ECLI:NL:RBNNE:2025:2418

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
18.047649.25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal en lokaalvredebreuk met ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal en lokaalvredebreuk. De verdachte, geboren in 1970 en thans gedetineerd, heeft op 13 februari 2025 in Groningen een likdoornpen gestolen uit een winkel, terwijl hij eerder schriftelijk de toegang tot deze winkel was ontzegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk is binnengedrongen in het besloten lokaal van de winkel, waar hij niet meer welkom was. Tijdens de zitting op 13 mei 2025 is de verdachte verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, en is het openbaar ministerie vertegenwoordigd door de officier van justitie. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en de verdachte voor beide feiten schuldig bevonden, met uitzondering van een deel van de tenlastelegging dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte in overweging genomen en heeft besloten om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaren op te leggen. Dit is gedaan om de maatschappij te beschermen en de kans op recidive te verkleinen. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat de ISD-maatregel prioriteit heeft.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18-047649-25
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18-255674-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 mei 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1970 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 mei 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.L.P. Fauser, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I.M. Schaafsma-Roukema.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 13 februari 2025 te Groningen, een likdoornpen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 13 februari 2025 te Groningen, in het besloten lokaal aan de [adres] bij [bedrijf] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 29 oktober 2024 schriftelijk de toegang tot die [bedrijf] ontzegd voor de duur van 12 maanden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht in feit 2 het adres [adres] niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan partieel vrij.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 februari 2025, opgenomen op p. 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2025039249
d.d. 14 februari 2025, inhoudend als verklaring van aangever [naam] :
Plaats delict : GRONINGEN ( [bedrijf] )
Pleegdatum/tijd : Op donderdag 13 februari 2025 omstreeks 15:33 uur
Ik heb de diefstal zelf gezien. Via de camera beelden.
De goederen zijn door de verdachte(n) uit het zicht gebracht. Meneer stopt het product in zijn jaszak. De verdachte(n) passeerde(n) de kassa zonder de goederen ter betaling aan te bieden. Bij het uitvoeren van een zelfscan controle bleek dat niet alle goederen waren gescand door de verdachte(n).
De volgende goederen zijn bij de diefstal weggenomen: Likdoornpen 6,99 euro.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 februari 2025, opgenomen op p. 10 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van aangever [naam] :
Op donderdag 13 februari 2025 omstreeks 15:30 uur zag ik een persoon in de [bedrijf] te Groningen. Deze persoon herkende ik als zijnde [verdachte] . Mij is bekend dat deze [verdachte] een winkelverbod heeft bij de [bedrijf] in Groningen. Dit was een winkelverbod welke is uitgereikt op 29 oktober 2024. Dit was een verbod geldig van een duur van 12 maanden en eindigde op 29 oktober 2025.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2025, opgenomen op p. 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik zie op het camerabeeld dat P1, bovenin beeld, zijn rechterhand in het schap steek en vervolgens in de richting van de kassa's loopt. Terwijl hij richting de kassa's loopt buigt hij zijn rechterarm. Zijn rechterhand bevindt zich ten opzichte van de camera achter zijn lichaam.
Ik zie op het camerabeeld dat P1, onderin beeld, de kassa's voorbij is en uit beeld verdwijnt.
