ECLI:NL:RBNNE:2025:2240

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
11403090 \ CV EXPL 24-4947
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koop van een tweedehands elektrische auto en bewijs van gebrek bij aflevering

In deze zaak hebben eisers, na het maken van een proefrit, een tweedehands elektrische auto gekocht bij JHL Automotive B.V. voor € 11.750. De auto, een Renault Zoë uit 2017, vertoonde na enkele maanden een storing. Eisers hebben JHL gesommeerd om de gebreken kosteloos te herstellen, maar JHL betwistte dat het gebrek bij aflevering aanwezig was. JHL voerde aan dat de auto goed functioneerde en dat slijtage aan de elektromotor de oorzaak was van het defect. De kantonrechter oordeelde dat JHL heeft bewezen dat het gebrek niet bestond op het moment van aflevering. De rechter stelde vast dat de eisers geen bewijs hebben geleverd dat de auto niet aan de overeenkomst voldeed. De vorderingen van eisers werden afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 3 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: 11403090 \ CV EXPL 24-4947
Vonnis van 3 juni 2025
in de zaak van

1.[eiser] ,[eiseres] ,

beiden te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: D.S. de Jonge,
tegen
JHL AUTOMOTIVE B.V.,
te Hoogeveen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: JHL,
gemachtigde: J.A.M. Drinkenburg,

