ECLI:NL:RBNNE:2025:2528

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
18-001146-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een boomstam tijdens een vechtpartij in Leeuwarden

Op 1 januari 2025 vond er een vechtpartij plaats in Leeuwarden waarbij de verdachte, een jongvolwassene, het slachtoffer met een boomstam meermalen tegen het hoofd en lichaam sloeg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De verdachte werd op 20 juni 2025 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard door met kracht te slaan met een zwaar voorwerp. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd toegewezen tot een bedrag van € 48.724,46. De rechtbank heeft de omstandigheden van de zaak, de impact op het slachtoffer en de ernst van het geweld meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte verplicht om de schadevergoeding te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.001146.25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 juni 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 06 juni 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Mulderij-Anker, advocaat te Zwolle. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door de officier van justitie mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2025 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden,
op de openbare weg, de [adres] , aldaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen (met kracht) met een boomstam, te weten een afgebrande kerstboom, althans een voorwerp gelijkend op een honkbalknuppel/knots, in elk geval met een hard voorwerp,
  • tegen/op het hoofd heeft geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] (meteen)op de grond is gevallen, althans op de grond terecht is gekomen en/of (vervolgens)
  • terwijl die [slachtoffer] buiten bewustzijn op de grond lag, opnieuw meermalen, met genoemd voorwerp, tegen/op het hoofd heeft geslagen en/of (vervolgens)
  • meermalen, althans eenmaal, met genoemd voorwerp, tegen/op het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij of omstreeks 1 januari 2025 te Leeuwarden, in de gemeente
Leeuwarden, op de openbare weg, de [adres] , aldaar, aan [slachtoffer] , opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer) ernstig traumatisch schedel-hersenletsel en/of ernstig gemengd gehoorverlies, heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen (met kracht), met een boomstam, te weten een afgebrande kerstboom, althans een voorwerp gelijkend op een honkbalknuppel/knots, in elk geval met een hard voorwerp,
  • tegen/op het hoofd te slaan, tengevolge waarvan die [slachtoffer] (meteen) op de grond is gevallen, althans op de grond terecht is gekomen en/of (vervolgens)
  • terwijl die [slachtoffer] buiten bewustzijn op de grond lag, opnieuw meermalen, met genoemd voorwerp, tegen/op het hoofd te slaan en/of (vervolgens)
  • meermalen, althans eenmaal, met genoemd voorwerp, tegen het lichaam te slaan;
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de primair ten laste gelegde poging doodslag.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde omdat er geen sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood. Het door verdachte toegepaste geweld heeft slechts 13 seconden geduurd en is niet van voldoende intensiteit om bewezen te verklaren dat verdachte de kans op het overlijden van aangever heeft aanvaard. Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank veroordeelt verdachte voor de primair ten laste gelegde poging doodslag.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 27 februari 2025, opgenomen op pagina 9 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] van 27 februari 2025, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 1 januari 2025 omstreeks 6:30 uur vond er een vechtpartij plaats op de [adres] te Leeuwarden. Hierbij raakte [slachtoffer] gewond aan zijn hoofd.
2. De door verdachte ter zitting van 06 juni 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb een stok gepakt. Degene met de stok in de hand op de beelden ben ik. De stok was een beetje lang en voor mij een beetje zwaar.
