ECLI:NL:RBNNE:2025:2436

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
18-146423-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel door het ophalen en huisvesten van twee Syriërs met de auto vanuit België naar Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel. De verdachte haalde op 15 december 2023 twee uit Syrië afkomstige personen op van het vliegveld Zaventem in België en bood hen onderdak in zijn woning. Vervolgens vervoerde hij hen met de auto naar Ter Apel, waar één van hen asiel wilde aanvragen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang en doorreis van deze personen wederrechtelijk was, aangezien zij geen geldige documenten hadden voor hun verblijf in Nederland en België. Gezien het lange tijdsverloop van de zaak, besloot de rechtbank om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, J.B. Pieters, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga. De rechtbank achtte de mensensmokkel bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De opgelegde straf was vijf maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen.
parketnummer 18.146423.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 juni 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te land onbekend, wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 mei 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 tot en met 16 december 2023, althans in december 2023, in de gemeente [plaats] en/of elders in Nederland en/of België, behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door Nederland en/of België, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door een persoon/personen, te weten [naam 1] en/of [naam 2] , en/of een of meer andere persoon/personen, met verdachtes auto (merk Skoda, kenteken [kenteken] ) op te halen op/vanaf een plaats waar die persoon/personen in België was/waren aangekomen of terechtgekomen (vliegveld Zaventem) en/of (verder) te vervoeren, en/of die persoon/personen te verzorgen/huisvesten bij verdachte thuis (te [plaats] , althans België), en/of (de volgende dag) die [naam 1] te vervoeren vanuit België naar Nederland, met als eindbestemming (een aanmeldcentrum te) Ter Apel, en/of (tevens) die [naam 2] en/of die andere personen (verder) te vervoeren naar Nederland en/of met als eindbestemming [plaats] en/of elders in Duitsland, en met als doel dat die persoon/personen daar asiel zou(den) aanvragen, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het feit gevorderd dat hij te bewijzen acht op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe samengevat aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang tot of de doorreis door België en Nederland van [naam 1] en [naam 2] wederrechtelijk was. Deze personen waren immers per vliegtuig België ingereisd zodat verdachte ervan uit ging dat zij hun papieren op orde hadden. Verdachte had zich er ook van vergewist dat beiden hun paspoort bij zich hadden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 16 december 2023, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando Brigade Oostgrens-Noord met nummer [nummer] , d.d. 25 januari 2024, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op zaterdag 16 december 2023, omstreeks 10:05, reden wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , op de [adres] komende vanuit de richting van grensovergang [adres] en rijdende in de richting van Ter Apel. Ter hoogte van de parkeerplaats, gelegen aan de [adres] , noordzijde, zagen wij een manspersoon met donker haar, donkere kleding met een rolkoffer langs de weg lopen in de richting van Ter Apel. Dit viel ons op, omdat het op die plek niet is toegestaan om te lopen. Tegelijkertijd zagen wij vanaf voornoemde parkeerplaats, een donkergrijs motorvoertuig, voorzien van een Belgische kenteken,
afrijden. Dit voertuig keerde om vervolgens in de richting van de Duitse grens te rijden.
Wij zagen dat de bestuurder van dit voertuig stopte kort voor de grensovergang aan de Nederlandse zijde. Wij zagen dat het voertuig een donker grijze Skoda Fabia voorzien van het Belgische kenteken: [kenteken] betrof. Ik [verbalisant 2] vroeg aan de Nederlandse collega [verbalisant 3] of hij de persoon, welke met zijn zwarte rolkoffer zich wandelend op de [adres] bevond in de richting van Ter Apel, kon gaan zoeken om deze vervolgens staande te houden.
De bestuurder overhandigde mij, verbalisant [verbalisant 1] , een goed gelijkende Belgische
verblijfskaart en een goed gelijkend Belgisch Rijbewijs, op naam van [verdachte] uit [geboortedatum] 1981. Ik kreeg van de bijrijder een goed gelijkend [land] Nationaal paspoort op naam van [naam 2] uit [geboortedatum] 1987 overhandigd.
