ECLI:NL:RBNNE:2025:2507

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
18-337160-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland oordeelt over seksueel misbruik van minderjarigen en kinderporno

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van seksueel misbruik van twee minderjarige kinderen. De verdachte heeft zich meerdere malen schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van een minderjarige en het vervaardigen, verspreiden en bezitten van kinderporno. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1033 dagen, waarvan 730 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van vijf jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod en een locatieverbod, die dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die als oppas voor de minderjarige [slachtoffer 1] werkte, haar positie heeft misbruikt en ernstige inbreuken heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapportages die wijzen op een licht verstandelijke beperking en andere stoornissen bij de verdachte, wat heeft geleid tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/337160-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 mei 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 mei 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 31 juli 2023 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2019, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en een aan zijn, verdachte, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het
  • een of meermalen de clitoris van die [slachtoffer 1] heeft ingesmeerd en/of rondjes heeft gedraaid met zijn, verdachte(n)s, vinger(s) (blz. 451 van het dossier) en/of
  • een of meermalen betasten van en/of wrijven met zijn, verdachte(n)s, hand over de vagina en/of de schaamstreek en/of schaamlippen en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 31 juli 2023 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2019), heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit een of meermalen:
  • een of meermalen de clitoris van die [slachtoffer 1] heeft ingesmeerd en/of rondjes heeft gedraaid met zijn, verdachte(n)s, vinger(s) (blz. 451 van het dossier) en/of
  • een of meermalen betasten van en/of wrijven met zijn, verdachte(n)s, hand over de vagina en/of de schaamstreek en/of schaamlippen en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
2
zij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 22 februari 2023 tot en met 30 september 2023 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2019), heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit een of meermalen:
  • de hand van die [slachtoffer 1] om zijn, medeverdachtes, penis gelegd en/of
  • die [slachtoffer 1] zijn, medeverdachtes, penis en/of het lichaam van verdachte(n) lichaam heeft aangeraakt en/of gemasseerd en/of gewreven en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of bedreiging met geweld en/of andere feite1ijkhe(i)d(en) hierin dat
  • het leeftijdsverschil tussen die [slachtoffer 1] en verdachte aanzienlijk was (17 jaar) en/of
  • verdachte de oppas van die [slachtoffer 1] was en/of
  • verdachten wist en/of gebruik heeft gemaakt van het feit dat die [slachtoffer 1] een kwetsbaar meisje was en/of
  • zij een (hechte) (vertrouwens)band hadden;
3
zij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 20 november 2022 tot en met 14 april 2023 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2007 , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
  • seksuele gemeenschap gehad met die [slachtoffer 2] en/of
  • de penis van die [slachtoffer 2] vast te pakken en/of (vervolgens) af te trekken en/of
  • de penis van die [slachtoffer 2] in haar/zijn, verdachte(n), mond te doen en/of (vervolgens) te pijpen en/of te likken en/of
  • zijn, medeverdachtes, penis door die [slachtoffer 2] laten vastpakken en/of (vervolgens) laten aftrekken en/of te pijpen en/of te likken
  • het brengen van één of meer vingers van die [slachtoffer 2] tussen de schaamlippen en/of in de vagina van verdachte;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 20 november 2022 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
  • seksuele gemeenschap gehad met die [slachtoffer 2] en/of
  • de penis van die [slachtoffer 2] vast te pakken en/of (vervolgens) af te trekken en/of
  • de penis van die [slachtoffer 2] in haar/zijn, verdachte(n), mond te doen en/of (vervolgens) te pijpen en/of te likken en/of
  • zijn, medeverdachtes, penis door die [slachtoffer 2] laten vastpakken en/of (vervolgens) laten aftrekken en/of te pijpen en/of te likken
  • het brengen van één of meer vingers van die [slachtoffer 2] tussen de schaamlippen en/of in de vagina van verdachte;
en/of
zij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 20 november 2022 tot en met 14 april 2023 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid een minderjarige die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, [slachtoffer 2] , (geboren [geboortedatum] 2007), heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit een of meermalen:
  • de penis van die [slachtoffer 2] vast te pakken en/of (vervolgens) af te trekken en/of
  • de penis van die [slachtoffer 2] in haar/zijn, verdachte(n), mond te doen en/of (vervolgens) te pijpen en/of te likken en/of
  • zijn, medeverdachtes, penis door die [slachtoffer 2] laten vastpakken en/of (vervolgens) laten aftrekken en/of te pijpen en/of te likken en/of
  • het brengen van één of meer vingers van die [slachtoffer 2] tussen de schaamlippen en/of in de vagina van verdachte en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
  • het leeftijdsverschil tussen die [slachtoffer 2] en verdachte(n) aanzienlijk was en/of
  • verdachten wisten en/of gebruik hebben gemaakt van het feit dat die [slachtoffer 2] een kwetsbare jongen was en/of
  • zij een (hechte)(vertrouwens)band hadden;
4
zij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 9 december 2021 tot en met 11 september 2023 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, 139 afbeeldingen, te weten foto's en video's en gegevensdragers bevattende een afbeelding, te weten een Samsung A13 telefoon en/of een Apple Ipad 7 en/op een HP Notebook van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of tot op heden onbekend gebleven minderjarige(n), is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid, aangeboden, openlijk tentoongesteld, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verworven, in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met de/een penis, vinger/hand en/of voorwerp oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het eigen lichaam door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(bestandnaam: Mijn film 3 mov, beschreven op pagina 365 van het procesdossier) en/of
