ECLI:NL:RBNNE:2025:261

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 521
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing geheimhoudingskamer inzake verzoek om anoniem te procederen door de inspecteur van de Belastingdienst

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 23 januari 2025 een tussenbeslissing genomen in een geheimhoudingsprocedure. De inspecteur van de Belastingdienst heeft verzocht om anoniem te mogen procederen in verband met bedreigingen die medewerkers van de Belastingdienst hebben ontvangen van belastingplichtigen die zich identificeren met het soevereine gedachtegoed. De inspecteur heeft eerder aanslagen inkomstenbelasting opgelegd aan de belanghebbende, die tegen deze aanslagen bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld om de namen van de betrokken medewerkers geheim te houden, maar heeft ook aangegeven dat er een zwaarwegend belang moet zijn voor deze geheimhouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een beperkte groep medewerkers die betrokken zijn bij de afhandeling van zaken van soevereine mensen. De rechtbank heeft de inspecteur daarom gevraagd om een lijst met namen van deze medewerkers te overleggen, zodat kan worden beoordeeld of de geheimhouding gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft de inspecteur vier weken de tijd gegeven om op deze verzoeken te reageren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 24/521, 24/522 en 24/523
beslissing van de enkelvoudige belastingkamer (geheimhoudingskamer) van 23 januari 2025 in de zaken tussen

[belanghebbende] , te [woonplaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Den Haag, de inspecteur.

Procesverloop

1.1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 20 december 2017 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2015 opgelegd, berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.454.
De inspecteur heeft bij beschikking tevens een verzuimboete van € 369 opgelegd en een bedrag van € 228 aan belastingrente in rekening gebracht.
1.1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 24 oktober 2018 een aanslag IB/PVV 2016 opgelegd, berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.850.
De inspecteur heeft bij beschikking tevens een verzuimboete van € 369 opgelegd en een bedrag van € 129 aan belastingrente in rekening gebracht.
1.1.3.
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 3 mei 2019 een aanslag IB/PVV 2017 opgelegd, berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.679.
De inspecteur heeft bij beschikking tevens een verzuimboete van € 369 opgelegd en een bedrag van € 277 aan belastingrente in rekening gebracht.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar van 18 december 2023 heeft de inspecteur de bezwaren van belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
1.4.
De inspecteur heeft een verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het verweerschrift en de bijlagen aan belanghebbende gestuurd.
1.6.
De rechtbank heeft partijen op 6 mei 2024 uitgenodigd voor de behandeling van de beroepen op de zitting van donderdag 29 augustus 2024.
1.7.
Bij brief van 17 juni 2024 heeft de inspecteur de geheimhoudingskamer van de rechtbank geïnformeerd welke twee medewerkers er namens de inspecteur in deze beroepen procederen en naar de zitting zullen komen. Van hen zijn mandaatbesluiten overgelegd ten aanzien waarvan de inspecteur een beroep heeft gedaan op geheimhouding op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De inspecteur heeft daarbij ook verzocht de namen van de twee medewerkers in de procedure geheim te houden (anoniem procederen).
1.8.
De rechtbank heeft het verzoek van de inspecteur (zonder de mandaatbesluiten) op 12 augustus 2024 doorgestuurd naar belanghebbende en haar in de gelegenheid gesteld op dit verzoek te reageren. De rechtbank heeft op 12 augustus 2024 de inspecteur daarnaast verzocht de volgende stukken te overleggen:
- de lijst met namen van medewerkers bij de Belastingdienst die betrokken zijn ‘bij de afhandeling van zaken van souvereine mensen’;
- een kopie van de rijkspas van de medewerkers bij de Belastingdienst die op de zitting van 29 augustus 2024 aanwezig zullen zijn en waarvan de geheimhoudingskamer het mandaat al heeft ontvangen, als ook een foto van die medewerkers.
1.9.
Bij brief van 16 augustus 2024 heeft belanghebbende op het onder 1.7 vermelde verzoek van de inspecteur gereageerd en daarmee niet ingestemd.
1.10.
Bij brief van 14 augustus 2024 heeft de inspecteur als volgt gereageerd op het onder 1.8. vermelde verzoek van de rechtbank:

Op 12 augustus 2024 heeft u mij verzocht om stukken aan de geheimhoudingskamer te overleggen. Hierbij informeer ik u dat ik niet aan uw verzoek zal voldoen om een lijst met namen van medewerkers die betrokken zijn bij de afhandeling van zaken van soevereine mensen, kopieën van rijkspassen en losse foto’s van bij de zitting aanwezige medewerkers te overleggen. Het overleggen van deze stukken hebben geen toegevoegde waarde voor mijn
verzoek.
Voor de beoordeling van mijn verzoek om anoniem te mogen procederen, acht ik het overleggen van een lijst met namen van medewerkers die betrokken zijn bij de afhandeling van zaken van soevereine mensen niet van belang. Daarnaast verstrekt de Belastingdienst geen kopieën van rijkspassen. De bij de zitting aanwezige medewerkers, waarvan u de mandaten heeft ontvangen, zullen zich ter zittinguitsluitendlegitimeren (met hun rijkspas) bij de aanwezige rechter en griffier.
1.11.
Bij brief van 23 augustus 2024 heeft de rechtbank de zitting van 29 augustus 2024 verdaagd.
1.12.
Ten behoeve van de hierna te nemen beslissingen heeft de rechtbank kennisgenomen van het hele procesdossier, zoals dat aan partijen bekend is gemaakt.