Ik [verbalisant 1] vroeg de bestuurder waar hij de bijrijder heen wilde brengen. Ik hoorde hem zeggen dat hij hem naar de broer van de bijrijder wilde brengen, welke in Duitsland vlakbij de Nederlandse grens woonde.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (relaas), d.d. 25 januari 2024, opgenomen op pagina 3 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
(p. 4) Het grensoverschrijdend Politie team heeft op basis van ons doorgegeven signalement, op zaterdag 16 december 2023 omstreeks 10:10 uur, de manspersoon die langs de [adres] liep, staande gehouden. De voetganger bleek te zijn: [naam 1]
, geboren op [geboortedatum] 1966 te [land] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 december 2023, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
(p. 60) V: Welke nationaliteiten bezit u? A: De [land] nationaliteit.
(p. 61) V: Waar wilde u naar toe gaan?
A: Het liefste naar Duitsland. Mijn broers wonen daar allemaal. (p. 63) V: Wanneer bent u op Brussel geland?
A: vrijdag 15 december om 19.30 uur.
(p. 64) V: Heeft [verdachte] ook een rol gespeeld in uw reis van Griekenland naar België?
A: Hij wist dat ik voorbereiding had om te vertrekken. Op de dag van vertrek heb ik hem geïnformeerd. (p. 66) V: Waar hebben jullie alle drie over gesproken in de auto?
A: We hadden het over de verschillen van de asielprocedures in Duitsland en Nederland. We waren die aan het vergelijken met voor- en nadelen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 december 2023, opgenomen op pagina 74 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
De chauffeur (de rechtbank begrijpt: verdachte) vroeg eerst wil je mee naar Duitsland? Toen heb ik gezegd dat ik naar Nederland wilde voor asiel.
(p. 78) A: Vanaf Athene ben ik naar Malta gevlogen, hier heb ik een Grieks paspoort voor gebruikt. Het Griekse paspoort heb ik gebruikt van Malta naar Brussel.
5. De door verdachte ter terechtzitting van 22 mei 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 15 december 2023 heb ik [naam 1] en [naam 2] van de luchthaven Zaventem afgehaald en meegenomen naar mijn woning in [plaats] . Daar heb ik ze eten en drinken gegeven en laten rusten. De volgende morgen ben ik met ze naar Ter Apel gereden. De persoon die ik daar heb afgezet (de rechtbank begrijpt: [naam 1] ) wilde daar asiel aanvragen. [naam 1] heeft mij het adres van Ter Apel gegeven.
U vraagt mij waarom ik deze twee personen niet naar een politiebureau in België heb gebracht. Wij Palestijnen krijgen wel een verblijfsvergunning in België, maar voor Syriërs is dat moeilijker. Voor hen is Nederland daarom beter.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 december 2023, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
(p. 32) V: Tijdens uw aanhouding zat er een passagier ( [naam 2] ) bij u in de auto. Wat kunt u over hem vertellen?
A: Die persoon heb ik in Griekenland leren kennen. Hij heeft mijn moeder geholpen in Griekenland. Als tegenprestatie wilde ik hem helpen om naar Duitsland te gaan. Ik heb hem voor het eerst telefonisch gesproken ongeveer 2 maanden geleden.
V: Waar wilde hij naar toe?
A: Hij wilde naar Stuttgart, Duitsland. Zijn broers wonen daar. En hij wilde daar werken en wonen.
(p. 34) V: Kort voor uw aanhouding in Ter Apel is er een passagier (de rechtbank begrijpt: [naam 1] ) uit uw auto gestapt.
V: Waarvan kent u hem?
A: Van het vliegveld Zaventem. V: Waar wilde hij naartoe?
A: Naar Ter Apel om asiel aan te vragen.
