In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd op 10 juni 2025, worden de beroepen van eiser tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. Eiser stelt dat de inspecteur bij het opleggen van de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) te weinig loonheffing heeft verrekend. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV mag uitgaan van gegevens die hij van de uitkeringsinstanties en werkgevers heeft ontvangen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er meer loonheffing is ingehouden dan waar de inspecteur rekening mee heeft gehouden. De rechtbank concludeert dat de aanslagen niet naar te hoge bedragen zijn opgelegd en verklaart de beroepen ongegrond.
De zaak betreft twee afzonderlijke aanslagen voor de jaren 2021 en 2022, waarbij de inspecteur respectievelijk € 14.927 en € 11.323 aan loonheffing heeft verrekend. Eiser heeft in zijn aangiften hogere bedragen aan loonheffing opgegeven, maar de rechtbank stelt vast dat de inspecteur de gegevens van de uitkeringsinstanties correct heeft gevolgd. Eiser heeft zijn stelling dat te weinig loonheffing is verrekend niet onderbouwd met bewijs, waardoor de rechtbank de aanslagen bevestigt. De uitspraak benadrukt het belang van de gegevens die door werkgevers en uitkeringsinstanties aan de Belastingdienst worden doorgegeven en de verantwoordelijkheid van de eiser om zijn stellingen te onderbouwen.
De rechtbank heeft de beroepen op 28 mei 2025 behandeld, waarbij eiser zich afmeldde voor de zitting. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 juni 2025, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van de belastingrentebeschikkingen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.