ECLI:NL:RBNNE:2025:2570

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
18-366607-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord door minderjarige met voorbedachte rade

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2009, die beschuldigd werd van poging tot moord op zijn moeder. De verdachte heeft in de nacht van 17 november 2024 een mes gepakt en is naar de slaapkamer van zijn moeder gegaan met de intentie haar om het leven te brengen. Tijdens de zitting op 12 juni 2025 werd vastgesteld dat de verdachte met een groot mes stekende bewegingen in de richting van de nek en het hoofd van zijn moeder heeft gemaakt, maar dat de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid doordat zijn moeder en stiefvader tijdig wakker werden. De rechtbank heeft overwogen dat er sprake was van opzet en voorbedachte raad, onderbouwd door de verklaring van de verdachte en het feit dat hij zijn wekker had gezet om het moment van de aanval te timen. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk met voorbedachte rade handelde. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot moord en hem veroordeeld tot een jeugddetentie van 9 maanden, met daarnaast een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, gezien de ernst van het feit en de psychische problematiek van de verdachte. De rechtbank heeft benadrukt dat de veiligheid van de maatschappij en de noodzakelijke behandeling van de verdachte voorop staan.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-366607-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 juni 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , wonende [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 juni 2025. De strafzaak tegen verdachte is eerder behandeld op de zittingen van 6 februari 2025 en 1 mei 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.M.J.C. van Lee, advocaat te Donkerbroek. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 november 2024 te [plaats] , (althans) in de gemeente Waadhoeke, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] (zijn, verdachtes, moeder) opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, (- zakelijk weergegeven -) met een mes een of meer stekende beweging(en) in de richting van de nek en/of het hoofd, althans het lichaam, heeft gemaakt en/of in de hand en/of (langs) het hoofd heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor poging tot moord. Uit het dossier blijkt dat verdachte in de nacht van 17 november 2024 geprobeerd heeft zijn moeder in haar nek te steken met een groot mes. Er is sprake van opzet op het doden van zijn moeder. Dit blijkt uit de verklaring van verdachte bij diens aanhouding en tijdens het politieverhoor. Dat verdachte handelde met voorbedachte raad volgt uit een WhatsApp bericht dat hij eerder die week stuurde naar zijn vriendin, het daags voor het steekincident verstoppen van het mes onder zijn kussen en het zetten van zijn wekker. De officier van justitie leidt hieruit af dat verdachte niet in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft gestoken, maar heeft gehandeld met een vooropgezet plan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van poging tot moord wegens het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet. Verdachte ontkent het steken van zijn moeder. Uit het dossier blijkt evenmin dat verdachte met een mes stekende of snijdende bewegingen heeft gemaakt in de richting van haar lichaam. Er was dan ook geen aanmerkelijke kans op de dood.
Subsidiair is vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van voorbedachte raad. Niet blijkt van kalm beraad en rustig overleg. Dit volgt uit de korte tijdspanne tussen het besluit van verdachte en het moment dat hij
zich naar de slaapkamer van zijn moeder begaf. Ook zijn er een aantal contra-indicaties die hieraan in de weg staan.
