ECLI:NL:RBNNE:2025:2554

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
18-152444-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor de verkoop van lachgas, invoeren van professioneel vuurwerk en deelname aan een criminele organisatie

Op 27 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een 55-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, voor meerdere strafbare feiten. De man was schuldig bevonden aan het meermalen aanwezig hebben en verkopen van lachgas, het medeplegen van het invoeren van professioneel vuurwerk en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 4 oktober 2023 tot en met 6 oktober 2023 professioneel vuurwerk vanuit Duitsland naar Nederland had geïmporteerd, wat een ernstig gevaar voor de samenleving met zich meebracht. Daarnaast had hij deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven, waaronder de productie van synthetische drugs en de handel in hennep en vuurwerk. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder recidive en het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank legde een meldplicht bij de reclassering op als bijzondere voorwaarde voor de voorwaardelijke straf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.152444.24
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.196592.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 juni 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 en 22 mei 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink en mr. B. Broerse.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 oktober 2023 tot en met 6 oktober 2023 te Groningen en/of [plaatsnaam] en/of [plaatsnaam] en/of elders in Nederland en/of (vanuit) Duitsland,
meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk een hoeveelheid professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik,
-binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (vanuit Duitsland), en/of heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld;
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 juni 2022 tot en met 10 oktober 2023, te [plaatsnaam] en/of Groningen en/of [plaatsnaam] en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: verdachte en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of
[medeverdachte] en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet, in de zin van artikel 10a Opiumwet, namelijk het opbouwen en/of inrichten van een
drugslaboratorium en/of het opslaan van een of meer precursoren en/of chemicaliën en/of andere goederen en/of stoffen geschikt voor en/of in verband met de (voorgenomen) productie van synthetische drugs, en/of
- het opzettelijk bereiden, bewerken en/of verwerken en/of het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van MDMA en/of (meth)amfetamine en/of andere
middel(en), zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of al dan niet bedrijfsmatig telen en/of bereiden, bewerken en/of verwerken en/of het verkopen, afleveren, verstrekken en/of
vervoeren van hennep, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, en/of
  • het opzettelijk voorhanden hebben van stoffen en/of voorwerpen als bedoeld in artikel 11a Opiumwet, en/of
  • het opzettelijk aanwezig hebben van (een grote hoeveelheid) van (bovengenoemde) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of II, en/of
  • het opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, binnen het grondgebied van Nederland brengen, op te slaan en/of voorhanden hebben, en/of
  • het al dan niet opzettelijk witwassen van geld, althans het plegen van een of meer misdrijven;
3.
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2023 tot en met 8 maart 2024 te Groningen en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens (een of meer gasflessen/cilinders/drukhouders gevuld met) een hoeveelheid lachgas, althans een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende lachgas, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van die wet,
-heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd,
en/of