Overwegingen

Kader voor beoordeling van het verzoek om anoniem te procederen
2.1.
Ingevolge artikel 11 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) worden aanslagen IB/PVV door de inspecteur vastgesteld. Aan de hand van artikel 3 AWR en de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 kan worden bepaald onder welke inspecteur een belastingplichtige ressorteert. Uit het Besluit Beroep in Belastingzaken volgt dat de inspecteur ter zitting verschijnt. Ingevolge artikel 8:24, tweede lid Awb kan de belastingrechter een schriftelijke machtiging verlangen van de inspecteur.
2.2.
De rechtbank begrijpt dat de inspecteur in verband met zijn verzoek om anoniem te procederen een verzoek doet om op grond van artikel 8:29 Awb stukken van het geding geheim te houden. Vanwege de wens om anoniem te procederen verzoekt de inspecteur de onder 1.7. vermelde mandaatbesluiten, waaruit de bevoegdheid van de medewerker van de Belastingdienst blijkt om de inspecteur te vertegenwoordigen, geheim te houden. De rechtbank zal dit 8:29-verzoek hierna beoordelen.
2.3.
Uit het feit dat de inspecteur de onder 1.7. vermelde mandaatbesluiten in deze beroepen heeft ingediend en belanghebbende niet akkoord gaat met geheimhouding van deze stukken, leidt de rechtbank af dat tussen partijen niet in geschil is dat deze stukken behoren tot de op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 Awb. Het is aan de rechter in de hoofdzaak om te beslissen of de mandaatbesluiten 8:42-stukken zijn, maar de geheimhoudingskamer zal de zienswijze van partijen op dit punt veronderstellenderwijs eerst volgen. Dit brengt mee dat de inspecteur in beginsel verplicht is de mandaatbesluiten ongeschoond over te leggen aan belanghebbende en aan de rechter.
2.4.
De rechtbank overweegt dat bij geheimhouding of beperkte kennisneming van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken de grootst mogelijke terughoudendheid moet worden betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen. Tussen partijen is in geschil of ten aanzien van de mandaatbesluiten van dergelijke gewichtige redenen sprake is.
Beoordeling van het verzoek
3.1.
De inspecteur heeft zijn verzoek (1.7.) om de mandaten geheim te houden en anoniem te procederen als volgt gemotiveerd:

De Belastingdienst heeft de afgelopen periode veel dossiers te behandelen gekregen van burgers die het soevereine gedachtegoed volgen. Het volgen van dit gedachtegoed is een persoonlijke keuze.
(…)
De meeste zaken betreffen het opvoeren van huur, premies ziektekosten en andere overheidsheffingen als gift. Dat is fiscaal onjuist. Deze giften worden door de inspecteur gecorrigeerd. Als gevolg van deze correcties is bij de behandeling van dergelijke zaken gebleken dat namen van medewerkers op internet (onder andere via Facebook) worden verspreid. Ook worden de namen van medewerkers opgezocht op het internet teneinde op privé-accounts bedreigingen te uiten. Deze voorvallen acht de Belastingdienst volstrekt onacceptabel.
De Belastingdienst heeft om die reden gekozen om in zaken van soevereine mensen anoniem te werken (onder nummer of via postbussen). Op deze wijze kan de Belastingdienst de medewerker beschermen. Bij de afhandeling van zaken van soevereine mensen is overigens een beperkt aantal medewerkers betrokken waarbinnen één lijn wordt getrokken om te voorkomen dat via een achterdeur namen alsnog bekend worden bij andere zich soevereinnoemende mensen.
Onlangs heeft de AIVD in hun fenomeenanalyse geconcludeerd dat de soevereinenbeweging de democratische rechtsorde ondermijnt. Van een klein deel van de soevereinenbeweging gaat ook een geweldsdreiging uit op korte termijn. Recent zijn ter zitting, bij een rechtszaak van een andere burger, de namen van de vertegenwoordigers van de Belastingdienst genoteerd door de als bijstand meegegane burger met de opmerking: nu wordt het interessant’. U begrijpt dat deze quote in de context van het soevereine gedachtegoed, de fenomeenanalyse van de AIVD en de eerdergenoemde voorvallen bedreigend is voor de medewerkers van de Belastingdienst.
3.2.
De reactie van belanghebbende (1.9.) op dit verzoek luidt - kort gezegd - dat zij niet akkoord gaat met het verzoek van de inspecteur omdat zij geen enkele bedreiging is voor enige medewerker van de Belastingdienst.
3.3.
De rechtbank stelt voorop dat de gebruikelijke gang van zaken in fiscale bezwaar- en beroepsprocedures is dat stukken van de zijde van de inspecteur, met naamsvermelding, worden ondertekend en dat bekend is welke personen namens de inspecteur ter zitting aanwezig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank past in een democratische rechtsstaat een dergelijke transparantie jegens de burger omtrent de personen die namens de overheid, in dit geval de Belastingdienst, optreden. De rechtbank acht daarom van belang dat in fiscale procedures het uitgangspunt moet zijn (en blijven) dat bekendmaking plaatsvindt van de namen van de ter zitting aanwezige medewerkers van de Belastingdienst.
3.4.
Uit het verzoek van de inspecteur (zie 1.7. en 3.1.) volgt dat van het hiervoor vermelde uitgangspunt wordt uitgegaan, maar dat er in dit geval zwaarwegende redenen zijn om daarop een uitzondering te maken. Het belang van de inspecteur om anoniem te procederen is gelegen in bedreigingen die zich hebben voorgedaan jegens medewerkers van de Belastingdienst. Deze bedreigingen komen volgens de inspecteur uit een groep belastingplichtigen die hij aanduidt als ‘de soevereinen’ en waartoe hij belanghebbende ook rekent. Belanghebbende heeft in haar reactie (1.9.) niet weersproken dat zij tot deze groep behoort en evenmin heeft zij weersproken dat er sprake is van bedreigingen uit deze groep. Mede bezien in het licht van de fenomeenanalyse van de AIVD (zie 3.1.) acht de rechtbank de kans op bedreigingen, specifiek naar aanleiding van en ten aanzien van zittingen van leden van ‘de soevereinen’, waartoe belanghebbende behoort, aannemelijk. Belanghebbende heeft weliswaar gesteld dat zij zich niet persoonlijk aan bedreigingen schuldig maakt of heeft gemaakt, maar dit sluit niet uit dat zij binnen de groep soevereinen informatie zou kunnen delen, waardoor andere groepsleden in staat worden gesteld om dat te doen. De rechtbank heeft bovendien geconstateerd dat belanghebbende in de (veelheid aan) stukken die door haar zijn ingediend bij vlagen een dreigende toon aanneemt.
3.5.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur in het kader van de bescherming van de medewerkers van de Belastingdienst in beginsel een zwaarwegend belang heeft bij het niet prijsgeven van de namen (en de mandaatbesluiten) van de betreffende medewerkers. Dit belang kan een gewichtige reden zijn om in dit geval een uitzondering te maken op de hoofdregel dat een belanghebbende onbeperkt moet kunnen kennisnemen van de door de inspecteur ingediende stukken. Naar het oordeel van de rechtbank is echter alleen sprake van een gerechtvaardigde uitzondering als het inderdaad gaat om een afgebakende groep belastingplichtigen, in dit geval de soevereinen, én een beperkte groep medewerkers van de Belastingdienst die bij de behandeling van de zaken van eerstgenoemde groep betrokken is.
3.6.
De rechtbank overweegt dat de groep belastingplichtigen waarop de uitzondering ziet - de soevereinen - voldoende is afgebakend. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank niet voor de groep medewerkers van de Belastingdienst die betrokken is bij de behandeling van zaken van deze groep belastingplichtigen. De inspecteur heeft in zijn verzoek (zie 3.1.) namelijk wel gesteld dat sprake is van een beperkte groep medewerkers, maar heeft desgevraagd (zie 1.8.) de lijst met namen van medewerkers bij de Belastingdienst die betrokken zijn ‘bij de afhandeling van zaken van souvereine mensen’ niet aan de rechtbank verstrekt.
3.7.
De rechtbank kan zonder de onder 1.8. vermelde lijst met namen van medewerkers niet beoordelen of daadwerkelijk sprake is ven een beperkte groep medewerkers en ook niet of de onder 1.7. vermelde mandaatbesluiten van medewerkers zijn die op die lijst staan. Om die reden kan de rechtbank niet beoordelen of er sprake is van een gerechtvaardigde uitzondering op de hoofdregel dat sprake moet zijn van onbeperkte kennisneming van het dossier door belanghebbende, en meer toegespitst op de zaak, of anoniem procederen door de Belastingdienst in dit geval gerechtvaardigd is.
3.8.
De rechtbank stelt daarom de inspecteur, op de wie de bewijslast rust ten aanzien van het verzoek om geheimhouding, nogmaals in de gelegenheid om de onder 1.8. vermelde lijst met namen van medewerkers bij de Belastingdienst die betrokken zijn ‘bij de afhandeling van zaken van souvereine mensen’ te overleggen (begrijpelijkerwijs met een verzoek om geheimhouding in de zin van artikel 8:29 Awb) en op die wijze aan zijn bewijslast te voldoen.
3.9.
Na de ontvangst van de reactie van de inspecteur op het verleende bewijsaanbod zal de rechtbank in een nadere tussenbeslissing een oordeel geven op het gedane verzoek aan de geheimhoudingskamer.

Beslissing

De rechtbank:
-stelt de inspecteur in de gelegenheid om binnen vier weken na dagtekening van deze tussenbeslissing te reageren op het onder 3.8. gedane bewijsaanbod.
Aldus gegeven op 23 januari 2025 door mr. M. van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Haanstra, griffier.
w.g. griffier w.g. rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenbeslissing kan op grond van artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.