Het oordeel van de rechtbank1
Bewijsmiddelen
Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij samen met zijn moeder, broertje, zusje en de partner van zijn moeder aan de [adres] woont.2 Een aantal dagen voorafgaand aan het steekincident heeft verdachte een mes onder zijn kussen verstopt.3
Verdachte heeft verklaard dat hij na het avondeten op 16 november 2024 tussen 18.00-22.00 uur op het idee is gekomen om zijn moeder die nacht te steken.4 Verdachte stelde vervolgens zijn wekker in op 03.00 uur, omdat hij verwachtte dat iedereen rond dit tijdstip wel zou slapen.5 Diezelfde nacht is hij vervolgens met het eerder genoemde mes naar de slaapkamer van zijn moeder gegaan.6 Bij de politie heeft verdachte nadien verklaard dat hij het mes in zijn vuist had, omhoog hield en zijn moeder in haar nek wilde steken.7
De moeder van verdachte, getuige [slachtoffer] , heeft verklaard dat zij en haar partner op 17 november 2024 lagen te slapen op hun slaapkamer. Omstreeks 03.10 uur werd zij wakker van een harde klap tegen de linkerzijde van haar hoofd.8 Door het licht dat door de openstaande slaapkamerdeur naar binnen scheen zag zij verdachte staan en riep Wat dochst.9 Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zijn moeder niet heeft geslagen en dat de klap die zijn moeder voelde kan komen doordat het mes daar langs ging.10
Getuige [getuige 1] werd die nacht ook wakker omdat hij zijn partner [slachtoffer] hoorde schreeuwen: [verdachte] , [verdachte] , stop, stop, wat doe je!. Hoewel het donker was in de slaapkamer zag hij verdachte naast het bed staan aan de kant van [slachtoffer] .11 Er volgde een schermutseling waarbij [slachtoffer] gewond raakte aan haar hand en bloedde.12 Hierop vluchtte verdachte het huis uit en liet daarbij het bebloede mes achter in de woonkamer.13
De melding van het steekincident kwam omstreeks 03.18 uur binnen bij de meldkamer. De ter plaatse gekomen verbalisanten troffen verdachte vervolgens omstreeks 03.25 uur te voet aan op de [adres] . Verdachte kwam uit de richting van [plaats] en vertelde direct dat ze hem maar moesten arresteren, omdat hij geprobeerd had zijn moeder te vermoorden. Ook gaf verdachte aan dat hij zijn wekker om 03.00 uur had gezet om dit te bewerkstelligen.14 Een aantal uren later troffen verbalisanten op het nachtkastje in de slaapkamer van verdachte daadwerkelijk een horloge aan met daarop een ingestelde wekker met voornoemd tijdstip.15
Het door verdachte gebruikte mes was 35 centimeter lang, had een gladde snijkant en een lemmet van circa 20 centimeter.16 Uit het verslag van de Dokterswacht Friesland blijkt dat [slachtoffer] een diepe wond aan haar rechterhand heeft opgelopen die gehecht moest worden. Ook had zij links voor het oor een scheur- of snijwondje.17
Feitelijk handelen
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte in de nacht van 17 november 2024 met een groot mes naar de slaapkamer van zijn moeder is gegaan met het doel haar te steken. Verdachte is naar zijn moeders kant van het bed gelopen en heeft daar in het donker met het mes in ieder geval één
stekende beweging gemaakt in de richting van haar nek en hoofd waardoor zijn moeder wakker is geworden en zich probeerde te verdedigen.
De rechtbank kan niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat de verwondingen aan het hoofd en de hand van zijn moeder zijn ontstaan door snijdende bewegingen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden uitgesloten dat deze verwondingen zijn ontstaan in de daaropvolgende schermutseling met zijn moeder en stiefvader. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan partieel vrijspreken.
Opzet
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er bij verdachte sprake was van opzet om zijn moeder van het leven te beroven.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij van plan was om zijn moeder te steken met een mes. De rechtbank stelt vast dat verdachte hiermee een begin van uitvoering heeft gemaakt door in een donkere kamer met een groot mes in de richting van de nek en het hoofd van zijn moeder minstens één stekende beweging te maken. Daarbij komt dat verdachte kort hierna heeft verklaard dat hij zojuist heeft geprobeerd om zijn moeder te vermoorden.
De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte vol opzet heeft gehad op het om het leven brengen van zijn moeder. Hierdoor komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van voorwaardelijk opzet en het verweer van de raadsvrouw dat ziet op de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel.