-aanwezig heeft gehad (in een of meer opslagplaats(en)/garagebox(en) aan of nabij de [adres] en/of de [adres] , en/of in een berging behorende bij perceel de [adres] ).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1 en 2. Ten aanzien van feit 1 heeft hij aangevoerd dat geen sprake is van opzet, omdat verdachte geen wetenschap had van het feit dat het om vuurwerk ging. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van deelneming, nu verdachte geen wetenschap had van het oogmerk van de organisatie om misdrijven te plegen. Bovendien was het oogmerk van verdachte erop gericht om geld te verdienen en niet om bij te dragen aan de verwezenlijking van de misdrijven die zijn gepleegd door de organisatie, met uitzondering van het importeren van vuurwerk. Tot slot is er geen sprake van een duurzaam samenwerkingsverband, nu verdachte enkel in november 2022 en oktober 2023 betrokken is geweest bij misdrijven die door deze organisatie zijn gepleegd.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1: importeren, opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 22 mei 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik de Mercedes-Benz sprinter met kenteken [kenteken] heb bestuurd. Ik ben daarmee heen en weer naar Duitsland gereden, zonder vragen te stellen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van observatie woensdag 4 oktober 2023 d.d. 10 oktober 2023, opgenomen op pagina 1668 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met proces-verbaalnummer NNRAA23010 (onderzoek [naam] ) d.d. 3 mei 2024, inhoudend als verklaring van verbalisanten:
Wij hebben op 04 oktober 2023 geobserveerd en daarbij hebben wij de volgende waarnemingen gedaan:
Zag ik, verbalisant een vrachtwagen van het merk Mercedes-Benz, type Sprinter, voorzien van het kenteken [kenteken] rijden over de [adres] . Nader te noemen als Sprinter. Zag ik dat de Sprinter het terrein van [adres] op reed. Zag ik een manspersoon richting de Sprinter lopen. Herkende ik deze manspersoon als zijnde [medeverdachte] . Zag ik, verbalisant, dat een tweede manspersoon achter [medeverdachte] aan liep. Zag ik, verbalisant, dat de roldeur van de 4e loods openging. Zag ik dat de Sprinter achteruit in de richting van de geopende loods reed. Zag ik, verbalisant, dat de chauffeur van de Sprinter de pallet uit de Sprinter laadde. Zag ik dat hij een tweede pallet uit de Sprinter pakte en middels een palletlift de vrachtwagen uit tilde en vervolgens de loods in ging. Zag ik, verbalisant, dat een derde pallet uit de Sprinter de loods in ging. Zag ik, verbalisant, dat [medeverdachte] in de laadruimte van de
Sprinter stond en bezig was met een vierde pallet. Zag ik, verbalisant, dat de Sprinter stopte bij [bedrijf] , gevestigd [adres] . Zag ik dat [medeverdachte] uitstapte en het kantoor van [bedrijf] inliep. Zag ik, verbalisant, dat de chauffeur van de Sprinter uitstapte en als bijrijder in de Partner stapte. Herkende ik deze manspersoon als zijnde [verdachte] , [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2024, opgenomen op pagina 1900 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant:
1.1
RESULTATEN ANPR-GEGEVENS GRENS NEDERLAND - DUITSLAND
Naar aanleiding van de aanvraag van de ANPR-gegevens kwam als resultaat naar voren, dat op 4 oktober 2023 door de witte Peugeot Partner, gekentekend [kenteken] , omstreeks 07.08 uur de landsgrens wordt gepasseerd vanuit Nederland richting [plaatsnaam] . In dezelfde minuut gevolgd door een gehuurd voertuig, een Mercedes Benz Sprinter, gekentekend [kenteken] .
3. DOORZOEKING VOERTUIG [bedrijf]
Op 10 oktober 2023 werd het voertuig van verdachte [medeverdachte] doorzocht. In het voertuig, een witte Peugeot Partner gekentekend [kenteken] , werd een huurovereenkomst en een factuur van autohuur aangetroffen. Factuur afgegeven voor 5 oktober 17.00 uur - 6 oktober 2023 13.19 uur voor 1 dag. Op naam van:
  • dhr. [verdachte] , [adres] , voor de huur van een:
  • Volkswagen Crafter, gekentekend [kenteken] .
OVC VRIJDAG 6 OKTOBER 2023
OVC Sessie 10452 vrijdag 6 oktober omstreeks 09.50 uur. [medeverdachte] : Mooi, hou dan maar [plaatsnaam] aan ofzo. [verdachte] : [naam] is dat toch?
[medeverdachte] : Wat zei je?
[medeverdachte] : [plaatsnaam] ? [plaatsnaam] , [plaatsnaam] , [plaatsnaam] . [plaatsnaam] zijn we al bijna.
[verdachte] : [naam] [medeverdachte] : Hier zitten wij. [verdachte] : Dan over de 31 terug. [medeverdachte] : Ofzo?
[medeverdachte] : Ik weet niet hoor, dan pakken we gewoon de grote weer, gas dr op. [verdachte] : Afslag [plaatsnaam] , naast [plaatsnaam]
[medeverdachte] : [plaatsnaam] uit, je kan op je navigatie [plaatsnaam] aanhouden ja? Je hebt navigatie op je telefoon?
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte] : Pakken we gewoon de grote weg. Weet je wat we kunnen doen [verdachte] ? We gaan zo meteen rijden we gewoon voor jou uit, nou ja als jij op je telefoon navigatie hebt staan
[medeverdachte] : [plaatsnaam] .
[medeverdachte] : Dat rijdt zoveel om hè? Ik kan vanaf, ik kan zo meteen eigenlijk wel gas geven, dat ik bijna 20 minuten voor je uitrij. En als het bij de grote weg gewoon goed is, dan pak je hem daar gewoon ja.
[verdachte] : Is goed. [medeverdachte] : Ja?
[verdachte] : Ik neem aan als je de afslag toch neemt dat je dan ook gewoon, dan rij ik gewoon naar [plaatsnaam] toe toch?
