geen zorgen (meer) hebben over de situatie bij de vader en in toenemende mate zorgen hebben over de situatie bij de moeder. Daarbij kan de kinderrechter niet begrijpen dat de jeugdbeschermers [naam kind] met spoed uit de opvoedsituatie bij de moeder hebben willen plaatsen, terwijl de moeder op dat moment (vanwege de ziekenhuisopname van de vader) de enige beschikbare ouder was voor [naam kind] . Op dit moment is het wantrouwen tussen de moeder en de jeugdbeschermers zodanig, dat de kinderrechter twijfelt of de ondertoezichtstelling met de huidige jeugdbeschermers nog effectief kan zijn. De kinderrechter vindt het daarom nodig dat de Raad hier onderzoek naar doet.
3.6.
Dit betekent dat de kinderrechter de volgende beslissing zal nemen.

4.De beslissing

De kinderrechter:
in de zaak C/18/244639 / JE RK 25-278
4.1.
verklaart de schriftelijke aanwijzing van 1 mei 2025 geheel vervallen;
in de zaak C/18/244694 / JE RK 25-286
4.2.
wijst het verzoek af;
in de zaak C/18/245011 / JE RK 25-328
4.3.
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 9 november 2025;
4.4.
verklaart de beslissing onder 4.3. uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
gelast de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Nederland, locatie Groningen, een onderzoek in te stellen naar de effectiviteit van de ondertoezichtstelling zoals genoemd onder 3.5. en daarover te rapporteren en te adviseren en de rechtbank en (de advocaten van) de ouders uiterlijk één week voorafgaand aan de hierna bepaalde mondelinge behandeling, of zoveel eerder als mogelijk, te informeren over de uitkomsten van het raadsonderzoek;
4.6.
bepaalt een voortzetting van de mondelinge behandeling op
woensdag 15 oktober 2025 om 13:50 uurin één van de zalen van het gerechtsgebouw aan het Guyotplein 1 in Groningen;
4.7.
wijst (de advocaten van) de ouders, de GI en de Raad erop dat deze beschikking geldt als oproep om alsdan tijdens de mondelinge behandeling te verschijnen,
een nadere oproep wordt niet verzonden;
4.8.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de zaak C/18/245181 / JE RK 25-350
4.9.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th.A. Wiersma, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2025, in aanwezigheid van de griffier.
Als u het niet eens met de beslissing die de rechter heeft genomen, kunt u in hoger beroep. Maar let op! Hoger beroep kunt u niet zelf instellen. U moet daarvoor naar een advocaat. Een advocaat kan voor u hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Belangrijk is dat u snel naar een advocaat gaat. Hoger beroep moet bijna altijd binnen drie maanden na de dag van de uitspraak worden ingesteld.
Voor de GI geldt dat zij zelf hoger beroep kan instellen.
MMvR