ECLI:NL:RBNNE:2025:2493

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
LEE 25/1972
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning op basis van Opiumwet

Deze uitspraak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van bestuursrecht, specifiek gerelateerd aan de Opiumwet. Verzoekers, een echtpaar, zijn het niet eens met de sluiting van hun woning met garage door de burgemeester van de gemeente Midden-Drenthe. De burgemeester had op 7 november 2024 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij de woning per 13 november 2024 voor zes maanden gesloten zou worden. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 juni 2025 toegewezen, na een belangenafweging tussen de verzoekers en de burgemeester. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de verzoekers om in hun woning te blijven zwaarder weegt dan het belang van de burgemeester om de woning te sluiten, vooral omdat er geen concrete openbare orde aspecten waren die hersteld moesten worden. De voorzieningenrechter schorst de werking van het bestreden besluit totdat de rechtbank uitspraak doet op het beroep. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan de verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 25/1972

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 juni 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

[verzoekster], verzoekster beiden uit [woonplaats] , hierna samen aangeduid als verzoekers
(gemachtigde: mr. H.C.L. Crozier),
en

de burgemeester van de gemeente Midden-Drenthe, de burgemeester,

(gemachtigde: E. Dijkenga).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de sluiting van de woning met garage van verzoekers op het adres [adres] te [woonplaats] , door de burgemeester. Verzoekers zijn het hier niet mee eens. Zij verzoeken daarom om een voorlopige voorziening.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. De burgemeester heeft met het besluit van 7 november 2024 aan verzoekers een last onder bestuursdwang opgelegd. Deze last houdt in dat de woning met garage van verzoekers aan de [adres] te [woonplaats] wordt gesloten met ingang van 13 november 2024 voor een periode van zes maanden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een voorlopige voorziening verzocht. De voorzieningenrechter heeft de voorziening toegewezen en het primaire besluit geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
2.1.
Met het bestreden besluit van 13 mei 2025 op het bezwaar van verzoekers is de burgemeester met een aanvulling van de motivering bij dit besluit tot sluiting gebleven. Het gevolg van dit besluit is dat de woning met garage van verzoekers op 26 juni 2025 alsnog gesloten zal worden. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om opnieuw een voorlopige voorziening te treffen.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van de burgemeester. Verzoeker is niet verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De bevoegdheid van de burgemeester om de woning met garage te sluiten op grond van artikel 13b Opiumwet is tussen partijen niet in geschil. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is echter twijfel mogelijk over de vraag of het bestreden besluit rechtmatig is en dus in beroep in stand zal blijven. Naar voorlopig oordeel is van belang of de burgemeester het bestreden besluit deugdelijk heeft gemotiveerd door enkel te wijzen op het gevaar van mogelijke recidive. Deze voorlopige voorzieningenprocedure leent zich niet voor beantwoording van een vraag met een dergelijk principieel karakter. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding over te gaan tot een belangenafweging, waarbij het belang van verzoekers om een voorlopige voorziening te treffen wordt afgewogen tegen het belang van de burgemeester om geen voorlopige voorziening te treffen.
3.1.
Ter zitting is door de burgemeester naar voren gebracht dat het belang van de sluiting van de woning van verzoekers in het bijzonder is gelegen in het beteugelen van een klaarblijkelijk gevaar op herhaling van overtredingen van de Opiumwet in de te sluiten woning met garage.
3.2.
Daartegenover staat het belang van verzoekers om vooralsnog in de te sluiten woning te kunnen blijven wonen. Verzoekers hebben ter zitting toegelicht dat zij geen andere woonruimte ter beschikking hebben. Bij sluiting van de woning zouden ze wellicht in een caravan op het perceel moeten verblijven.
3.3.
In het onderhavige geval is niet gebleken van concrete openbare orde aspecten die hersteld dienen te worden, anders dan het voorkomen van recidive. Evenmin is gebleken dat sinds de eerdere schorsing van het primaire besluit door de voorzieningenrechter de openbare orde op enig moment concreet in gevaar is geweest.
3.4.
De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het belang van verzoekers om vooralsnog in de te sluiten woning te kunnen blijven wonen op dit moment zwaarder dient te wegen dan het belang van de burgemeester bij sluiting van de woning.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat de werking van het bestreden besluit wordt geschorst totdat de rechtbank uitspraak op het beroep heeft gedaan. [1]
4.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet de burgemeester het griffierecht aan verzoekers vergoeden. Ook krijgen verzoekers een vergoeding van hun proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen verzoekers een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • treft de voorlopige voorziening dat de werking van het bestreden besluit wordt geschorst totdat de rechtbank uitspraak op het beroep heeft gedaan;
  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 194,- aan verzoekers moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. de Ruijter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H. ter Beek, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.. Artikel 8:85, tweede lid, aanhef en onder c., van de Algemene wet bestuursrecht.