ECLI:NL:RBNNE:2025:2229
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in het kader van een belastinggeschil
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 12 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Waadhoeke beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [woonplaats], vastgesteld op € 211.000 per 1 januari 2022. Eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en verwees naar de verkoopprijs van een vergelijkbaar buurpand, dat voor € 164.000 was verkocht. De rechtbank heeft op 2 april 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning niet te hoog is. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar een taxatierapport heeft overgelegd, maar dat de waarde per vierkante meter van de vergelijkingsobjecten lager ligt dan de gemiddelde waarde die is gebruikt voor de taxatie van de woning van eiser. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet heeft voldaan aan de bewijslast en stelt de waarde van de woning schattenderwijs vast op € 203.000.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten aan eiser moet vergoeden. De totale proceskosten worden vastgesteld op € 3.236,26, inclusief een vergoeding voor de gemaakte taxatiekosten van € 128,26. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 juni 2025.