3. De eigen waarneming van de rechtbank ter zitting van 06 juni 2025 waarbij verdachte voordoet hoe hij aangever met de boomstam heeft geslagen inhoudend:
Verdachte maakt een beweging van boven naar beneden met twee handen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 05 januari 2025, opgenomen op pagina 146 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik zag toen dat de langere man het latere slachtoffer zag staan. Ik zag dat deze lange man direct een soort boomstam, lijkende op een donkere honkbalknuppel, vasthield. Ik zag dat die lange man deze boomstam met kracht op het hoofd van het slachtoffer sloeg. Hij hield die boomstam met 2 handen beet en sloeg toen van boven naar beneden het slachtoffer linksachter op het hoofd. Nadat deze man het slachtoffer hard op zijn hoofd had gelsagen viel het slachtoffer direct op de grond. Ik zag direct heel veel bloed. Ik zag bloed op zijn hoofd, ik zag het bloed uit zijn ogen komen en ook uit zijn neus en mond. Ik zag toen dat deze lange man het slachtoffer tot 3 keer toe met de boomstam op zijn ribben sloeg. Dit gebeurde weer met kracht en weer hield hij de boomstam tijdens het slaan met 2 handen beet. Het leek wel of hij het slachtoffer dood wilde hebben.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 06 januari 2025, opgenomen op pagina 193 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik zag dat jongen 1 een stuk hout pakte met een soort ring eromheen. Het was de stam van een kerstboom er zaten geen takken meer aan. Ik zag dat jongen 1 met de stam vlakbij ons stond. De jongen 1 draaide toen zich weer in de richting van het latere slachtoffer en begon hem te slaan met die stam.
Jongen 1 sloeg met een honkbalslag, dus met die stam vanaf zijn schouder naar achteren met een horizontale zwaai naar voren tegen het hoofd van het slachtoffer. Jongen 1 had de stam dus met 2 handen vast en maakte een honkbalslag tegen de zijkant van het hoofd van het slachtoffer. Ik zag dat het slachtoffer meteen neer ging en op de grond belandde. Ik hoorde dat het slachtoffer begon te snurken, alsof hij dood zou gaan. Daarna zag ik dat terwijl het slachtoffer op de grond lag, hij nog 4 of 5 keer met de stam op het hoofd van het slachtoffer begon te slaan. Hij maakte met de stam dus een grote zwaai van boven naar beneden, verticaal tegen het hoofd. Ik zag dat het slachtoffer begon te bloeden. Hij bloedde uit zijn neus, mond, oren. Ik zag dat hij bloed huilde. Zijn achterhoofd was helemaal open. Ik zag dat jongen 1 daarna nog drie keer in zijn ribbenkast sloeg. Niemand anders heeft de stam vast gehad. Alleen hij, jongen 1.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 02 januari 2025, opgenomen op paginas 136 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als beschrijving van de camerabeelden van verbalisant [verbalisant 2] :
Vervolgens zie ik dat er iemand staat bij de persoon welke op de grond ligt en dat deze persoon vijfmaal bovenhandse slaande bewegingen maakt in de richting van de persoon welke op de grond ligt.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 01 januari 2025, opgenomen op paginas 105 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Die stronk was een afgebrande kerstboom. Van die stronk was het onderste deel, het dikke gedeelte van de stam, niet verbrand. De stam van die kerstboom liep taps toe.
Bewijsoverwegingen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van een poging doodslag dan wel zware mishandeling. De rechtbank is anders dan de officier van justitie van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van aangever, zodat zij vervolgens moet beoordelen of er dan sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van aangever.
Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, in dit geval de dood van het slachtoffer, is sprake als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het -behoudens contra-indicaties- niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte het slachtoffer met een boomstam tegen het hoofd slaat waardoor het slachtoffer op de grond terecht komt. Deze boomstam is 89 cm lang en het gewicht van de boomstam is zodanig dat verdachte hem met twee handen vast moet houden om er mee te kunnen slaan. Nadat het slachtoffer op de grond terecht komt, is hij direct buiten bewustzijn en maakt een snurkend geluid. Door getuigen [getuige 1] en [getuige 2] wordt gezien dat er bloed uit zijn ogen, mond en neus komt. Dat duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat het
slachtoffer op dat moment al ernstig hoofdletsel heeft. Daarna haalt de verdachte meermalen op ongecontroleerde wijze uit naar het hoofd en het lichaam van het slachtoffer en raakt hem ook meermalen. Het slachtoffer heeft geen enkele mogelijkheid om zich tegen dit geweld te verweren. De rechtbank overweegt dat de kans dat het slachtoffer door deze handelingen dodelijk letsel zou oplopen aanmerkelijk is te achten. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar en vitaal deel van het lichaam is. Door met een boomstam van deze lengte en een aanzienlijk gewicht met twee handen meermaals tegen of op het hoofd te slaan terwijl het slachtoffer zich niet verweert, kunnen de hersenen worden beschadigd waardoor onmiddellijk levensgevaar of de dood intreedt. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bewust heeft aanvaard. Van enige contra-indicatie is de rechtbank niet gebleken. Gelet op het voorgaande kan het primair ten laste gelegde worden bewezen en wordt het verweer van de raadsvrouw verworpen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit zoals primair ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 1 januari 2025 te Leeuwarden, op de openbare weg, de [adres] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met kracht met een boomstam, te weten een afgebrande kerstboom,
  • tegen het hoofd heeft geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] meteen op de grond is gevallen, en vervolgens
  • terwijl die [slachtoffer] buiten bewustzijn op de grond lag, meermalen, met genoemd voorwerp, tegen/op het hoofd heeft geslagen en vervolgens
  • meermalen met genoemd voorwerp, tegen/op het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair: poging doodslag
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het volwassenstrafrecht moet worden toegepast en heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Verdachte is een jongvolwassene die zich altijd alleen heeft moeten redden. Wellicht is juist pedagogische beïnvloeding noodzakelijk omdat hij die nooit heeft gehad. Indien de rechtbank toch het volwassenenstrafrecht zal toepassen, heeft de raadsvrouw verzocht de gevangenisstraf aanzienlijk te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank neemt hierbij bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag door met een boomstam met kracht meerdere keren tegen en op het hoofd en lichaam van het slachtoffer te slaan. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan een buitengewoon ernstig misdrijf, waarbij hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer hierbij om het leven zou komen. Dat dit niet is gebeurd, is niet aan de gedragingen van verdachte te danken. Toen het slachtoffer weerloos op de grond lag, is verdachte desondanks doorgegaan met het slaan met de boomstam. Het meermalen slaan door verdachte met een boomstam tegen het hoofd en lichaam heeft bij het slachtoffer zwaar en waarschijnlijk blijvend letsel tot gevolg. Uit de medische gegevens die door de huisarts van het slachtoffer zijn verstrekt, blijkt dat er sprake was van ernstig schedel-hersenletsel met een impressiefractuur, taalstoornissen en ernstig gemengd gehoorverlies. Het slachtoffer is langere tijd in het ziekenhuis opgenomen geweest en heeft een revalidatietraject moeten doorlopen. In de slachtofferverklaring die op de zitting is afgelegd, is op indrukwekkende wijze verwoord welke impact het handelen van verdachte heeft op het leven van het slachtoffer, zijn gezin en overige familie en vrienden. De rechtbank rekent verdachte deze omstandigheden zwaar aan.
Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig geweldsmisdrijf in de nieuwjaarsnacht op de openbare weg in het centrum van Leeuwarden. Dergelijke feiten zorgen voor veel maatschappelijke onrust. Uit het dossier blijkt dat de getuigen, ongewild, met de gewelddadige uitbarsting van verdachte geconfronteerd zijn en komt naar voren de grote impact die dit heeft.