4. Een schriftelijk bescheid d.d. 29 oktober 2024, opgenomen op p. 12 van voornoemd dossier, te weten de ontzegging, voor zover inhoudend:
Ontzegging aan:
Achternaam: [verdachte] Voorna(a)m(en): [verdachte] Geboortedatum: [geboorte datum] -1970
Naar aanleiding van uw gedrag in ons bedrijf op 29-10-2024, ontzeg ik u met ingang van heden de toegang tot genoemd bedrijf. Deze ontzegging geldt voor 12 maanden en voor alle filialen in de steden Groningen en Haren. De ontzegging gaat in op 29-10-2024 en eindigt op 29-10-2025. Ontzegging is door de politie uitgereikt op Hooghoudt cellencomplex op 29/10/2024.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 13 februari 2025 te Groningen, een likdoornpen, die geheel aan [bedrijf] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op 13 februari 2025 te Groningen, in het besloten lokaal de [bedrijf] wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 29 oktober 2024 schriftelijk de toegang tot die [bedrijf] ontzegd voor de duur van 12 maanden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij stelt zich echter op het standpunt dat een derde ISD- maatregel niet moet worden opgelegd, omdat verdachte zal weigeren mee te werken aan en zich hevig zal verzetten tegen een ISD-maatregel. In plaats daarvan kan aan verdachte -in lijn met zijn voorkeur- een gevangenisstraf voor de duur van één jaar worden opgelegd, eventueel met toewijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 30 april 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 april 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en lokaalvredebreuk. Dit zijn ergerlijke feiten die winkeliers en personeel veel overlast bezorgen en hen veel tijd kost in de afwikkeling hiervan. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, mede gelet op zijn forse documentatie, steeds opnieuw laat zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
In het reclasseringsrapport staat dat verdachte zijn medicatie niet op orde had, op straat leefde en ook wordt opgemerkt dat hij liever naar binnen ging. Verdachte staat al jaren af en aan op de veelplegerslijst, de laatste jaren met name voor vermogensdelicten als diefstal. Verdachte is tweemaal eerder veroordeelde tot een ISD-maatregel. Na de eerste keer is het verdachte vier jaar gelukt om niet in contact te komen met politie en justitie. Na de tweede keer is verdachte vrijwel direct teruggevallen in middelengebruik en delictgedrag. De reclassering beschrijft een ernstig verslaafde man, bij wie volledige abstinentie gelet op de duur en omvang van zijn verslaving geen realistisch streven meer lijkt te zijn. Indien hij zijn middelengebruik niet in de hand heeft, is volgens de reclassering sprake van een hoog recidiverisico en de documentatie laat vooral vermogensdelicten zien die verband houden met zijn problematische middelengebruik, al dan niet in combinatie met het dak- en thuisloos zijn. Diverse behandeltrajecten, zowel ambulant als klinisch, hebben niet geleid tot de gewenste (gedrags)verandering en ook de laatst ingezette interventie is mislukt. Daarbij heeft verdachte het zichzelf nagenoeg bij elke woonvorm onmogelijk gemaakt. Wat betreft de reclassering is een ISD-maatregel de laatste mogelijkheid om de maatschappij te ontlasten en de kans op recidive te beïnvloeden, mede gelet op het feit dat van alle kaders een ISD-maatregel het meest effectief is gebleken.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting van 13 mei 2025 heeft de deskundige het advies van de reclassering toegelicht en bevestigd.
De rechtbank stelt vast dat aan de voorwaarden voor het opleggen van een ISD-maatregel, zoals vermeld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan nu het onder feit 1 bewezenverklaarde een misdrijf betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Ook is verdachte in de afgelopen vijf jaar hieraan voorafgaand ten minste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld, terwijl de onderhavige feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van die straffen.
Daarnaast moet er, gelet op het reclasseringsrapport en de eerdere veroordelingen van verdachte, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Tot slot eist de veiligheid van personen en goederen het opleggen van deze maatregel. Gelet op de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers is de officier van justitie bevoegd tot het vorderen van oplegging van de ISD- maatregel in de onderhavige zaak.
De rechtbank acht oplegging van de maatregel geboden ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren geboden. Die periode is, anders dan door de raadsvrouw betoogd, noodzakelijk om de kans op gedragsbeïnvloeding te vergroten. Voor aftrek van het door verdachte ondergane voorarrest ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk vonnis van 20 augustus 2024 van de politierechter in deze rechtbank, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest. De proeftijd is ingegaan op 3 september 2024. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 9 april 2025 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter zitting heeft zij haar standpunt gewijzigd en gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, indien een ISD-maatregel wordt opgelegd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toegewezen kan worden, indien er niet een ISD-maatregel wordt opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van de voorwaardelijke straf schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en dat hij daarmee de algemene voorwaard heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen. De rechtbank zal deze vordering echter niet toewijzen omdat aan verdachte een ISD-maatregel zal opleggen, die twee jaar in beslag zal nemen. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 57, 138 en 310 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.255674-24:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. J. van der Wiel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 mei 2025.
Mrs. Schuth en Krijger zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.