ECLI:NL:RBNNE:2025:2332

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
18.337123.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van een doorgeladen wapen, bedreiging, mishandeling en rijden onder invloed van alcohol en MDMA

Op 6 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 oktober 2024 betrokken was bij meerdere strafbare feiten. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen en munitie, bedreiging met een vuurwapen, twee mishandelingen en het rijden onder invloed van alcohol en MDMA. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan deze feiten. De verdachte had een pistool van het merk FN, type 1910/22, kaliber 7.65 mm, en zes patronen van hetzelfde kaliber in zijn bezit. Tijdens de zitting op 23 mei 2025 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. D.C. Vlielander, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 16 maanden op, met inachtneming van de eerdere veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen de feiten had gepleegd, maar ook dat hij een gevaar vormde voor de samenleving, gezien zijn eerdere veroordelingen voor geweldsmisdrijven. De rechtbank wees ook een vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van 750 euro voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank gelastte de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.337123.24
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 21.006020.19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 06 juni 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1990 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 mei 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide .
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 21 oktober 2024, te of bij [plaats] , (althans) in de gemeente De Fryske Marren en/of te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (met patroonmagazijn), van het merk FN, type 1910/22, kaliber 7.65 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden hebben/heeft gehad, en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zes patronen van het kaliber 7.65 mm voorhanden hebben/heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 21 oktober 2024, te of bij [plaats] , (althans) in de gemeente De Fryske Marren, in elk geval in het arrondissement Noord Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door zichtbaar voor die [slachtoffer] een vuurwapen in zijn verdachtes handen te houden en/of zichtbaar in de broeksband te houden, en/of
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen "jij komt hier niet levend weg", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 21 oktober 2024, te of bij [plaats] , (althans) in de gemeente De Fryske Marren,
[slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen (met kracht) in/tegen/op het gezicht en/of het hoofd te stompen en/of te slaan, en/of
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door (met kracht) in het gezicht te slaan en/of uit een auto te sleuren en/of door op die [slachtoffer 2] te gaan zitten en/of (vervolgens) de keel dicht te knijpen en/of een pistool in de mond te drukken;
4
hij op of omstreeks 21 oktober 2024 te of bij [plaats] , (althans) in de gemeente De Fryske Marren, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft
doen besturen, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof(fen) als bedoeld in artikel 8, eerste
lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten MDMA en/of alcohol,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de genoemde Wet, het
gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 58 microgram MDMA per liter bloed bedroeg en/of 1,22 milligram ethanol/alcohol per milliliter bloed bedroeg,
zijnde (telkens) een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stof en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3 en 4.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] en [slachtoffer 2] ongeloofwaardig zijn en onderling verschillen. Omdat hun verklaringen zoveel vragen oproepen, kunnen deze niet gebruikt worden voor een bewezenverklaring. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman verder aangevoerd dat op het vuurwapen geen DNA van verdachte is gevonden. Dat had uitgaande van de verklaringen van [slachtoffer] en [slachtoffer 2] over alle handelingen die verdachte zou hebben verricht met dat wapen wel zo moeten zijn. Het aangetroffen DNA was van een ander niet bij de onderhavige feiten betrokken persoon en de officier van justitie heeft niet gesteld dat er een link is tussen verdachte en deze persoon. Daarbij komt dat verdachte niet wist dat in de auto een vuurwapen lag. Het was niet zijn auto en de verdachte heeft pas later het stuur van [slachtoffer] overgenomen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer] niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Verdachte was wel boos, maar heeft [slachtoffer] niet bedreigd en/of een wapen vastgehad. Mogelijk is [slachtoffer] onder invloed van middelen of in een psychose door het raam van de woning in [plaats] gesprongen. Ook ten aanzien van feit 3 wordt de aangifte van [slachtoffer] niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Een letselrapportage ontbreekt en niet is gezien dat verdachte zijn knokkels beschadigd waren. [slachtoffer 2] heeft geen aangifte van mishandeling gedaan. Wel heeft ze verklaard dat verdachte het wapen in haar mond zou hebben gedrukt, maar op het wapen zijn geen sporen van haar aangetroffen. Ook hier ontbreekt een letselrapportage.
Ten aanzien van hetgeen onder 4 ten laste is gelegd, heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

