ECLI:NL:RBNNE:2025:207

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
18.300098.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan de teelt van hennepplanten en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 23 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als medeplichtige betrokken was bij de teelt van ongeveer 5500 hennepplanten en de diefstal van elektriciteit. De verdachte heeft gedurende meer dan een jaar een schuur op haar gehuurde perceel ter beschikking gesteld aan onbekende derden in ruil voor een geldbedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt voor de opzettelijke teelt van hennepplanten en de diefstal van elektriciteit, en heeft haar daarom vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlasteleggingen, waarbij zij opzettelijk gelegenheid heeft verschaft aan onbekend gebleven personen om hennepplanten te telen en elektriciteit te stelen. De rechtbank heeft de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, die materiële schade heeft geleden door de diefstal van elektriciteit, toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade, en dat zij de schadevergoeding niet hoeft te betalen indien een mededader deze al heeft betaald. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.300098.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 januari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op 16 [geboorte datum] 1958 te [geboorte plaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 januari 2025. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 13 januari 2022 te [plaats] , gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand/perceel aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 5500, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 13 januari 2022 te [plaats] , gemeente Oldambt met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand/perceel aan [adres] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 5500, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks 1 januari 2021 tot en met 13 januari 2022 te [plaats] , gemeente Oldambt, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2. primair
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 13 januari 2022 te [plaats] , gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, hoeveelheden en/of een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer]., in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 13 januari 2022 te [plaats] , gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen hoeveelheden en/of een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer]., in elk geval aan een ander dan aan die één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of een of meer anderen, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 13 januari 2022 te [plaats] , gemeente Oldambt opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door het ter beschikking stellen van een pand/perceel.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feiten 1 primair en 2 primair.
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feiten 1 primair en 2 primair
De rechtbank acht de feiten 1 primair en 2 primair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het dossier is gebleken dat verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt ten aanzien van het opzettelijk telen (dan wel aanwezig hebben) van 5500 hennepplanten én de (gekwalificeerde) diefstal van elektriciteit.
Ten aanzien van feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair
De rechtbank acht feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 17 januari 2022, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met zaaknummer 2022041418 d.d. 10 mei 2022, inhoudend het relaas van verbalisanten;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 16 februari 2022, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer]-medewerker 38011;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 januari 2022, opgenomen op pagina 117 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [verdachte] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
onbekend gebleven personen in de periode van 1 januari 2021 tot en met 13 januari 2022 te [plaats] , gemeente Oldambt, met elkaar (telkens) opzettelijk hebben geteeld in een pand aan [adres] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 5500 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 januari 2021 tot en met 13 januari 2022 te [plaats] , meermalen, (telkens) opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2. subsidiair
onbekend gebleven personen in de periode van 1 januari 2021 tot en met 13 januari 2022 te [plaats] , gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een hoeveelheid elektriciteit die aan [slachtoffer]. toebehoorde hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 januari 2021 tot en met 13 januari 2022 te [plaats] opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door het ter beschikking stellen van een pand/perceel.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair: medeplichtigheid aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
subsidiair: medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 120 uren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 december 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft als medeplichtige de teelt van ongeveer 5500 hennepplanten en diefstal van elektriciteit mogelijk gemaakt. Zij heeft ruim een jaar lang een schuur (op het door haar gehuurde perceel) aan onbekende derden ter
beschikking gesteld in ruil voor een geldbedrag. Door haar handelen heeft verdachte gedurende een langere periode een bijdrage geleverd aan grootschalige hennepproductie. Illegale hennepteelt werkt, gelet op de grote winsten die daarmee worden gemaakt, allerlei vormen van criminaliteit in de hand. Bovendien zorgt het, net als het illegaal laten aftakken van stroom, voor (brand-)gevaarlijke situaties. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten ziet de rechtbank vervolgens geen reden om af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank zal, alles afwegende, aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 120 uren opleggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 23.482,73 ter vergoeding van materiële schade, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding dient te worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 januari 2022.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien een of meer medeverdachte(n) deze al heeft/hebben betaald, en andersom.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 48, 49, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
-
een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
-
een taakstraf voor de duur van 120 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 23.482,73 (zegge: drieëntwintigduizend vierhonderd tweeëntachtig euro en drieënzeventig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 januari 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. A. Nieuwenhuis, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 januari 2025.