  • het met de/een penis, vinger/hand en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon (te weten onder andere [slachtoffer 1] ) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
  • het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de schaamlippen en/of borsten en/of penis van een (ander) persoon door een persoon (te weten o.a. [slachtoffer 1] ) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(bestandnaam: [bestandsnaam] , beschreven op pagina 354 van het procesdossier) en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon (te weten o.a [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de fotos /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(bestandnaam: [bestandsnaam] , beschreven op pagina 354 van het procesdossier)
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dit misdrijf een beroep en/of een gewoonte heeft gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de (primair) ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat ook het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder 3 primair ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte(n) het lichaam van [slachtoffer 2] seksueel hebben binnengedrongen. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de
rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak met betrekking tot feit 3 primair
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat het lichaam van [slachtoffer 2] seksueel is binnengedrongen, nu [slachtoffer 2] over de ten laste gelegde handelingen die het seksueel binnendringen van zijn lichaam betreffen, heeft verklaard dat die handelingen uiteindelijk niet hebben plaatsgevonden. Ook uit de overige bewijsmiddelen blijkt onvoldoende van seksuele handelingen die als het binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] gekwalificeerd kunnen worden. Derhalve spreekt de rechtbank verdachte vrij van het onder 3 primair ten laste gelegde.
Met betrekking tot feit 1 primair en feit 2
De rechtbank acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 mei 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 oktober 2023, opgenomen op pagina 80 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 8 maart 2024, inhoudend de verklaring van [naam 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2023, opgenomen op pagina 166 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 december 2023, opgenomen op pagina 449 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] .
Bewijsoverweging met betrekking tot feit 1, primair
Uit de tekst van de tenlastelegging blijkt niet expliciet dat het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] heeft bestaan uit het brengen van de vingers van medeverdachte tussen de schaamlippen van [slachtoffer 1] . De rechtbank begrijpt evenwel uit de zinsnede dat de medeverdachte de clitoris van die [slachtoffer 1] heeft ingesmeerd en/of rondjes heeft gedraaid met zijn, verdachtes, vingers dat daarmee bedoeld wordt dat medeverdachte met zijn vingers tussen de schaamlippen is geweest, nu voor het aanraken van de clitoris de natuurlijke lichaamsopening van de grote en kleine schaamlippen moet worden binnengedrongen. Derhalve kunnen de handelingen zoals hiervoor omschreven en zoals ten laste gelegd, gekwalificeerd worden als het seksueel binnendringen van het lichaam.
Met betrekking tot feit 3 subsidiair
De rechtbank acht feit 3 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 mei 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 januari 2024,
opgenomen op pagina 178 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 8 maart 2024, inhoudend de verklaring van [naam 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2024, opgenomen op pagina 186 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van [naam 1] m.b.t. het studioverhoor van getuige [slachtoffer 2] .
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2023, opgenomen op pagina 215 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van [verbalisant] .
Met betrekking tot feit 4
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 mei 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 januari 2024, opgenomen op pagina 353 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 8 maart 2024, inhoudend het relaas van [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2024, opgenomen op pagina 365 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 februari 2024, opgenomen op pagina 416 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van [naam 1] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder 1 primair, onder 2, onder 3 subsidiair en onder 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
zij op 31 juli 2023 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2019, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en een aan haar, verdachte, zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
  • de clitoris van die [slachtoffer 1] heeft ingesmeerd en rondjes heeft gedraaid met zijn, medeverdachtes, vingers en
  • betasten van en wrijven met zijn, medeverdachtes, hand over de vagina en de schaamstreek en
schaamlippen en het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
2
zij in de periode van 22 februari 2023 tot en met 30 september 2023 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, door een andere feitelijkheid een aan haar zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2019), heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uitmeermalen:
  • de hand van die [slachtoffer 1] om zijn, medeverdachtes, penis gelegd en
  • die [slachtoffer 1] zijn, medeverdachtes, penis en lichaam heeft aangeraakt en gemasseerd en gewreven en bestaande dat die andere feitelijkheid hierin dat
  • het leeftijdsverschil tussen die [slachtoffer 1] en verdachte aanzienlijk was (17 jaar) en
  • verdachte de oppas van de [slachtoffer 1] was en
  • verdachte wist en gebruik heeft gemaakt van het feit dat die [slachtoffer 1] een kwetsbaar meisje was en
  • zij een (hechte) (vertrouwens)band hadden;
3
subsidiair:
zij in de periode van 20 november 2022 tot en met 14 april 2023 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, door een andere feitelijkheid een minderjarige die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, [slachtoffer 2] , (geboren [geboortedatum] 2007), heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit een of meermalen:
  • de penis van die [slachtoffer 2] vast te pakken en (vervolgens) af te trekken en
  • de penis van die [slachtoffer 2] in haar/zijn, verdachten, mond te doen en (vervolgens) te pijpen en te likken
en bestaande die andere feitelijkheid hierin dat
  • het leeftijdsverschil tussen die [slachtoffer 2] en verdachten aanzienlijk was en
  • verdachten wisten en gebruik hebben gemaakt van het feit dat die [slachtoffer 2] een kwetsbare jongen was en
  • zij een (hechte) (vertrouwens)band hadden;
4
zij in de periode van 9 december 2021 tot en met 11 september 2023 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, 139 afbeeldingen, te weten foto's en video's en gegevensdragers bevattende een afbeelding, te weten een Samsung A13 telefoon en een Apple Ipad 7 en een HP Notebook van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en tot op heden onbekend gebleven minderjarige(n), is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid, vervaardigd, in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met een voorwerp oraal en vaginaal penetreren van het eigen lichaam door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(bestandnaam: Mijn film 3 mov, beschreven op pagina 365 van het procesdossier) en
  • het met de vinger/hand betasten en aanraken van het geslachtsdeel van een persoon (te weten onder andere [slachtoffer 1] ) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en
  • het betasten en aanraken van het geslachtsdeel, en de borsten en penis van een (ander) persoon door een persoon (te weten o.a. [slachtoffer 1] ) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon (te weten o.a [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past/passen en/of waarbij de uitsnede van de fotos /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, van deze persoon
in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
terwijl zij, verdachte, van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
subsidiair met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
een afbeelding en gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, vervaardigen, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hoewel verdachte jong is, er geen indicaties zijn om toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht. Derhalve dient verdachte berecht te worden volgens het volwassenstrafrecht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1033 dagen, waarvan 730 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van vijf jaren. Daarnaast vordert de officier van justitie om aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering geformuleerd in het advies van 24 april 2025 en zoals ter terechtzitting door deskundigen van de reclassering aangevuld. Aan de klinische opname dient de maximale duur van twee jaar verbonden te worden. Voorts vordert de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden. Daarnaast stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat aan verdachte de gedragsbeïnvloedende -en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) moet worden opgelegd alsmede een contact- en locatieverbod op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) zoals namens het slachtoffer [slachtoffer 2] verzocht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van de straf zoals door de officier van justitie gevorderd. Gelet op de complexe problematiek van verdachte dient het zwaartepunt van de strafoplegging te liggen bij de noodzakelijke behandeling van verdachte en daarmee het minimaliseren van het risico op recidive. In het verlengde daarvan is het van belang dat het reeds gestarte behandeltraject van verdachte niet wordt doorkruist door een gevangenisstraf. De verdediging verzet zich niet tegen oplegging van een GVM. Een contact- en locatieverbod op grond van artikel 38v Sr zoals namens het slachtoffer [slachtoffer 2] verzocht, acht de raadsman niet noodzakelijk.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over de persoon van verdachte opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meerdere malen schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van seksueel misbruik van twee minderjarige kinderen waarbij er ook sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van één minderjarige. Daarnaast heeft verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig gemaakt aan het vervaardigen, verspreiden en bezitten van kinderporno.
Verdachte werd door de moeder van [slachtoffer 1] ingeschakeld als oppas voor de vierjarige [slachtoffer 1] . Tijdens die oppasmomenten liet verdachte medeverdachte [medeverdachte] via videobellen meekijken wanneer [slachtoffer 1] onder de douche stond. Hierbij gaf [medeverdachte] verdachte instructies met betrekking tot hetgeen hij graag van [slachtoffer 1] wilde zien. Verdachte volgde deze instructies op, maar nam blijkens de aangetroffen chatgesprekken ook zelf het initiatief om de naakte [slachtoffer 1] te filmen en aan [medeverdachte] te tonen. Toen verdachte op enig moment bij [medeverdachte] ging wonen en [slachtoffer 1] daar ook bleef slapen, werden er ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Die handelingen werden veelal uitgevoerd door [medeverdachte] en gefilmd en aangemoedigd door verdachte. De fotos en videos van het misbruik van [slachtoffer 1] werden over en weer tussen de verdachten gedeeld waarbij zij vergaande seksuele fantasieën uitwisselden.
Ook hebben verdachte en [medeverdachte] fotos en videos gemaakt van het seksueel misbruik van de vijftienjarige [slachtoffer 2] . Op videos is te zien hoe verdachte in de woning van [medeverdachte]
vergaande ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 2] verricht waarbij [medeverdachte] het misbruik filmt. Op drie verschillende momenten hebben ze [slachtoffer 2] weten over te halen om naar de woning van [medeverdachte] te komen, waar [slachtoffer 2] vervolgens de ontuchtige handelingen van verdachte heeft moeten ondergaan. Zowel verdachte als [medeverdachte] kenden [slachtoffer 2] via [instelling] in [plaats] en wisten van zijn kwetsbare achtergrond.