Opvolgende OVC Sessie 10453 vrijdag 6 oktober omstreeks 09:55 uur.
[medeverdachte] legt uit dat zij 20 minuten voor [verdachte] uit rijden. Dan kan [verdachte] nog overal afslaan. In Duitsland houden ze je toch niet aan. Als er dan wel wat is bij [plaatsnaam] , dan kan [verdachte] nog achterlangs.
[verdachte] vindt dat prima.
Te horen: “Willkommen in Deutschland".
OBSERVATIE VRIJDAG 6 OKTOBER 2023 TERUG UIT DUITSLAND
Om 11.17 uur werd verdachte [medeverdachte] , als bestuurder van het voertuig, een zwarte Volkswagen Golf, gekentekend [kenteken] gezien, terwijl hij over de N34 ter hoogte van [plaatsnaam] , richting Groningen, reed. Achter verdachte [medeverdachte] reed een witte Volkswagen Crafter, gekentekend [kenteken] . Als bestuurder van deze Crafter werd [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] herkend.
OBSERVATIE VRIJDAG 6 OKTOBER 2023
Het observatieteam ziet om 11:41 uur beide voertuigen, de VW Golf en de Crafter, stilstaan op de [adres] , ter hoogte van de loodsen 11-2 tot en met 11-7. Vervolgens wordt gezien dat
[medeverdachte] met zijn Peugeot richting de loods [adres] reed, waar [medeverdachte] loods 5-25 naar binnen ging. Twee minuten later parkeert [medeverdachte] zijn Golf langs de doorgaande weg aan de [adres] en loopt in de richting van de loods. De Crafter rijdt het terrein in de richting van de loods 5-25 en rijd hier achteruit naar binnen. [medeverdachte] en [medeverdachte] zijn beide de loods naar binnen gegaan. Om 11.55 uur verlaten [medeverdachte] , [medeverdachte] en [verdachte] de loods. [medeverdachte] en [medeverdachte] stappen in de Golf en [verdachte] in de Peugeot (van [medeverdachte] ). Om 12.14 uur wordt gezien dat de Golf bij de Peugeot aan de [adres] staat. [verdachte] en [medeverdachte] gaan loods 5-25 binnen, terwijl [medeverdachte] met zijn Golf vertrekt. Om 12.20 uur staat de Golf geparkeerd bij de [adres] en opent [medeverdachte] loods [adres] . Een minuut later staat de Peugeot bij de [adres] en rijdt de Crafter achteruit loods [adres] in. De Crafter staat hier tot 12:46 uur binnen, waarna [medeverdachte] , [medeverdachte] en [verdachte] om 12:48 uur samen buiten staan Hierna haalt [medeverdachte] een tas uit zijn Golf en loopt naar de bestuurderszijde van de Crafter, waar [verdachte] zit. [medeverdachte] geeft [verdachte] minimaal 1 briefje van 50 euro.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen inclusief bijlagen d.d. 11 oktober 2023, opgenomen op pagina 1692 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant:
Op 10 oktober 2023 was ik verbalisant bij het perceel [adres] .
In de loods zag ik dat er een grote hoeveelheid vuurwerkdozen opgestapeld aanwezig waren. Ik zag dat op de zijkanten van het merendeel van de dozen het oranje gevaaretiket UN 0335 vuurwerk 1.3G was aangebracht. Nadat de dozen vervoersklaar waren bleek mij dat er in totaal 165 kg 1.1G en 1489 kg 1.3G professioneel vuurwerk was opgeslagen.
De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de import en het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk, gelet op het volgende. Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte, zonder vragen te stellen en tegen betaling, samen met medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] tweemaal vanuit Duitsland pallets met dozen heeft vervoerd naar loodsen aan de [adres] en de [adres] in Groningen, Nederland. De gesprekken die tussen hen worden gevoerd in de auto gaan over welke route ze het beste kunnen rijden en dat medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] vooruit rijden, zodat ze verdachte kunnen waarschuwen en hij nog een andere route (“achterlangs”) kan nemen als dat nodig is. Ook wordt er
gezegd dat ze in Duitsland toch niet worden aangehouden. Op 4 oktober 2023 wordt door het observatieteam gezien dat verdachte pallets met dozen uit de Sprinter laadt en daarmee vervolgens een loods in gaat. Slechts enkele dagen later is deze loods aan de [adres] doorzocht en zijn er dozen met professioneel vuurwerk aangetroffen. Op de zijkanten van het merendeel van de dozen was het oranje gevaaretiket UN 0335 vuurwerk 1.3G aangebracht. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat verdachte deze etiketten bij het in- en uitladen van de dozen niet heeft gezien. Door dit in het oog springende gevaaretiket te negeren en door geen vragen te stellen ondanks dat in ieder geval uit de gesprekken tijdens de autorit naar Duitsland duidelijk bleek dat er een strafbaar feit gepleegd zou worden heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hetgeen hij voorhanden had en hielp te vervoeren vanuit Duitsland naar Nederland professioneel vuurwerk betrof.
