ECLI:NL:RBNNE:2025:2004

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
18-052162-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid door verdachte in Leeuwarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte heeft zich in de nacht van 30 op 31 oktober 2021 in Leeuwarden schuldig gemaakt aan het betasten van de billen en borsten van twee jonge vrouwen, en op 3 juni 2023 heeft hij opnieuw een vrouw betast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte drie keer zonder toestemming de slachtoffers heeft aangeraakt, wat hen een gevoel van onveiligheid heeft bezorgd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de feiten op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de hulp die hij heeft gezocht bij een psycholoog. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding voor immateriële schade heeft vastgesteld op 1.000 euro per slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/052162-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 maart 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 februari 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.V. van Blitterswijk, advocaat te Rotterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. drs. J. Hoekman.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in de nacht van 30 op 31 oktober 2021 te Leeuwarden door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het over de kleding heen betasten van een bil/de billen en/of een/de borst(en) van die [slachtoffer] en/of het met verdachtes hand bewegen in de richting van de vagina van die [slachtoffer] en/of het (vervolgens) betasten van een lies/de liezen van die [slachtoffer] , bestaande die andere feitelijkheid hierin dat verdachte naast de fiets waarop die [slachtoffer] (samen met [naam] ) zat, is gaan fietsen en plotseling en onverhoeds die [slachtoffer] heeft beetgepakt en/of heeft betast;
2.
hij in de nacht van 30 op 31 oktober 2021 te Leeuwarden door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [naam] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het over de kleding heen betasten van een bil/de billen van die [naam] en/of het bewegen van verdachtes hand in de richting van de vagina van die [naam] , bestaande de (andere) feitelijkheid hierin dat verdachte naast de fiets waarop die [naam] (samen met [slachtoffer] ) zat, is gaan fietsen en (vervolgens) plotseling en onverhoeds die [naam] heeft beetgepakt en/of heeft betast;
3.
hij op of omstreeks 3 juni 2023 te Leeuwarden door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het over de kleding heen betasten van een bil/de billen van die [slachtoffer] en het betasten van de/een ontblote borst(en) van die [slachtoffer] , bestaande die andere feitelijkheid hierin dat verdachte die [slachtoffer] plotseling en onverhoeds heeft beetgepakt en haar T-shirt/body naar beneden heeft getrokken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1, 2 en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 1 en 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw betoogd dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van het onderdeel dat verdachte aangeefster zou hebben aangeraakt op de blote borsten. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat dit niet door getuigen is waargenomen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1
1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2021, opgenomen op pagina 93 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 20231411509 d.d. 22 januari 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
In de nacht van 30 op 31 oktober 2021 zat ik samen met [naam] op een fiets. Er kwam een jongen naast ons fietsen. Op een gegeven moment heeft hij mij van de fiets gesleurd. De jongen stond plotseling voor mij en greep mij vast. Hij zat overal aan mij. Ik voelde mij overal beknepen. Ik voelde zijn handen op mijn borsten en kont. Hij ging ook met zijn hand naar mijn vagina. Hij raakte met zijn handen mijn liezen aan. Dit gebeurde op mijn kleding.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 november 2021, opgenomen op pagina 107 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
In de nacht van 30 op 31 oktober 2021 fietste ik samen met [slachtoffer] naar huis. Wij kwamen toen een jongen tegen. [slachtoffer] vertelde mij dat de jongen haar bij haar borsten en vagina had vastgepakt.
3.
De door verdachte ter zitting van 20 februari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik in de nacht van 30 op 31 oktober 2021 in Leeuwarden [slachtoffer] en [naam] ben tegengekomen op de fiets. Ik heb [slachtoffer] toen aangeraakt, maar ik weet niet meer precies waar. Het zou goed kunnen dat het gegaan is zoals [slachtoffer] en [naam] hebben verklaard bij de politie.