Tenslotte weegt de rechtbank mee dat verdachte ook ter terechtzitting maar beperkt verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen. In het rapport van de reclassering van 21 mei 2025 adviseert de reclassering het volwassenstrafrecht toe te passen. De reclassering schat in dat verdachte beschikt over voldoende handelingsvaardigheden en niet vatbaar is voor pedagogische beïnvloeding. Daarnaast zijn er bij verdachte geen aanwijzingen voor een (vorm van) licht verstandelijke beperking. De rechtbank zal daarom het volwassenstrafrecht toepassen.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren op.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 78.724,46 ter vergoeding van materiële schade en 120.000,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de gevorderde materiële schade voor wat betreft de rechtstreeks geleden schade toewijsbaar is. De stelposten die zien op een eventueel hoger beroep dienen niet- ontvankelijk te worden verklaard. De immateriële schade is volgens de officier van justitie voldoende onderbouwd. Met betrekking tot de hoogte daarvan heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De officier van justitie heeft daarbij verzocht om oplegging van de wettelijke rente vanaf 1 januari 2025 en de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw betwist de gestelde schade voor wat betreft de reiskosten van de partner en de kosten van inwinnen van het medisch advies. De kosten voor het medisch advies waren niet noodzakelijk. De reiskosten van de partner van slachtoffer zijn niet ontstaan als direct gevolg van handelen van de verdachte. De raadsvrouw verzoekt het deel van de materiële schadevergoeding dat ziet op toekomstige schade niet-ontvankelijk te verklaren. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht de hoogte van het bedrag te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij de gestelde schade ten aanzien van de posten daggeldvergoeding (
817,00), gehoorapparaat (
820,59), eigen risico zorg 2025(
385,00), Annuleringskosten vakantie(
334,00), heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2025.
Ten aanzien van de post nota medisch advies overweegt de rechtbank als volgt. Uit de wet (artikel 6:96 BW) volgt dat ook redelijke kosten ter vaststelling van schade als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komen. De benadeelde partij heeft deze kosten gemotiveerd en nader onderbouwd met een factuur. Deze post nota medisch advies(
1.141,43), is naar het oordeel van de rechtbank redelijk en zal daarom worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2025.
Ten aanzien van de post reiskosten partner UMCG overweegt de rechtbank dat het gaat om redelijke kosten ter beperking van immateriële schade en dat deze kosten als schade zijn aan te merken als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Op grond van artikel 6:107 lid 1 sub a BW gaat het om verplaatste schade die door het slachtoffer zelf gevorderd kan worden. Naar het oordeel van de rechtbank is de post reiskosten partner UMCG(
226,44)redelijk en zal daarom worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2025.
Ten aanzien van de post toekomstige schade overweegt de rechtbank dat deze kosten op dit moment nog niet kunnen worden beoordeeld. De rechtbank beschikt ten aanzien van die toekomstige schade over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen, zodat dit deel van de vordering niet- ontvankelijk verklaard wordt. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijk rechter worden aangebracht.
Concluderend zal de rechtbank een totaal van
3.724,46aan materiële schade toewijzen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2025.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich op basis van de nu bekende gegevens -naar maatstaven van billijkheid- voor toewijzing van een bedrag van
45.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2025.
De rechtbank overweegt hierbij dat het bewezen verklaarde naast pijn en fors letsel, psychische en praktische schade bij de benadeelde partij heeft teweeg gebracht en dat hij hiervan ook langdurig na het bewezen verklaarde nog hinder van ondervindt.
Uit de vordering blijkt de rechtbank dat er nog geen sprake is van een medische eindsituatie. De gevorderde toekomstige immateriële schade kan op dit moment nog niet worden beoordeeld. De rechtbank beschikt ten aanzien van deze schade over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen, zodat dat deel niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel is niet enkel bedoeld om betalingsonwillige daders te dwingen om te betalen, maar ook om te voorkomen dat slachtoffers civielrechtelijke procedures moeten doorlopen om de toegewezen bedragen te kunnen ontvangen van de dader. Nu vaststaat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 278 dagen.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer]aan de Staat te betalen een bedrag van 48.724,46 (zegge: achtenveertigduizend zevenhonderdvierentwintig euro en zesenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 3.724,46 aan materiele schade en 45.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 278 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. H.P. Eckert, rechters, bijgestaan door mr. S. Runia, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juni 2025.
Mr. M.M. Spooren is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.