Met voornoemde feiten heeft verdachte veelvuldig ernstig misbruik gemaakt van kwetsbare slachtoffers. Zo was [slachtoffer 1] op de momenten dat het misbruik plaatsvond erg jong en aan de zorg en waakzaamheid van verdachte als haar oppas toevertrouwd. In plaats van zich te bekommeren om het welzijn van [slachtoffer 1] en haar veiligheid te bieden, heeft verdachte haar positie als oppas misbruikt door tijdens oppasmomenten het seksueel misbruik van [slachtoffer 1] te initiëren en te faciliteren.
Hiermee heeft verdachte het vertrouwen dat de moeder van [slachtoffer 1] in verdachte had gesteld, ernstig geschaad. De moeder van [slachtoffer 1] was in de veronderstelling dat haar kind veilig was en dat verdachte [slachtoffer 1] bescherming en geborgenheid zou bieden. Het tegendeel bleek echter waar te zijn. Ook in het geval van [slachtoffer 2] heeft verdachte moedwillig misbruik gemaakt van de kwetsbaarheden en de beïnvloedbaarheid van [slachtoffer 2] . De rechtbank rekent verdachte het voornoemde zwaar aan.
Door dit seksueel misbruik heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers en hun normale en gezonde seksuele ontwikkeling ernstig verstoord. De ervaring leert dat dergelijke gebeurtenissen voor (heel) jonge slachtoffers langdurige en ernstige psychische gevolgen kunnen hebben.
Dat verdachte met haar handelen bij de slachtoffers en hun familie ernstig leed heeft veroorzaakt, blijkt onder andere uit de slachtofferverklaringen die ter terechtzitting zijn voorgedragen.
Verdachte heeft de jonge slachtoffers niet alleen seksueel misbruikt, maar van dit misbruik ook beeldmateriaal vervaardigd, verspreid naar de medeverdachte, en in bezit gehad. Ook fotos van haar eigen nichtje had verdachte zodanig bewerkt dat deze kunnen worden gekwalificeerd als kinderporno. Dat het op deze wijze vervaardigen van kinderpornografisch materiaal een ernstig strafbaar feit oplevert, behoeft, mede gelet op hetgeen hiervoor reeds met betrekking tot het seksueel misbruik is overwogen, geen nadere motivering
Verdachte had daarnaast ook een aantal kinderpornografische afbeeldingen in bezit, die niet door haarzelf of medeverdachte [medeverdachte] waren vervaardigd. Het gaat daarbij om vergaande seksuele handelingen. Ook het bezit van deze kinderpornografische afbeeldingen levert een ernstig strafbaar feit op, omdat bij de vervaardiging van die kinderporno kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd.
Verdachte is aldus mede verantwoordelijk te houden voor dat misbruik, omdat zij door kinderporno te verzamelen heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar dergelijk strafbaar beeldmateriaal.
Voorts neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat zij ter terechtzitting niet volledig verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar handelen en de schuld veelal buiten zichzelf lijkt te leggen en op de medeverdachte afschuift.
De rechtbank merkt nog op dat gedachten vrij zijn; fantasieën kunnen niet betrokken worden in de strafwaardigheid van handelen. De rechtbank kan echter niet anders dan benoemen dat de zeer grove en gewelddadige fantasieën over zeer jonge kinderen die veelvuldig gedeeld werden tussen verdachte en medeverdachte in het licht van de bewezenverklaring uiterst zorgelijk en verontrustend moeten worden geacht.
Psychologisch onderzoek
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ook gelet op de inhoud van de het psychologisch Pro Justitia rapport d.d. 24 april 2024, opgemaakt door D.R. van der Velden. Uit voornoemde rapportage blijkt zakelijk weergegeven- het volgende.
Bij verdachte is sprake van een licht verstandelijke beperking met een sociaal en emotioneel jongkinderlijk niveau, forse hechtingsproblematiek met vroegkinderlijke trauma's en een andere gespecificeerde stoornis. Voornoemde stoornissen waren aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Volgens de psycholoog is het aannemelijk dat die stoornissen een rol hebben gespeeld bij de ten laste gelegde feiten. Hoewel verdachte zegt geen pedoseksuele gevoelens te ervaren, hitsen verdachte en medeverdachte elkaar op en bekrachtigen ze elkaar in een gezamenlijke pedoseksuele fantasiewereld met hoge frequentie, te begrijpen vanuit hyperseksualiteit. Hierbij heeft verdachte een ernstig tekort aan voeling met de ernst van de ten laste gelegde feiten. Die seksuele fantasiewereld kent geen grenzen en gaat van fantasie geleidelijk over in meer en meer werkelijke toenadering. De realiteitstoetsing van verdachte is beperkt hetgeen samenhangt met haar licht verstandelijke beperking. Verdachte gaat bij de ten laste gelegde feiten ondoordacht en gemakkelijk over tot strafbaar handelen waarbij ze adequate zelfsturing en controle mist, hetgeen ook samenhangt met haar beperking.