Ten aanzien van feit 2
1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 november 2021, opgenomen op pagina 107 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
In de nacht van 30 op 31 oktober 2021 zat ik samen met [slachtoffer] op een fiets onderweg naar huis. Er kwam een jongen naast ons fietsen. Deze jongen pakte mij bij mijn kont vast en streelde over mijn kont op een seksuele manier. Ik schrok daarvan. Hij ging ook in de richting van mijn vagina. Hij kwam strelend met zijn hand aan de bovenzijde van mijn vagina.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2021, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
In de nacht van 30 op 31 oktober 2021 fietste ik samen met [naam] naar huis. Wij kwamen toen een jongen tegen. Ik zag dat de jongen [naam] bij haar kont beetpakte en een greep deed naar haar intieme gedeelte.
3.
De door verdachte ter zitting van 20 februari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik in de nacht van 30 op 31 oktober 2021 in Leeuwarden [slachtoffer] en [naam] ben tegengekomen op de fiets. Ik heb [naam] toen aangeraakt, maar ik weet niet meer precies waar. Het zou goed kunnen dat het gegaan is zoals [slachtoffer] en [naam] hebben verklaard bij de politie.
Ten aanzien van feit 3
1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 juni 2023, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 3 juni 2023 ging ik samen met [naam] uit in Leeuwarden. We kwamen een jongen tegen die mij eerst een tik op mijn kont gaf. Hij ging met zijn hand naar mijn kont en kneep in mijn kont. Daarna greep hij
naar mijn borsten. Hij trok hierbij mijn shirtje naar beneden. Hij wreef in mijn borsten en kneep in mijn borsten. Met een hand hield hij mijn shirt vast en kneep hij in één borst op mijn blote huid. Ik droeg niets onder mijn body.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 4 juni 2024, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Op 3 juni 2023 was ik samen met [slachtoffer] in Leeuwarden. Wij kwamen toen een jongen tegen. Ik zag dat de jongen op de kont van [slachtoffer] sloeg. Hij heeft ook in haar kont geknepen. [slachtoffer] vertelde mij later ook dat hij in haar borsten had geknepen en haar topje omlaag had gedaan.
3.
De door verdachte ter zitting van 20 februari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 3 juni 2023 in Leeuwarden het T-shirt van aangeefster [slachtoffer] heb aangeraakt en aan haar blouse heb getrokken. Ik kan mij niet herinneren waar ik haar precies heb aangeraakt, maar de verklaring van aangeefster en getuige [naam] zou kunnen kloppen. Het is goed mogelijk dat ik haar bij haar borst heb aangeraakt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de nacht van 30 op 31 oktober 2021 te Leeuwarden door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het over de kleding heen betasten van de billen en de borsten van die [slachtoffer] en het met verdachtes hand bewegen in de richting van de vagina van die [slachtoffer] en betasten van de liezen van die [slachtoffer] doordat verdachte naast de fiets waarop die [slachtoffer] samen met [naam] zat, is gaan fietsen en plotseling en onverhoeds die [slachtoffer] heeft beetgepakt en heeft betast;
2.
hij in de nacht van 30 op 31 oktober 2021 te Leeuwarden door geweld [naam] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het over de kleding heen betasten van de billen van die [naam] en het bewegen van verdachtes hand in de richting van de vagina van die [naam] doordat verdachte naast de fiets waarop die [naam] samen met [slachtoffer] zat, is gaan fietsen en plotseling en onverhoeds die [naam] heeft beetgepakt en heeft betast;
3.