feiten 1, 2 en 3

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 oktober 2024, opgenomen op pagina 52 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024289145 d.d. 23 oktober 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik doe aangifte van bedreiging.
We zijn met zijn drieën in de auto gestapt. Ik moest achterin gaan zitten. En dat meisje zat op de bijrijdersstoel. Die jongen reed. In de auto kregen die jongen en het meisje ruzie. Die jongen had toen de hele tijd een vuurwapen in zijn handen.
Op gegeven moment stopte hij de auto en wilde dat zij uit stapte. Ze wilde dit niet, hij heeft haar toen de auto uit geduwd. Hij stapte ook uit en trok haar uit de auto.
Opeens keerde het tegen mij. Ik kreeg stompen op mijn gezicht. Ik zag dat hij mij sloeg met zijn rechter en linker vuist. Hij had op dat moment het pistool niet in zijn handen, deze zat in zijn broek bij zijn ballen. Hij heeft meerdere keren tegen mij gezegd dat ik hier niet levend weg kwam. Ik ben toen weggerend en heb geschreeuwd om hulp. Ik ben naar de dicht bij zijnde woning gerend.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor d.d. 23 oktober 2024, opgenomen op pagina 56 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
V: Je verklaarde dat dat je in de buurt van het station met jullie drieën waren. Wie waren dit? A: Ik, [verdachte] en [slachtoffer 2] .
V: Waren [verdachte] en [slachtoffer 2] ook degene die samen met jou waren aangehouden later op de avond?
A: Ja.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 oktober 2024, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
A: De tweede keer kreeg [slachtoffer 2] klappen en zei hij dat als hij wil dat hij [slachtoffer 2] zou doodschieten.
V: Toen dat gedaan was, waar ging dat vuurwapen toen naartoe? A: Naar dezelfde plek onder zijn riem volgens mij.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 22 oktober 2024, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik ben gisteravond met [slachtoffer] en [verdachte] in de auto gestapt. Wij waren toen al behoorlijk onder invloed. [verdachte] is achter het stuur gestapt, ik zat ernaast en [slachtoffer] zat achterin.
Toen ineens stopte [verdachte] de auto en zei dat ik eruit moest. Ik wilde er niet uit. Toen heeft [verdachte] mij eerst een harde klap op mijn linkerwang gegeven. Toen stapte hij de auto uit en heeft hij mij eruit gesleurd en kneep mijn keel dicht en begon te dreigen dat hij mij dood zou schieten. Daar zei [slachtoffer] wat van en toen was [slachtoffer] de pineut. [slachtoffer] zat nog achter in de auto en [verdachte] is toen vol op [slachtoffer] ingegaan. In zijn gezicht geslagen. Ik stond toen nog buiten de auto. [verdachte] wilde weer instappen en wegrijden. Ik wilde toen niet instappen. Toen kwam [verdachte] weer naar mij toe en gaf mij weer een heel harde klap. Nu aan de rechterkant in mijn gezicht.
Toen hij mij de auto uit sleurde, lag ik nog half met mijn benen in de auto, toen ging hij boven op mij zitten en drukte mijn keel dicht.
[verdachte] bedreigde ook vaker mensen. Dat zei dat 'ik schiet je overhoop'. Dat heeft hij ook vaak tegen [slachtoffer] gezegd en ook tegen mij. Dit was gisteren ook.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 23 oktober 2024, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
V: Wat was er maandagavond 21 oktober gebeurd bij jou in de woning?
A: [verdachte] was al bij mij. [slachtoffer] kwam later binnen. Ik zag dat [verdachte] met een vuurwapen begon te zwaaien. Ik zag dat hij dit vuurwapen uit zijn broek haalde.
V: Van wie is het vuurwapen?
A: Dat wapen is van [verdachte] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2024, opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Op 21 oktober 2024 omstreeks 22:55 uur waren wij ter plaatse in [plaats] aan de [adres] . Wij zagen ter plaatse drie personen staan, naar later bleek betroffen dit getuige [getuige] , verdachte [verdachte] en verdachte [slachtoffer 2] . Wij zagen dat de Toyota Yaris op het erf stond van de vrijstaande woning aan de [adres] te [plaats] .
Ik, verbalisant [verbalisant] , trof bij het onderzoek in de auto onder de bestuurdersstoel een vuurwapen aan. Het wapen lag op een soort etui van het gereedschapsmerk Stanley en ik heb dit etui met hierop het vuurwapen onder de bestuurderstoel vandaan getrokken, voordat ik kon zien dat het daadwerkelijk een vuurwapen betrof. Ik heb hierbij het vuurwapen niet aangeraakt en droeg latex handschoenen. Ik heb foto's gemaakt van het vuurwapen en deze in een fotoblad verwerkt.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een fotoblad met diverse fotos van een wapen, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 14 november 2024 met fotoblad, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op maandag 21 oktober 2024 te 23:16 uur zijn goederen inbeslaggenomen. Na onderzoek van deze goederen is het volgende naar voren gekomen:
Wapenomschrijving 1:
Goednummer : PL0100-2024289130-1765968
Object : Vuurwapen (Pistool)
Merk/type : Fabrique Nat.(FN), 1910/22 Wapennummer : VERWIJDERD
Kaliber : 7,65mm
Bijzonderheden : Incl. bijpassend patroonmagazijn
Bij aantreffen van het hier beschreven pistool bleek deze voorzien te zijn van een kogelpatroon in de kamer. Het wapen was hiermee voor direct gebruik gereed.
Het inbeslaggenomen voorwerp is een semi-automatisch centraalvuur pistool geschikt om projectielen door een loop af te schieten.
De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie.
» Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Het vuurwapen valt niet onder categorie II, sub 2, 3 of 6 van de Wet wapens en munitie.
Wapenomschrijving 2:
Goednummer : PL0100-2024289130-1765969
Object : Vuurwapen (Ond. Vuurwapen) Merk/type : Fabrique Nat.(FN), 1910/22 Kaliber : 7,65mm
Bijzonderheden : Patroonmagazijn met vijf patronen uit FN pistool
Het inbeslaggenomen voorwerp is een patroonmagazijn behorend bij het hier beschreven FN pistool. Een patroonmagazijn is een essentieel onderdeel van wezenlijke aard voor de werking van een pistool. Het patroonmagazijn werd aangetroffen in de greep van het hier beschreven FN pistool.
Tevens bleek het patroonmagazijn voorzien te zijn van vijf (5) stuks kogelpatronen.
Wapenomschrijving 3:
Goednummer : PL0100-2024289130-1768069
Object : Munitie (Kogelpatroon) Aantal/eenheid : 6 stuks
Merk/type : Geco, Fiocchi, Hirtenberger / Volmantel Kaliber : 7,65mm
Bijzonderheden : 5 patronen uit magazijn en 1 patroon uit kamer pistool
Van de hier beschreven kogelpatronen bevonden er zich vijf (5) stuks in het hier beschreven FN patroonmagazijn en een (1) stuks in de kamer van het hier beschreven FN pistool.
Het betreft :
  • Vier (4) stuks centraalvuur kogelpatronen van het merk Geco in het kaliber 7,65 millimeter type volmantel,
  • Een (1) stuks centraalvuur kogelpatroon van het merk Fiocchi (GFL) in het kaliber 7,65 millimeter type volmantel,
  • Een (1) stuks centraalvuur kogelpatroon van het merk Hirtenberger (HP) in het kaliber 7,65 millimeter type volmantel.
Al deze kogelpatronen zijn geschikt om een projectiel met behulp van een vuurwapen, onder andere het hier beschreven FN pistool, af te schieten.
» Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
De vrijstellingen van de Wet wapens en munitie zijn niet van toepassing op het hier beschreven vuurwapen en de munitie.
Het illegaal voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie is strafbaar gesteld onder artikel 26 lid 1 in verband met artikel 55 lid 1 en 3 onder a van de Wet wapens en munitie.