Gelet op het voornoemde adviseert de psycholoog om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Over het ten laste gelegde ontucht met een [slachtoffer 2] kan een doorwerking van de stoornis(sen) op het delict niet vastgesteld worden, nu verdachte bij de psycholoog zegt slachtoffer te zijn en door [slachtoffer 2] verkracht te zijn.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank kan zich met voornoemde conclusie van de psycholoog verenigen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit ook voor het misbruik van [slachtoffer 2] . Ter terechtzitting heeft verdachte anders dan bij de psycholoog verklaard dat zij niet door medeverdachte [medeverdachte] of door [slachtoffer 2] gedwongen is tot het plegen van ontuchtige handelingen. De rechtbank is gelet hierop bezien in samenhang met de aard van het feit van oordeel dat de stoornissen van verdachte ook hebben doorgewerkt bij het seksueel misbruik van [slachtoffer 2] . Derhalve wordt ook dat feit in verminderde mate aan verdachte toegerekend.
Reclasseringsadvies
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank tevens gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies d.d. 24 april 2025. Uit dit advies blijkt zakelijk weergegeven- het volgende.
Verdachte heeft een bewogen jeugd gehad, met vroegkinderlijke traumas en hechtingsproblematiek als gevolg. Er is bij verdachte sprake van complexe en hardnekkige problematiek, hetgeen leidt tot afhankelijke trekken en een structureel gebrek aan structuur en basisvertrouwen. Verdachte vormt zich naar de wensen en behoeftes van anderen, met name in hechte relaties. Het psychosociaal functioneren en haar relatie met medeverdachte [medeverdachte] worden door de reclassering als criminogene factoren
gezien. Beschermende factoren zijn het contact met haar familie en haar mentor, alsmede het feit dat verdachte openstaat voor behandeling en begeleiding.
De voorlopige hechtenis van verdachte is sinds 16 oktober 2024 geschorst. In het kader van de schorsing is verdachte diezelfde dag geplaatst binnen [instelling] , een kliniek die gespecialiseerd is in licht verstandelijk beperkte delinquenten. Verdachte is daar geplaatst op de zedenafdeling, een afdeling gespecialiseerd in de behandeling van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Verdachte lijkt baat te hebben bij een forensische titel die haar ruim de tijd geeft om te kunnen profiteren van behandeling. Zij toont zich ontvankelijk voor begeleiding door de reclassering. Het recidiverisico op een zedendelict is op dit moment bovengemiddeld hoog en risicofactoren dienen verder behandeld te worden. Gelet op het voornoemde in combinatie met de complexe problematiek van verdachte, adviseert de reclassering een lange proeftijd en de mogelijkheid tot een langdurige klinische behandeling zonder vooraf vastgestelde eindtermijn.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waarbij de reclassering in overweging geeft om daaraan een proeftijd van vijf jaren te verbinden. Deze lange proeftijd wordt noodzakelijk geacht om de complexe problematiek van verdachte te kunnen doorbreken en haar goed te kunnen inbedden in zorg. Een langdurig klinisch en intensief behandeltraject is noodzakelijk om de risicofactoren te
verminderen. Na de klinische behandeling is een uitstroom naar een begeleide woonvorm met een ambulant behandelprogramma geïndiceerd. Deze visie wordt gedeeld door de kliniek waar zij reeds geplaatst is. Daarnaast acht de reclassering het niet wenselijk om de reeds gestarte klinische behandeling te doorkruisen met een detentieperiode.
De reclassering adviseert om aan verdachte de onderstaande bijzondere voorwaarden op te leggen.
  • Meldplicht bij reclassering
  • Opname in een zorginstelling
  • Ambulante behandeling
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
  • Dagbesteding
  • Vermijden contact met minderjarigen
  • Bewindvoering en professioneel mentorschap
Tevens adviseert de reclassering om voornoemde voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren zodat er geen onderbreking komt van de klinische behandeling.
Ter terechtzitting hebben twee deskundigen van de reclassering voornoemd advies grotendeels bevestigd, nader toegelicht en aangevuld. In aanvulling op de hierboven opgenomen bijzondere voorwaarden hebben de deskundigen geadviseerd om de controle van gegevensdragers op te nemen als bijzondere voorwaarde. Daarnaast heeft de reclassering in overweging gegeven om de geformuleerde uitzondering op het vermijden van contact met minderjarigen voor eerstelijns en/of tweedelijns bloedverwanten, te specificeren naar een uitzondering alleen voor het halfzusje van verdachte, te weten [naam 2] geboren op [geboortedatum] 2022.
Ook heeft de reclassering in overweging gegeven om nader psychologisch en/of psychiatrisch onderzoek naar verdachte te laten verrichten. Tot de zitting van 27 mei 2025 heeft verdachte, onder andere tegen de reclassering, verklaard te zijn gedwongen door medeverdachte [medeverdachte] om de ontuchtige handelingen zoals ten laste gelegd te plegen. Op deze verklaring is verdachte ter terechtzitting echter teruggekomen waarbij zij heeft aangegeven dat er geen sprake was van dwang door [medeverdachte] . Zij heeft die verklaring samen met [medeverdachte] verzonnen in de hoop dat verdachte daardoor een lagere straf opgelegd zou krijgen. Het voornoemde was voor de deskundigen van de reclassering nieuwe informatie. De deskundigen hebben ter terechtzitting aangegeven dat die nieuwe informatie de vraag
oproept of er nader onderzoek gedaan moet worden met betrekking tot de persoon van verdachte teneinde te bepalen of een zwaardere maatregel dan het reguliere kader zoals nu geadviseerd, bijvoorbeeld terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden, passender is.