Feit 2: deelname aan een criminele organisatie
Juridisch kader
Volgens vaste jurisprudentie moet onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr (hierna: een criminele organisatie) worden verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Van een dergelijke duurzaamheid dan wel structuur kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. Het oogmerk van de organisatie moet zijn gericht op het plegen van misdrijven. Daarbij is voor een bewezenverklaring voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan.
Van deelneming aan een criminele organisatie is sprake als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband én als de verdachte een aandeel heeft in gedragingen, dan wel gedragingen ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van hierboven bedoeld oogmerk. In het bestanddeel “deelneming aan” ligt tevens het opzet van de verdachte besloten. Niet is vereist dat komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan een criminele organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Ook is niet vereist dat verdachte opzet heeft gehad op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven. Het opzet moet zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie. Bovendien hoeft niet te worden deelgenomen aan de misdrijven waarop het oogmerk is gericht. Medeplichtigheid aan enig misdrijf waarop het oogmerk van de organisatie was gericht, kan voldoende zijn om van deelneming in de zin van artikel 140 Sr te spreken.
Vaststelling van de feiten
Op grond van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast.
De criminele organisatie
Om te beginnen blijkt uit het onderzoek Koolzaad (parketnummer 18-142965-24) dat tijdens het opzetten van de cocaïnewasserij in [plaatsnaam] al contact was tussen medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] en tussen [medeverdachte] en verdachte.1 Vanaf 24 mei 2023 komen medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] ook in beeld als zij worden herkend bij ontmoetingen met [medeverdachte] na de ontdekking van het drugslab in [plaatsnaam] .2 Uit diverse opsporingsmiddelen (waaronder OVCs3 en observaties4) blijkt dat alle verdachten vanaf dan onderling contact met elkaar hebben, waarin veelvuldig wordt gesproken over criminele activiteiten, zoals het opzetten van drugslabs en hennep- en vuurwerkhandel. Ook blijkt uit die gesprekken dat [medeverdachte] veel zaken met zowel verdachte als [medeverdachte] overlegt en dat zij en [medeverdachte] geld investeren in met name de hennep- en vuurwerkhandel. De criminele activiteiten worden in wisselende samenstellingen uitgevoerd. Er is sprake van een zeker(e) tijdsverloop en onderlinge verdeling, waarmee de duurzaamheid en structuur van de organisatie kan worden vastgesteld.5
De rechtbank oordeelt op grond van het voorgaande dat in de periode van 20 juni 2022 tot en met 10 oktober 2023 sprake is geweest van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, met het oogmerk om misdrijven te plegen, namelijk (het voorbereiden van) het produceren van harddrugs, het importeren en verhandelen van hennep en vuurwerk en/of witwassen.
Deelname aan de criminele organisatie door verdachte
Uit het onder feit 1 bewezen verklaarde volgt dat verdachte zich onder andere schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de import van illegaal vuurwerk uit Duitsland en het opslaan daarvan. Dit feit heeft verdachte in vereniging gepleegd met [medeverdachte] en [medeverdachte] . De rol van verdachte bestond uit het (twee maal) in een gehuurde auto helpen ophalen en vervoeren en vervolgens naar twee verschillende loodsen in Groningen brengen van vuurwerk. Daarbij reed hij achter [medeverdachte] en [medeverdachte] aan en bepaalde [medeverdachte] waar hij langs moest rijden. Toen het vuurwerk eenmaal uit de auto en in de loodsen was geladen, is door het observatieteam gezien (en door verdachte bevestigd) dat verdachte door [medeverdachte] werd betaald. Naast dit feit heeft verdachte nog wat klusjes gedaan voor de organisatie. Zo is verdachte samen met [medeverdachte] en [medeverdachte] door het observatieteam gezien, terwijl hij een auto achteruit de loods aan de [adres] in Groningen in reed, waarin later versnijdingsmiddelen voor cocaïne zijn aangetroffen. Tot slot heeft verdachte bekend dat hij de stroom heeft aangelegd in de schuur in [plaatsnaam] , waar uiteindelijk een cocaïnewasserij is ontdekt.