Bewijsoverweging

Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Uit het procesdossier volgt dat de politie na een melding omstreeks 22.38 uur ter plaatse is en kort daarna verdachte, [slachtoffer] en [slachtoffer 2] als verdachten worden aangemerkt en aangehouden. [slachtoffer] wordt om 22.41 uur in de woning [adres] in [plaats] aangehouden (pagina 12) en [slachtoffer 2] wordt buiten om 23.27 uur aangehouden (pagina 35). Bij de politie hebben zij na hun aanhouding direct en onafhankelijk van elkaar een verklaring afgelegd. Het is de rechtbank niet gebleken dat [slachtoffer] en [slachtoffer 2] hebben kunnen overleggen en vervolgens hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd, uit de bewijsmiddelen kan juist worden afgeleid dat verdachte en [slachtoffer 2] nog contact met elkaar hebben kunnen gehad.
Daarnaast past de verklaring van [slachtoffer] dat hij vol door de ruit ging omdat hij bang was voor verdachte, veel meer bij zijn verklaring en de verklaring van [slachtoffer 2] dan bij de verklaring van verdachte. Het feit dat geen dactyloscopische sporen van verdachte zijn aangetroffen maakt niet dat de verklaring van [slachtoffer 2] en [slachtoffer] niet kan worden gevolgd. Ook van [slachtoffer 2] is geen DNA aangetroffen terwijl dat, gelet op de verklaring van verdachte, in de rede had gelegen. De rechtbank verwerpt daarmee het verweer van de raadsman.
De rechtbank zal verdachte wel vrijspreken van het subonderdeel dat hij een pistool in de mond van [slachtoffer 2] heeft gedrukt zoals tenlastegelegd onder feit 3. De rechtbank overweegt hiertoe dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer] wisselend hebben verklaard over de wijze waarop dit zou hebben plaatsgevonden, zodat voor dit subonderdeel onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.