Voorbedachte raad
Nu vaststaat dat verdachte op 17 november 2024 heeft geprobeerd om zijn moeder opzettelijk van het leven te beroven moet de rechtbank de vraag beantwoorden of sprake is geweest van voorbedachte raad.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan, dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechtbank het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechtbank niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en het dossier is gebleken dat verdachte alles achter zich wilde laten. Om dit te bewerkstelligen had verdachte meerdere plannen bedacht. Zijn eerste plan was om samen met zijn vriendin te vluchten met de auto van zijn ouders. Hij vermoedde echter dat dit plan zou mislukken en dacht daarom in de tweede plaats aan zelfmoord. Verdachte had zijn vriendin echter beloofd geen zelfmoord te plegen en daarom bedacht hij in de avond van 16 november 2024 tussen 18.00-22.00 uur
het plan om zijn moeder met een mes te steken. Verdachte had het mes al binnen handbereik en naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte bewust nagedacht over het tijdstip waarop hij zijn moeder het beste kon steken. Verdachte heeft immers verklaard dat iedereen midden in de nacht wel zou slapen en heeft om die reden zijn wekker gezet om 03.00 uur. Gebleken is dat zijn wekker daadwerkelijk ingesteld stond op 03.00 uur en dat zijn moeder rond 03.10 uur wakker werd door de aanval van verdachte. Nog geen half uur later verklaarde verdachte dat hij had geprobeerd om zijn moeder te vermoorden.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte het vooropgezette plan had zijn moeder van het leven te beroven. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daad, heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is, gelet op de tijdlijn van de gebeurtenissen, niet gebleken.
De rechtbank acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte immers wel degelijk een plan gemaakt om zijn moeder om het leven te brengen. Dat hij zijn uiteindelijke plan niet heeft gedeeld met zijn vriendin (getuige [getuige 2] ) en diezelfde avond nog zijn huiswerk heeft gemaakt doet aan het vorenstaande niks af.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht poging tot moord bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 17 november 2024 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (zijn, verdachtes, moeder) opzettelijk en met voorbedachten rade
van het leven te beroven, door met een mes een stekende beweging in de richting van de nek en het hoofd te maken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot moord.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Motivering van de straf en maatregel

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van poging tot moord wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 221 dagen met aftrek van voorarrest, zodat de jeugddetentie gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van de onvoorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) gevorderd en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan. De officier van justitie heeft er bij zijn vordering rekening mee gehouden dat het feit verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om, bij een bewezenverklaring, te volstaan met een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast heeft zij bepleit om aan verdachte geen onvoorwaardelijke, maar een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen en het bewezen verklaarde in sterk verminderde mate aan hem toe te rekenen.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de hierna genoemde rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Ernst van het feit
Op vijftienjarige leeftijd heeft verdachte in de nacht van 17 november 2024 een mes gepakt. Daarmee is hij naar de slaapkamer van zijn moeder gegaan met het vooropgezette plan om haar om het leven te brengen. Op deze manier meende verdachte aan zijn thuissituatie en tegenvallende schoolprestaties te kunnen ontvluchten. Aangekomen in de slaapkamer probeerde hij zijn slapende moeder met een groot mes te steken. Doordat zijn moeder en stiefvader tijdig wakker werden is het verdachte niet gelukt om zijn moeder daadwerkelijk om het leven te brengen.
Het gaat hier om een zeer ernstig strafbaar feit en verdachte heeft door aldus te handelen zijn familie en in het bijzonder zijn moeder veel angst, verdriet en pijn toegebracht. Niet alleen heeft hij een grove
inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit, ook heeft hij haar en zijn familie psychisch leed toegebracht. Hetgeen zonder meer voorstelbaar is, maar ook blijkt uit het feit dat verdachte sinds het incident geen contact meer heeft gehad met zijn moeder.
Het behoeft ten slotte geen betoog dat voornoemde handelingen van verdachte gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen in de samenleving.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 14 mei 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het Triple onderzoek PRO JUSTITIA van 20 mei 2025, opgesteld door B.G.J. Gunnewijk (kinder- en jeugdpsychiater), H. Schoenmaker (GZ-psycholoog) en R. Nijboer, forensisch milieuonderzoeker.