Ten aanzien van de verweren van de raadsman overweegt de rechtbank het volgende.
Zoals reeds overwogen onder feit 1 acht de rechtbank de wetenschap van verdachte ten aanzien van het importeren van illegaal vuurwerk aanwezig. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij werd gevraagd voor klusjes, omdat hij geen vragen stelde. Dat deed hij naar eigen zeggen ook niet toen hij stroom moest aanleggen in [plaatsnaam] . Verdachte heeft naar eigen zeggen bij het aanleggen en vervolgens verzwaren van de stroom nog wel gedacht dat lijkt bijna een (wiet)plantage. Voor beide klussen heeft verdachte geld ontvangen. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat verdachte op de hoogte was van het feit dat de criminele organisatie het oogmerk had om misdrijven te plegen. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat het opzet van verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, gericht was op deelname aan de criminele organisatie.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van het voorgaande vast dat verdachte in de periode van 10 juni 2022 tot en met 10 oktober 2023 heeft deelgenomen aan de criminele organisatie.
Feit 3: aanwezig hebben en handelen in lachgas
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 mei 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen doorzoeking [adres] (garage) d.d. 8 november 2023, opgenomen op pagina 2707 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met proces-verbaalnummer NNRAA23010 (onderzoek [naam] ) d.d. 3 mei 2024, inhoudend de verklaring van verbalisanten;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 7 maart 2024, opgenomen op pagina 2683 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 5 maart 2024, opgenomen op pagina 2694 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisanten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 4 oktober 2023 tot en met 6 oktober 2023 (vanuit) Duitsland,
meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik,
-binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (vanuit Duitsland).
2.
hij in de periode van 20 juni 2022 tot en met 10 oktober 2023, te Groningen en elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie,bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: verdachte, [medeverdachte] , [medeverdachte] , [medeverdachte] en [medeverdachte] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
  • het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet, in de zin van artikel 10a Opiumwet, namelijk het opbouwen en inrichten van een drugslaboratorium en het opslaan van een of meer precursoren en chemicaliën en andere goederen en stoffen geschikt voor de (voorgenomen) productie van synthetische drugs, en
  • het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken en vervaardigen van MDMA en (meth)amfetamine, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en
  • het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, en
  • het opzettelijk voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen als bedoeld in artikel 11a Opiumwet, en
  • het opzettelijk aanwezig hebben van (een grote hoeveelheid) van (bovengenoemde) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of II, en
  • het opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, binnen het grondgebied van Nederland brengen, op te slaan en voorhanden hebben, en
  • het al dan niet opzettelijk witwassen van geld.
3.
hij (op verschillende tijdstippen) in de periode van 1 oktober 2023 tot en met 8 maart 2024 te Groningen, meermalen, telkens (een of meer gasflessen/cilinders/drukhouders gevuld met) een hoeveelheid lachgas, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
-heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/
ofvervoerd, en
-aanwezig heeft gehad (in meer opslagplaatsen/garageboxen aan of nabij de [adres] en/
ofde [adres] en in een berging behorende bij perceel de [adres] ).
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan, strafbaar gesteld bij artikel 1a juncto artikel 6 van de Wet op de economische delicten, meermalen gepleegd.
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B en C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf, vanwege de marginale rol die verdachte heeft gespeeld bij het onder feit 2 ten laste gelegde en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering d.d. 14 mei 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 september 2024, alsmede de vordering van de officieren van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal ernstige feiten. Allereerst heeft verdachte samen met anderen een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik geïmporteerd uit Duitsland, waarbij het onder meer ging om zeer gevaarlijk vuurwerk van de zwaarste categorieën. Het vervoeren en opslaan van dergelijk vuurwerk brengt enorme risicos met zich mee, omdat dit type vuurwerk fors explosief kan reageren. Illegaal vuurwerk zorgt bovendien voor ongevallen en daarnaast
voor hoge materiële schade en overlast. Hier heeft verdachte met zijn handelen aan bijgedragen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verhandelen van lachgasflessen. In twee garageboxen en een berging behorende bij een woning is een grote hoeveelheid lachgas aangetroffen, die aan de verdachte toebehoorde. Verdachte heeft bekend dat hij lachgas verkocht, met name aan jeugdige kopers. De laatste jaren is sprake van toenemende problemen als gevolg van het gebruik van lachgas als recreatief roesmiddel, vooral door jongeren. Het gebruik van lachgas brengt gezondheidsrisicos met zich en kan leiden tot milieuschade. Ook gaat de handel vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit.