hij op 3 juni 2023 te Leeuwarden door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het over de kleding heen betasten van de billen van die [slachtoffer] en het betasten van de ontblote borsten van die [slachtoffer] , doordat verdachte die [slachtoffer] plotseling en onverhoeds heeft beetgepakt en haar T-shirt/body naar beneden heeft getrokken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsvrouw heeft bepleit dat bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening dient te worden gehouden met het tijdsverloop, het feit dat verdachte in behandeling is bij een psycholoog voor zijn (alcohol)problemen en zijn blanco strafblad.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering d.d. 20 september 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 november 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich tot drie keer toe schuldig gemaakt aan een feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Onverhoeds en zonder enige afstemming heeft verdachte drie voor hem onbekende jonge vrouwen op de kleding betast bij de billen en borsten. Twee van deze vrouwen werden door verdachte eveneens op de kleding betast bij de vagina. Bij een van de slachtoffers heeft verdachte niet alleen over haar kleding de
borsten betast maar ook in een blote borst geknepen. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele behoeften en zich niet bekommerd over de gevolgen van zijn handelen voor aangeefsters. De slachtoffers hebben herhaaldelijk aangegeven dat zij niets van verdachte wilden. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij hun grenzen niet heeft gerespecteerd. Uit de verklaring van aangeefsters ter terechtzitting blijkt hoezeer de gebeurtenissen impact op hen hebben gehad. Verdachte heeft het vertrouwen van de slachtoffers en hun lichamelijke integriteit ernstig geschaad en in zijn algemeenheid een gevoel van onveiligheid gecreëerd voor vrouwen terwijl zij zich op straat bevinden.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 12 november 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 20 september 2024. De reclassering concludeert dat verdachte zijn seksuele impulsen en driften onvoldoende onder controle heeft. Verdachte had inzicht in de laakbaarheid van zijn gedrag en de identieke modus operandi impliceert dat hij geen boodschap heeft gehad aan de verwerpelijkheid van zijn delictgedrag. Het baart de reclassering zorgen dat verdachte op geen enkel moment heeft stilgestaan bij de gevolgen en impact dat zijn delictgedrag heeft gehad op zijn slachtoffers. Tevens is het de reclassering opgevallen dat verdachte een berekenende en opportunistische strafproceshouding heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. Hij ontkent de ten laste gelegde gedragingen stellig.
Positief is dat verdachte zijn leven op orde lijkt te hebben: hij studeert, heeft een goede relatie met zijn ouders, een sociaal netwerk van vrienden, huisvesting en er lijkt geen sprake te zijn van overmatig middelengebruik.
De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. Zij ziet echter geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risicos te beperken of het gedrag te veranderen, nu verdachte weer teruggekeerd is naar [land] . De reclassering adviseert derhalve een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank weegt in positieve zin mee dat verdachte vanuit [land] naar Nederland is gereisd om ter terechtzitting zich te verantwoorden. Anders dan in het reclasseringsrapport wordt gesteld, heeft verdachte ter terechtzitting wel in enige mate verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Verdachte heeft verklaard dat, hoewel hij zich de gebeurtenissen niet precies kan herinneren, het lot van de slachtoffers hem zeer aangrijpt en hij zich schaamt voor zijn gedrag. Verder vindt de rechtbank het positief dat verdachte inmiddels hulp heeft gezocht bij een psycholoog.
Op te leggen straf
De rechtbank ziet, gelet op het blanco strafblad en zijn houding ter zitting, aanleiding om van de eis van de officier van justitie af te wijken. Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met daaraan gekoppeld een proeftijd van drie jaren. Het voorwaardelijke strafdeel dient daarbij als waarschuwing aan verdachte, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer] , tot een bedrag van 1.700,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[naam] , tot een bedrag van 1.700,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot schadevergoeding volledig toewijsbaar zijn, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadevergoedingen dienen te worden gematigd tot een bedrag van 500,00. De door de aangevers aangehaalde uitspraak zijn niet passend nu, anders dan in de onderhavige zaak, in de door de benadeelde partijen aangehaalde uitspraak geen verweer is gevoerd tegen het verzoek tot schadevergoeding.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade per benadeelde partij op 1.000,00. De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer] en [naam] toewijzen tot dit bedrag en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Nadere behandeling van de vorderingen voor het meerdere leidt tot een onevenredige belasting van de strafzaak.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per in verzekering doorgebrachte dag.

een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • een bedrag van 1.000,00 (zegge: duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.000,00 (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit
immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 2
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [naam] te betalen:
  • een bedrag van 1.000,00 (zegge: duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [naam] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [naam] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.000,00 (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit
immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Jong, voorzitter, mr. T.M.L. Wolters en mr. S.T. Kooistra, rechters, bijgestaan door mr. J.R. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 maart 2025.