Bewijsoverwegingen
Vast staat dat de toegang tot en doorreis door België en/of Nederland van de uit [land] afkomstige [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en [naam 2] (hierna: [naam 2] ) wederrechtelijk was. Zij beschikten bij hun staandehouding evenwel over een geldig [land] paspoort, maar zij zijn naar België gereisd met de intentie om vandaaruit door te reizen naar Nederland en/of Duitsland om daar asiel aan te vragen. Syriërs hebben een Schengenvisum nodig om -voor zover hier van belang- naar België, Nederland of Duitsland te reizen. Dit visum geeft hen toestemming om gedurende maximaal 90 dagen in het Schengengebied te verblijven. Door naar het Schengengebied te reizen met het voornemen om daar asiel aan te vragen en daar dus (in strijd met de visumvoorwaarden) langer dan 90 dagen te gaan verblijven, maakt hun toegang en verblijf aldaar wederrechtelijk.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat verdachte wist dat [naam 1] en [naam 2] in respectievelijk Nederland en Duitsland asiel wilden aanvragen. Over [naam 2] heeft verdachte dat niet letterlijk verklaard, maar wel dat [naam 2] naar zijn familie in Duitsland wilde om daar te werken en te wonen, hetgeen onder de gegeven omstandigheden neerkomt op het aanvragen van asiel. Ter terechtzitting heeft verdachte desgevraagd verklaard beide personen niet naar de Belgische politie te hebben gebracht, omdat het voor Syriërs moeilijk is om in België een verblijfsvergunning te krijgen en Nederland daarom beter is.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, die gelet op zijn eigen doorlopen asielprocedure in België bekend mag worden verondersteld met de op dit vlak geldende regels, met deze wetenschap, op zijn minst genomen ernstige redenen moet hebben gehad te vermoeden dat de toegang tot of de doorreis door België en/of Nederland van [naam 1] en [naam 2] wederrechtelijk was.
Het verweer van de raadsvrouw dat verdachte in de veronderstelling kon verkeren dat zij over de juiste papieren beschikten omdat zij door de controles van het vliegveld waren gekomen wordt verworpen gelet op hetgeen hiervoor is overwogen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich ten aanzien van andere dan de eerdergenoemde personen heeft schuldig gemaakt aan mensensmokkel, zodat hij van dat deel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 15 tot en met 16 december 2023, in Nederland en België, behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland en doorreis door Nederland en België, door personen, te weten [naam 1] en [naam 2] , met verdachtes auto (merk Skoda, kenteken [kenteken] ) op te halen op een plaats waar die personen in België waren aangekomen (vliegveld Zaventem) en verder te vervoeren, en die personen te verzorgen/huisvesten bij verdachte thuis te [plaats] en de volgende dag die [naam 1] te vervoeren vanuit België naar Nederland, met als eindbestemming een aanmeldcentrum te Ter Apel, en tevens die [naam 2] verder te vervoeren naar Nederland met als eindbestemming [plaats] (Duitsland), en met als doel dat die personen daar asiel zouden aanvragen, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Mensensmokkel, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren, daarbij rekening houdend met het lange tijdsverloop in de zaak en de omstandigheid dat verdachte verantwoordelijkheid toont doordat hij vanuit België naar Noord- Nederland is gereisd om bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig te kunnen zijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf, voor het geval de rechtbank tot een veroordeling zal komen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel, door twee uit [land] afkomstige personen, met de auto af te halen van het vliegveld Zaventem in België, hen in zijn woning onderdak te bieden en hen vervolgens met de auto naar Ter Apel te vervoeren. Eén van deze personen zou in Ter Apel asiel gaan aanvragen, met de andere persoon zou verdachte doorrijden naar Duitsland omdat hij daar asiel wilde aanvragen.
Door mensensmokkel wordt het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist en wordt bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit.
Gelet hierop en het signaal dat daarvan uit het oogpunt van generale preventie dient uit te gaan, acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel gerechtvaardigd. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS- oriëntatiepunten, waarbij als uitgangspunt een gevangenisstraf van drie maanden per gesmokkelde wordt gehanteerd.
De rechtbank ziet evenwel aanleiding om daar in deze zaak in het voordeel van verdachte van af te wijken. De rechtbank heeft daarbij gelet op het lange tijdsverloop sinds het plegen van het feit en de omstandigheid dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een straf opleggen conform de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht deze straf passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Maring, voorzitter, mr. M.B.W. Venema en mr. H.R. Eising, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juni 2025.
Mr. Eising is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.