Door te handelen in lachgas heeft de verdachte bijgedragen aan de destructieve cyclus van criminaliteit en gezondheidsschade.
Tot slot heeft verdachte deelgenomen aan een criminele organisatie die was gericht op het opbouwen en exploiteren van (synthetische) drugslabs en een cocaïnewasserij, witwassen en de import van en handel in hennep en illegaal vuurwerk. Verdachte heeft hieraan deelgenomen door samen met anderen professioneel vuurwerk te importeren (zoals bewezen verklaard onder feit 1), maar ook door op verschillende momenten te fungeren als taxichauffeur voor deze criminele organisatie en door elektriciteit aan te leggen in een schuur in [plaatsnaam] waarin later een cocaïnewasserij is geëxploiteerd. Verdachte heeft ten opzichte van enkele andere deelnemers een relatief kleine rol gespeeld binnen het crimineel samenwerkingsverband. Bij het plegen van al deze feiten heeft verdachte slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en heeft de schadelijke gevolgen die dergelijke misdrijven voor de samenleving hebben van ondergeschikt belang geacht.
De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft bij de strafbepaling naast de ernst van de feiten rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daartoe heeft de rechtbank allereerst acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat sprake is van recidive. Bovendien komt daaruit naar voren dat verdachte onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd, terwijl hij nog in een proeftijd liep van een eerder opgelegde (deels) voorwaardelijke straf.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de door de reclassering opgemaakte rapportage. De reclassering heeft geen contact kunnen krijgen met verdachte en heeft derhalve geen advies kunnen formuleren. Wel kan op grond van het reclasseringsrapport en hetgeen ter terechtzitting is besproken worden vastgesteld dat verdachte momenteel geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en niet beschikt over een inkomen.
Strafoplegging
De rechtbank houdt rekening met de relatief kleine rol die verdachte binnen het crimineel samenwerkingsverband heeft gehad en met het feit dat hij (grotendeels) verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden. Gelet op de aard en ernst van die feiten is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Ook heeft dit voorwaardelijke strafdeel te gelden als stok achter de deur, nu er sprake lijkt te zijn van een (terugkerend) financieel motief bij verdachte. Aan
het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank een meldplicht bij de reclassering verbinden als bijzondere voorwaarde. De rechtbank acht reclasseringstoezicht noodzakelijk, nu blijkt dat verdachte op meerdere leefgebieden problemen heeft waar hij hulp bij nodig heeft. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven behoefte te hebben aan en gemotiveerd te zijn voor reclasseringstoezicht.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met daaraan gekoppeld reclasseringstoezicht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Inbeslaggenomen goederen

Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen telefoon van verdachte aan hem kan worden terug gegeven. Het in beslag genomen geldbedrag van 1.190,- acht de rechtbank vatbaar voor verbeurd verklaring, nu dit gelden betreffen die zijn verkregen met de bewezenverklaarde strafbare feiten. Tot slot dienen de in beslag genomen verdovende middelen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 27 juni 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 2 mei 2023. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officieren van justitie hebben bij vordering van 3 april 2025 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63 en 140 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3, 11 en 11b van de Opiumwet en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel
ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde
dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de Reclassering Nederland op het adres [adres] en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten
behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van het beslag
  • Gelast de teruggavevan de telefoon van verdachte aan verdachte;
  • Verklaart verbeurdde in beslag genomen 1.190,-;
  • Onttrekt aan het verkeerde in beslag genomen verdovende middelen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18.196592.21:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 27 juni 2022, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. M.A.M. Wolters en mr. H.M. Lenting, rechters, bijgestaan door mr. F.C.A. Fierstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juni 2025.
Mr. H.M. Lenting is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. P. 1024 e.v.
2 P. 488 e.v.
3 P. 2345 e.v. en p. 2547 e.v.
4 P. 2368 e.v., p. 2389 e.v., p. 2396 e.v., p. 2399 e.v., p. 2401 e.v., p. 2408 e.v., p. 2413 e.v. en p. 2421
e.v.
5 P. 2327 e.v.