Nadere rapportage
Gelet op het voornoemde ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of het onderzoek ter terechtzitting heropend dient te worden teneinde nadere (dubbel)rapportage met betrekking tot de persoon van verdachte op te laten maken. De rechtbank acht nader onderzoek echter niet noodzakelijk. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de deskundigen van de reclassering ter terechtzitting hebben aangegeven dat de veranderde proceshouding van verdachte geen invloed heeft op het soort behandeling van verdachte en de verwachte behandelduur. De behandeling van verdachte zal zowel in het kader van bijzondere voorwaarden als in het kader van TBS met voorwaarden bestaan uit een langdurige behandeling binnen een FPA. Dat binnen een kader van de TBS met voorwaarden sneller -zonder tussenkomst van de rechter- kan worden gereageerd wanneer verdachte zich niet zou houden aan gestelde voorwaarden, is naar het oordeel van de rechtbank gelet op de geadviseerde en reeds aangevangen behandeling van onvoldoende gewicht om nu nader onderzoek te laten verrichten naar de persoon van verdachte enkel met het oog op de mogelijkheid van het opleggen van een TBS met voorwaarden.
Op te leggen straf en maatregel(en)
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er, ondanks de jonge leeftijd van verdachte, geen aanknopingspunten zijn voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank gaat bij de strafoplegging derhalve uit van het volwassenenstrafrecht.
De aard en de ernst van de feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft geëist en daarmee ook zoals door de raadsman bepleit. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden - en dan met name de complexe problematiek, de jonge leeftijd van verdachte en de verminderde toerekeningsvatbaarheid - van verdachte echter aanleiding om niet over te gaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank het van groot belang dat verdachte het reeds gestarte behandeltraject kan voortzetten en er door middel van intensieve behandeling verder gewerkt kan worden aan het verminderen van het recidiverisico. Gelet op de ernstige en complexe problematiek is de verwachting dat dit traject in ieder geval enkele jaren in beslag zal nemen.
Alles afwegende is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 1033 dagen, waarvan 730 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Gelet op de ernstige problematiek van verdachte en het hoge risico op recidive acht de rechtbank het noodzakelijk om aan het voorwaardelijke strafdeel de door de reclassering geadviseerde proeftijd van vijf jaren te verbinden. Daarnaast zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de reclassering geadviseerd. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat de klinische opname maximaal twee jaren kan duren. In aanvulling op de door de reclassering geformuleerde voorwaarden zal de rechtbank ook het vermijden van kinderpornografisch materiaal alsmede de controle van de gegevensdragers van verdachte opnemen als bijzondere voorwaarde, nu op de gegevensdragers van verdachte kinderpornografisch materiaal is aangetroffen en daarbij ook materiaal is aangetroffen die niet door haarzelf of medeverdachte [medeverdachte] is vervaardigd. Ook ziet de rechtbank aanleiding om ten aanzien van het vermijden van contact met minderjarigen alleen een uitzondering op te nemen met betrekking tot contact met het halfzusje van verdachte, te weten [naam
2] .
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
Op grond van het bepaalde in artikel 14e Sr zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar verklaren nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Zowel de psycholoog als de reclassering hebben geadviseerd om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Dit biedt de mogelijkheid om verdachte, na afloop van de bijzondere voorwaarden, langdurig te ondersteunen, te begeleiden en te monitoren. Hierbij kan gedacht worden aan het functioneren buiten een kliniek, het in het dagelijks leven integreren van het geleerde uit de zedenbehandeling, het laag houden van risicofactoren en het opbouwen van beschermende factoren. Daarnaast kan waar nodig opnieuw een (zeden)behandeling en ondersteuning aangeboden worden.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande en de complexe problematiek van verdachte, van oordeel dat het noodzakelijk is om aan verdachte naast de bijzondere voorwaarden een GVM op te leggen. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte, indien noodzakelijk, ook na afloop van de bijzondere voorwaarden ondersteuning en begeleiding te bieden en verdachte onder toezicht te stellen. Op die manier wordt het risico op herhaling geminimaliseerd. Voorts wordt aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel voldaan nu de rechtbank tevens een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf oplegt wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
In hoeverre en op welke wijze invulling aan de GVM moet worden gegeven is aan de officier van justitie die na ommekomst van de vrijheidsstraf en na afloop van de bijzondere voorwaarden een vordering tot tenuitvoerlegging van bedoelde maatregel kan indienen bij de rechtbank.
Contact- en locatieverbod
Namens het slachtoffer [slachtoffer 2] is verzocht een contact- en locatieverbod op te leggen de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr. Er is verzocht om een contactverbod met [slachtoffer 2] . Het locatieverbod ziet op het adres waar het slachtoffer werkt in Emmen en op het adres van zijn woongroep in [plaats] .