feit 4

De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 1 december 2024, opgenomen op pagina 121 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
een deskundigenrapport afkomstig van het Maasstad ziekenhuis, zaaknummer 923240641673, d.d. 25 november 2024, opgenomen op pagina 137 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door dr. T.M. Bosch, inhoudend zijn verklaring.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 21 oktober 2024 te of bij [plaats] in de gemeente De Fryske Marren en te Leeuwarden, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (met patroonmagazijn), van het merk FN, type 1910/22, kaliber 7.65 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zes patronen van het kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad;
2
hij op 21 oktober 2024 in het arrondissement Noord Nederland,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door zichtbaar voor die [slachtoffer] een vuurwapen in zijn verdachtes handen te houden en zichtbaar in de broeksband te houden,
en
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer] meermalen dreigend de woorden toe te voegen "jij komt hier niet levend weg", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op 21 oktober 2024, in de gemeente De Fryske Marren,
[slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen met kracht tegen het gezicht te slaan, en
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door in het gezicht te slaan en uit een auto te sleuren en door op die [slachtoffer 2] te gaan zitten en vervolgens de keel dicht te knijpen;
4
hij op 21 oktober 2024 in de gemeente De Fryske Marren,
een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten MDMA en/of alcohol,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 58 microgram MDMA per liter bloed bedroeg en 1,22 milligram ethanol/alcohol per milliliter bloed bedroeg,
zijnde (telkens) een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stof en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
ten aanzien van het wapen:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
ten aanzien van de munitie:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
3. mishandeling, meermalen gepleegd
4. overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit aan verdachte voor feit 4 een gevangenisstraf van maximaal twee weken op te leggen. Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van alle feiten zou komen, heeft de raadsman subsidiair oplegging van een gevangenisstraf van maximaal acht maanden bepleit. Ook heeft de raadsman op grond van artikel 67a lid 3 Sv opheffing van het bevel voorlopige hechtenis verzocht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de Pro Justitia rapportage, opgemaakt door N. van der Weegen, GZ-psycholoog van 25 februari 2025 en het reclasseringsadvies, opgemaakt door het Leger des Heils van 24 maart 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 21 oktober 2024 heeft verdachte onder invloed van alcohol en MDMA een auto bestuurd. Ook had hij een doorgeladen wapen bij zich. In de auto zaten nog twee personen. Verdachte heeft hen beide mishandeld. Verder heeft hij het mannelijke slachtoffer op straat bedreigd met dat wapen en tegen hem gezegd dat hij niet levend weg zou komen. Het slachtoffer heeft zich zo bedreigd gevoeld dat hij door de ruit van een nabije woning is gesprongen teneinde aan de verdachte te kunnen komen. De rechtbank rekent verdachte de door hem gepleegde feiten ernstig aan.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsmisdrijven en nog in een proeftijd loopt. Hij was ten tijde van de bewezen verklaarde feiten pas een paar dagen in vrijheid gesteld.
Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een psychologisch onderzoek. De psycholoog heeft daarom geen advies uit kunnen brengen. Ook heeft verdachte niet meegewerkt aan het opstellen van een reclasseringsrapportage. De reclassering heeft zich daarom onthouden van het geven van een advies. Wel heeft de reclassering aangegeven dat op basis van de houding van verdachte en zijn verleden interventies binnen een voorwaardelijk kader niet haalbaar zijn.
Gelet op het voorgaande en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 16 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden. Gelet op de hoogte van de op te leggen straf, ziet de rechtbank geen reden om de voorlopige hechtenis op te heffen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderde de vordering van de benadeelde toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de door hem bepleite vrijspraak primair afwijzing dan wel niet-ontvankelijk verklaring van de vordering betoogd. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat bij een bewezenverklaring de gestelde psychische schade onvoldoende is onderbouwd en dat daarom de vordering moet worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

In beslag genomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslag genomen vuurwapen en de munitie worden onttrokken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het in beslag genomen vuurwapen en de munitie niet van verdachte waren en dat daarom geen beslissing genomen hoeft te worden. Subsidiair heeft hij aangegeven dat het wapen en de munitie kunnen worden onttrokken aan het verkeer.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen vuurwapen en de in beslag genomen munitie worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk arrest van 17 juni 2022 van het gerechtshof Arnhem Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 2 juli 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 10 januari 2025 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair afwijzing van de vordering bepleit nu daarvoor geen termen aanwezig zijn en feit 4 een andersoortig feit is. Subsidiair heeft hij verzocht deze gevangenisstraf te verdisconteren met de eventueel op te leggen straf in de hoofdzaak.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36f, 57, 62, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 54 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen goederen, te weten:

  • een grijs pistool met één patroon in de kamer (PL0100-2024289130-1765968)
  • patroonhouder met vijf patronen (PL0100-2024289130-1765969).
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 15 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

21.006020.19:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Arnhem Leeuwarden van 17 juni 2022, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, mr. M.E. Joha en mr. A. Dantuma -Hieronymus, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 06 juni 2025.
Mrs. Joha en Dantuma -Hieronymus zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.