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 januari 2025;
- de mondelinge behandeling van 25 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 15 juli 2023 hebben [eisers] , na het maken van een proefrit, een elektrische auto gekocht bij JHL voor € 11.750,-. De auto betrof een Renault Zoë uit 2017 met kenteken [xxx] en met een kilometerstand van destijds 93.139 (hierna te noemen: de auto).
2.2.
Op 4 maart 2024 maakte de auto melding van een storing, waarna de auto niet meer reed. Op dat moment was de kilometerstand 97.402. De auto bevond zich in Rijssen en is opgehaald door Renault Rijssen Munsterhuis (hierna te noemen: Munsterhuis).
2.3.
[eisers] hebben op 5 maart 2024 telefonisch contact gezocht met JHL naar aanleiding van de storing.
2.4.
Op 6 maart 2024 hebben [eisers] JHL bij aangetekende brief gesommeerd om binnen 21 dagen de gebreken kosteloos te herstellen en aangezegd dat, indien daar geen gehoor aan wordt gegeven, de koopovereenkomst ontbonden zal worden of de gebreken op kosten van JHL hersteld zullen worden.
2.5.
Op 20 maart 2024 heeft JHL per e-mail gereageerd op de brief van [eisers] van 6 maart 2024. In de e-mail schrijft JHL:
(…)
“In de brief wordt aangegeven dat het gebrek bij aflevering reeds aanwezig was, echter wordt dit betwist. Was dit namelijk wel het geval, had er ten eerste geen proefrit plaats kunnen vinden, laat staan dat deze nog 8 maanden lang en 4000Km+ probleemloos zou functioneren.
De auto is ten goede trouw verkocht, en voldoet wel degelijk. Een elektromotor betreft een slijtage deel welke helaas niet het eeuwige leven heeft.
E.e.a. hebben wij u ook in het telefoongesprek van 05-03-2024 nadrukkelijk aangegeven. Uiteraard betreuren wij de situatie, echter nogmaals, de verantwoordelijkheid ligt bij de eigenaar van de auto.”
(…)
2.6.
[eisers] hebben de auto laten repareren door Munsterhuis. De kosten van deze reparatie bedroegen € 5.728,41 en zijn door [eisers] aan Munsterhuis voldaan. [eisers] hebben JHL bij aangetekende brief van 17 mei 2024 gesommeerd om binnen 7 dagen tot terugbetaling van dit bedrag over te gaan.
2.7.
Op 24 mei 2024 heeft JHL per e-mail verweer gevoerd tegen de brief van [eisers] van 17 mei 2024. JHL is niet tot betaling overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen - samengevat - dat de kantonrechter, uitvoerbaar bij voorraad, JHL veroordeelt tot betaling aan [eisers] van € 6.560,31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening en met de proceskosten.
3.2.
[eisers] leggen - samengevat - aan de vordering het volgende ten grondslag. Volgens [eisers] is er sprake van een gebrek aan de auto. Omdat het gebrek zich binnen een jaar na de aflevering heeft geopenbaard, geldt het bewijsvermoeden in artikel 7:18a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en wordt vermoed dat de auto al op het moment van de aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. JHL heeft dus aan [eisers] een gebrekkige auto geleverd en moet daarom de reparatiekosten van € 5.728,41, de incassokosten van € 800,32 (inclusief € 138,90 btw) en de verschenen wettelijke rente van
€ 31,58 aan [eisers] betalen, aldus [eisers]
3.3.
JHL voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4.
JHL voert - verkort weergegeven - primair aan dat de auto bij aflevering wel degelijk voldeed aan de overeenkomst. Uit de factuur van Munsterhuis blijkt dat de elektromotor is vervangen omdat de rotor en lagers defect waren. Als dit al zo was geweest ten tijde van de aflevering, dan had de auto niet kunnen rijden. De auto heeft, na aflevering, nog ruim 4.000 kilometers gereden in circa acht maanden. Daaruit blijkt dat het defect niet aanwezig was op het moment van aflevering. De rotor en lagers zijn slijtage gevoelige onderdelen van een elektromotor. Na verloop van tijd en toename in de kilometerstand neemt slijtage van bewegende onderdelen nu eenmaal toe. Als er al sprake is van non-conformiteit, dan geldt dat [eisers] een auto met een nieuwprijs van € 32.200,- hebben gekocht voor ongeveer 36,5 % van de nieuwprijs. De auto was dus al voor 63,5% afgeschreven. Dat brengt met zich dat JHL hooguit 36,5% van de factuur behoeft te betalen, verminderd met de kosten voor de preventieve vervanging van de Power Electronics Box (hierna: PEB). De PEB was niet defect en er bestond daarom geen noodzaak om deze te vervangen. Tot slot voert JHL aan dat [eisers] onredelijke eisen hebben gesteld aan de wijze van het herstel door te eisen dat het herstel plaats zou vinden bij een officiële Renault garage en door een monteur die bevoegd is om elektromotoren te repareren. Deze eisen zijn in strijd met de toepasselijke garantievoorwaarden van JHL en zorgen ervoor dat het herstel duurder is dan wanneer JHL zelf zou hebben hersteld.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 7:17 BW bepaalt dat een afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden, dus conform moet zijn. Bij een consumentenkoop, zoals hier het geval is, gelden de conformiteitsvereisten van artikel 7:18 BW.
[eisers] stellen zich op het standpunt dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt. Zij dienen dit in beginsel te stellen en te bewijzen. In deze zaak is echter onbetwist gesteld dat zich een gebrek heeft geopenbaard binnen een jaar na de aankoop. In dat geval komt artikel 7:18a lid 2 BW [eisers] tegemoet en wordt de bewijslast omgedraaid. Dat brengt met zich dat vermoed wordt dat het gebrek al bestond op het moment van aflevering, tenzij JHL bewijst dat het gebrek op dat moment nog niet bestond.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat JHL heeft bewezen dat het gebrek niet bestond op het moment van aflevering. Uit de processtukken blijkt dat het gebrek aan de elektromotor is ontstaan doordat de rotor en de lagers defect waren. JHL heeft onbetwist gesteld dat de rotor en de lagers bewegende onderdelen van de elektromotor zijn en dat deze onderdelen aan slijtage onderhevig zijn. Daarnaast hebben [eisers] de stelling van JHL niet weersproken dat een motor niet werkt als de rotor en de lagers defect zijn. Daarmee staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat het gebrek niet aanwezig kon zijn ten tijde van de aflevering. Als de rotor en de lagers op dat moment namelijk al defect waren, hadden Veltink c.s geen proefrit kunnen maken. Evenmin hadden zij nog nagenoeg acht maanden in de auto kunnen rijden en ruim 4.000 kilometers kunnen maken.
[eisers] hebben geen andere stukken of stellingen naar voren gebracht waaruit blijkt dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt. De kantonrechter kan dan ook niet anders dan oordelen dat [eisers] destijds een auto hebben gekocht van JHL die op het moment van aflevering aan de overeenkomst beantwoordde. JHL is dus niet toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Eventuele slijtage van onderdelen komt, hoe ongelukkig dat ook uitpakt voor [eisers] in deze zaak, voor rekening van [eisers] Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter de vorderingen van [eisers] zal afwijzen.
4.3.
[eisers] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van JHL worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,00
4.4.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.B. Soppe en in het openbaar uitgesproken op
3 juni 2025.
36330/TG