Gelet op het hoge recidiverisico zal de rechtbank ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten jegens het slachtoffer [slachtoffer 2] de maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr opleggen, inhoudende dat verdachte gedurende drie jaren geen direct of indirect contact mag hebben met [slachtoffer 2] . Daarnaast zal verdachte zich voor de duur van drie jaren niet mogen ophouden op de adressen waar het slachtoffer werkt en woont. Evenals de bijzondere voorwaarden zal de rechtbank deze maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Resumerend zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1033 dagen, waarvan 730 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een proeftijd van vijf jaren. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte de bijzondere voorwaarden op zoals door de reclassering geadviseerd. Ook legt de rechtbank een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op alsmede een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, bestaande uit een contactverbod en een locatieverbod. Zowel de bijzondere voorwaarden als het contact- en locatieverbod zal de rechtbank dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Benadeelde partijen
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 511,99 ter vergoeding van materiële schade en 13.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 353,10 ter zake van materiële schade en 11.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen kunnen worden, met uitzondering van de door [slachtoffer 1] opgevoerde materiële kosten voor zover die kosten bestaan uit oppaskosten en kosten voor achtergebleven goederen. Deze kosten staan niet in rechtstreeks verband met de bewezen verklaarde feiten.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 1] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de oppaskosten en de kosten van de achtergebleven goederen niet voor toewijzing in aanmerking komen nu die kosten niet in rechtstreeks verband staan met de bewezen verklaarde feiten. Daarnaast kunnen de reiskosten voor afspraken met de advocaat aangemerkt worden als proceskosten. Derhalve zijn die kosten in dit kader niet toewijsbaar. De immateriële schadepost zoals gevorderd dient op basis van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven gematigd te worden tot een bedrag van 10.000,00 euro.
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vergoeding van immateriële schade, gelet op de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, gematigd dient te worden tot een bedrag van 2.500,00 nu het seksueel binnendringen niet bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
Vordering [slachtoffer 1]
De rechtbank overweegt ten aanzien van de materiële kosten het volgende.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de opgevoerde oppaskosten en de kosten van achtergebleven goederen niet aan te merken zijn als rechtstreekse schade toegebracht aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde. Die kosten zijn namelijk niet ontstaan als gevolg van het bewezen verklaarde. De rechtbank zal daarom dat deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren.
De opgevoerde reiskosten voor de afspraken met de advocaat en de politie zijn ook niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit zoals bedoeld in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten zijn evenmin toewijsbaar als proceskosten op basis van de civielrechtelijke proceskostenregeling. Deze reiskosten worden daarom afgewezen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de immateriële kosten het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank is wel voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van de onder 1 primair, onder 2 en onder 4 bewezen verklaarde strafbare feiten immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van voornoemde bewezen verklaarde feiten. De rechtbank overweegt hiertoe dat sprake is van een normschending door verdachte die naar haar aard ernstig is te noemen en die zeer ernstige gevolgen heeft gehad voor de geestelijke gezondheid van de benadeelde partij. Gelet op het voornoemde neemt de rechtbank aan dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond hiervan heeft de benadeelde partij aanspraak op immateriële schadevergoeding.
Bij het bepalen van de hoogte van het te vergoeden bedrag aan immateriële schade heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de tot nu toe bekende gevolgen ervan voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank toekenning van het gevorderde bedrag van 13.000,00 billijk. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot voornoemd bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2023.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering [slachtoffer 2]
De rechtbank overweegt ten aanzien van de materiële kosten het volgende.
De opgevoerde reiskosten voor de afspraken bij de politie in verband met de aangifte en het verhoor alsmede de reiskosten naar het adres van de benadeelde zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit zoals bedoeld in artikel 51f, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten zijn evenmin toewijsbaar als proceskosten op basis van de civielrechtelijke proceskostenregeling. De opgevoerde materiële kosten, bestaande uit reiskosten, worden daarom afgewezen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de immateriële kosten het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank is wel voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van de onder 3 subsidiair en onder 4 bewezen verklaarde strafbare feiten immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank overweegt hiertoe dat sprake is van een normschending door verdachte die naar haar aard ernstig is te noemen en die zeer ernstige gevolgen heeft gehad voor de geestelijke gezondheid van de benadeelde partij. Gelet op het voornoemde neemt de rechtbank aan dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond hiervan heeft de benadeelde partij aanspraak op immateriële schadevergoeding.
Bij het bepalen van de hoogte van het te vergoeden bedrag aan immateriële schade heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de tot nu toe bekende gevolgen ervan voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen. Tevens heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van het bedrag in aanmerking genomen dat het seksueel binnendringen van het lichaam niet bewezen is verklaard. Gelet op het voornoemde alsmede de aard en ernst van de bewezen verklaarde ontuchtige handelingen acht de rechtbank toekenning van een bedrag van 5.000,00 billijk. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2023 en de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Beslag

Ten aanzien van het beslag is de rechtbank, conform de vordering van de officier van justitie, van oordeel dat de Samsung telefoon, de HP Notebook en de Apple telefoon dienen te worden onttrokken aan het verkeer op grond van artikel 36c onder 2 van het Wetboek van Strafrecht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 38v, 38w, 38z, 47, 57, 240b (oud), 244 (oud), 246 (oud), 248 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 3 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, onder 2, onder 3 subsidiair en onder 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 1033 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 730 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
vijf jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- Veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig
vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak. Zij dient zich te houden aan de afspraken en aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt dat zij haar medewerking moet verlenen aan de uitvoering van huisbezoeken, de methodiek Stap voor Stap, gedragsinterventies en/of urinecontroles.