Door de deskundigen is geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een autismespectrumstoornis, een persisterende depressieve stoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale kenmerken en paranoïde trekken. Ten tijde van het ten laste gelegde waren al deze stoornissen aanwezig en dit beïnvloedde het gedrag van verdachte zodanig dat hij zijn moeder in de loop van de week voorafgaand aan het ten laste gelegde begon te zien als kwade genius die hem bekritiseerde en controleerde. Zijn psychische stoornissen maakten dat zijn woede en frustraties zich zodanig opstapelden dat hij zijn gedachten over het doden van zijn moeder omzette in een plan. Vanwege de sterke relatie tussen zijn psychische stoornissen en het ten laste gelegde is geadviseerd om het ten laste gelegde in een verminderde tot sterk verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met voornoemde inhoud en conclusies verenigen en is van oordeel dat het bewezen verklaarde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om het ten laste gelegde in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De deskundigen hebben voorts geconcludeerd dat sprake is van een duidelijk agressieve component bij verdachte die de afgelopen jaren sterker is geworden, waardoor er een hoog risico is op een ernstig geweldsdelict. Bij een denkstroom wordt verdachte door de deskundigen niet in staat geacht zijn woede en frustraties te beteugelen, omdat het hem ontbreekt aan de benodigde copingvaardigheden. De kans op herhaling van agressieve daden wordt daarom ingeschat als hoog.
De deskundigen achten intensieve behandeling binnen een gesloten kader nodig om het herhalingsgevaar omlaag te brengen en de benodigde (coping)vaardigheden aan te leren. Verdachte heeft weinig zicht op zijn problematiek en op de noodzaak tot behandeling. De verwachting is dan ook dat het enige tijd kan duren voordat verdachte zijn beperkingen kan onderkennen en de noodzaak van een veranderproces inziet. Geadviseerd is daarom om de beoogde behandeling te laten plaatsvinden binnen het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Daarbij wordt door de deskundigen speciale aandacht gevraagd voor het bieden van een setting waarin de veiligheid van verdachte voldoende geborgd kan worden. Gezien het
psychiatrische karakter van zijn problematiek wordt daarom plaatsing op een afdeling met expertise op dit vlak nodig geacht. Daarbij kan gedacht worden aan een VIC afdeling binnen de JJI, de [instelling] of soortgelijke behandelsetting.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) d.d. 10 juni 2025, opgesteld door [naam] (kernfunctionaris). Hieruit volgt onder meer dat op de domeinen geestelijke gezondheid, houding, agressie en vaardigheden risicos worden gesignaleerd. De Raad kan zich vinden in de voormelde diagnoses en het ingeschatte herhalingsgevaar. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt door de Raad als enige passende maatregel gezien om het herhalingsgevaar te verminderen. Een langdurige behandeling wordt noodzakelijk geacht vanwege de ernst van het delict, het onvoorspelbare karakter hiervan voor de buitenwereld, de veiligheid voor verdachte zelf en anderen, zijn geringe inzicht in zijn eigen problematiek en de geringe motivatie. De Raad heeft een voorwaardelijke PIJ-maatregel overwogen, maar acht deze te kortdurend, omdat de verwachting is dat ook het nazorgtraject na de behandeling veel tijd nodig heeft om goed en bestendig, met oog voor de toekomst, vorm te kunnen geven.
Op te leggen maatregel
Op grond van artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) zijn aan de oplegging van een PIJ- maatregel een drietal voorwaarden gesteld, te weten:
Het feit waarvoor de maatregel wordt opgelegd is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van die maatregel.
De maatregel is in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Aan de gestelde voorwaarden is in onderhavige zaak voldaan. Het door verdachte gepleegde misdrijf betreft immers een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Daarnaast stelt de rechtbank op grond van de door de deskundigen opgemaakte rapportages vast dat er sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van verdachte die ook aanwezig was ten tijde van het gepleegde feit.
Ook eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van een PIJ- maatregel, nu de kans op recidive door de deskundigen is ingeschat als hoog. Behandeling en begeleiding van verdachte is, zoals blijkt uit de voormelde adviezen, noodzakelijk voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Hoewel de rechtbank de open houding van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting en diens ontvankelijkheid voor een klinische behandelsetting prijzenswaardig acht, is een onvoorwaardelijke PIJ- maatregel naar het oordeel van de rechtbank het enige kader dat voldoende garanties kan bieden voor bescherming van de maatschappij en het terugdringen van het herhalingsgevaar. Er is immers sprake van complexe problematiek en een hoog recidiverisico. Bovendien wordt door oplegging van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel de continuïteit van de voor verdachte dringend noodzakelijke behandeling gewaarborgd.
De rechtbank acht oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk en zal dan ook hiertoe overgaan. De rechtbank beseft dat deze maatregel binnen het jeugdstrafrecht de zwaarste sanctie is en
verdachte nog erg jong is. Gelet op de ernst van het feit en de duur van het te verwachten behandeltraject acht de rechtbank een lichtere sanctie echter niet afdoende. De rechtbank hoopt dat verdachte deze kans aangrijpt om de benodigde hulp te accepteren en een positieve gedragsverandering te kunnen ondergaan.
De rechtbank overweegt verder dat de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Verlenging van de PIJ- maatregel is in dit geval mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
De rechtbank adviseert dat behandeling zal plaatsvinden binnen een setting waarin de veiligheid van verdachte voldoende geborgd kan worden. Gezien het psychiatrische karakter van zijn problematiek wordt daarom plaatsing op een afdeling met expertise op dit vlak nodig geacht. Daarbij kan gedacht worden aan een VIC afdeling binnen de JJI, de [instelling] of soortgelijke behandelsetting.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd zal de rechtbank de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, nu daar geen noodzaak toe bestaat.
Op te leggen straf
Vervolgens is de vraag aan de orde of naast de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, die gericht is op beveiliging van de maatschappij en op behandeling van verdachte, ook nog een jeugddetentie op zijn plaats is. Ingevolge artikel 77i, eerste lid onder a, Sr. kan aan degene die ten tijde van het begaan van het misdrijf de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt maximaal een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van het feit door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zou worden. Gelet op de ernst van het feit, de leeftijd van verdachte en de conclusies en adviezen van de deskundigen dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend acht de rechtbank, alles afwegend, een jeugddetentie voor de duur van 9 maanden passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 77a, 77g, 77i, 77s en 289 Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

Adviseert dat veroordeelde zal worden geplaatst in en setting waarin de veiligheid van veroordeelde voldoende geborgd kan worden. Gezien het psychiatrische karakter van zijn problematiek wordt daarom plaatsing op een afdeling met expertise op dit vlak nodig geacht. Daarbij kan gedacht worden aan een VIC afdeling binnen de JJI, de [instelling] of soortgelijke behandelsetting.

Een jeugddetentie voor de duur van 9 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.T. Kooistra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. W.S. Sikkema en mr.
G.C. Koelman, rechters, bijgestaan door mr. M. Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juni 2025.
Mr. G.C. Koelman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van de politie
eenheid Districtsrecherche Fryslân, met het proces-verbaal nummer [nummer] (genaamd steekincident [plaats] ), doorgenummerd 1 tot en met 125. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van voornoemd dossier.
2 Pagina 28.
3 Paginas 32 en 33 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 juni 2025.
4 Paginas 32 en 33 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 juni 2025.
5 Pagina 33 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 juni 2025.
6 Pagina 34 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 juni 2025.
7 Pagina 34.
8 Pagina 37.
9 Pagina 84.
10 Pagina 34.
11 Pagina 92.
12 Pagina 85.
13 Pagina 92.
14 Pagina 22.
15 Pagina 74.
16 Paginas 106 en 117.
17 Pagina 111.