- Veroordeelde zich laat opnemen in [instelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de
justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is reeds gestart in het kader van de schorsing van de preventieve hechtenis en kan aansluitend doorlopen in een voorwaardelijke veroordeling. De opname duurt maximaal twee jaren of zoveel korter dan de reclassering, in overleg met het behandelteam, nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
- Veroordeelde zich laat behandelen door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De
behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling, of zodra er een behandelplaats beschikbaar is voor veroordeelde. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
- Veroordeelde zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te
bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
- Veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van dagbesteding en vrijetijdsbesteding, met
een vaste structuur.
- Veroordeelde op geen enkele wijze contact met minderjarigen zoekt. Uitzondering hier op is contact met
het halfzusje van veroordeelde, te weten [naam 2] geboren op [geboortedatum] 2022, en enkel in aanwezigheid van een volwassene aangewezen door de reclassering.
- Veroordeelde gedurende de proeftijd:
digitale omgevingen vermijdt waarin zij in aanraking kan komen met kinderpornografisch materiaal;
digitale omgevingen vermijdt waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
geen gebruik maakt van virtuele machines, versleutelprogrammas (zoals Bitlocker, Veracrypt) of applicaties die helpen de identiteit te verbergen (zoals een VPN), tenzij de reclassering toestemming heeft gegeven voor het gebruik (zoals voor werk of voor bankzaken);
inzicht geeft in de wijze waarop zij de omgevingen genoemd onder a en b zal vermijden en bespreekt hoe dit verlopen is voor het verstreken deel van de proeftijd.
Het toezicht op de naleving van de onderdelen a. tot en met c. beperkt zich tot geautomatiseerde controles van digitale apparaten (zoals computers, smart devices, USB-sticks, SD-kaarten, externe harde schijven) waarop bestanden kunnen worden opgeslagen en/of waarmee internet kan worden benaderd en die de veroordeelde in gebruik heeft.
De veroordeelde werkt mee aan deze controles tijdens (on)aangekondigde huisbezoeken en verschaft toegang tot alle aanwezige digitale apparaten die de veroordeelde in gebruik heeft. Hieronder wordt begrepen het verstrekken van wachtwoorden, codes of andere wijzen van ontgrendeling of ontsluiting zoals vingerafdrukken, die nodig zijn voor toegang. Op verzoek past de veroordeelde de instellingen zodanig aan dat controle mogelijk is. De wijzigingen mogen niet leiden tot definitieve wijzigingen aan het apparaat en worden aan het einde van de controle weer teruggezet.
De controles worden uitgevoerd door de reclassering. Indien en voor zover noodzakelijk mag de reclassering voor ondersteuning op technisch en digitaal gebied een specialist, niet zijnde een opsporingsambtenaar meenemen.
De controles mogen gedurende de proeftijd maximaal drie keer per jaar worden uitgevoerd, waarbij de persoonlijke levenssfeer van de veroordeelde zoveel mogelijk wordt geëerbiedigd. De controles strekken er in het bijzonder niet toe een min of meer volledig beeld te krijgen van het persoonlijke leven van de veroordeelde.
- Veroordeelde gedurende de gehele proeftijd onder bewindvoering en professioneel mentorschap blijft, zolang de reclassering dit nodig acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Legt aan de veroordeelde op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, en beveelt dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [ [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2007 (slachtoffer)
en
dat de veroordeelde zich niet zal bevinden op de volgende adressen:
- [ [adres] en de [adres] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 en feit 4 - benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 13.000,00 (zegge: dertienduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 september 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft de opgevoerde oppaskosten en kosten voor achtergebleven goederen, te weten in totaal een bedrag van 403,75 (zegge: vierhonderddrie euro en vijfenzeventig eurocent) niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering tot vergoeding van materiële schade van [slachtoffer 1] voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 13.000,00 (zegge: dertienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 100 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair en feit 4 - benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 april 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering tot vergoeding van de immateriële schade van [slachtoffer 2] voor het overige deel niet-ontvankelijk.
Wijst de vordering tot vergoeding van materiële schade van [slachtoffer 2] af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslag

Onttrekt aan het verkeer:
  • 1 STK GSM (Omschrijving: [nummer] , Samsung)
  • 1 STK Computer (Omschrijving: [nummer] , HP)
  • 1 STK Computer (Omschrijving: [nummer] , Apple)
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. A.S. Venema-Dietvorst en
mr. F.J. de Lange, rechters, bijgestaan door mr. A. Kamphuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 mei 2025.
Mr. F.J. de Lange is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.