ECLI:NL:RBNNE:2025:1965

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
23/1918
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân om het bezwaarschrift van eiseres niet inhoudelijk te behandelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke kwestie tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een brief van verweerder, waarin zij op de hoogte werd gesteld van de afhandeling van haar klachten. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk, omdat volgens hem geen bezwaar kon worden gemaakt tegen de brief van 26 januari 2023. Eiseres ging hiertegen in beroep.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de brief van 26 januari 2023 geen besluit is waartegen bezwaar openstaat, maar een reactie op de door eiseres ingediende klachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de klachten van eiseres op een juiste manier heeft behandeld en dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres heeft geen recht op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele afhandeling van klachten en de voorwaarden waaronder bezwaar kan worden gemaakt. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangehaald om haar oordeel te onderbouwen. Eiseres kan in hoger beroep gaan als zij het niet eens is met deze uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1918

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. van der Eijk),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân, verweerder (gemachtigde: mr. F.G. Hoekstra).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de beslissing van verweerder om het bezwaarschrift van eiseres niet inhoudelijk te behandelen.
1.1.
Op 26 januari 2023 heeft verweerder een brief gestuurd aan eiseres. Met deze brief heeft verweerder eiseres op de hoogte gesteld van de afhandeling van een aantal klachten van eiseres. Op 30 januari 2023 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen deze brief.
1.2.
Met het besluit van 16 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft dat gedaan omdat volgens verweerder geen bezwaar kan worden gemaakt tegen de brief van
26 januari 2023.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verweerder heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft desgevraagd nog een brief van haar aan verweerder van 5 juni 2022 in het geding gebracht.
1.3.
Op 2 april 2025 heeft de rechtbank het beroep op zitting behandeld. Daaraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde, W.J. Deelen als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Daarom is verweerder niet toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van het bezwaar van eiseres. De rechtbank beoordeelt in deze beroepszaak alleen of verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres niet slaagt. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Voorgeschiedenis
3. Verweerder heeft op 18 november 2022 aan eiseres een brief gezonden met een reactie op een aantal klachten en vragen van eiseres. Eiseres heeft na de brief van
18 november 2022 bij verweerder opnieuw meerdere klachten ingediend en vragen gesteld. Op 26 januari 2023 heeft verweerder een brief gezonden aan eiseres. Verweerder geeft in deze brief aan dat het een reactie is op alle klachten en vragen van eiseres die verweerder op dat moment in behandeling heeft. Verweerder geeft in de brief aan dat eiseres deze brief ontvangt als afsluiting van de klachtbehandeling. Tegen deze brief heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Is het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk?
4. Eiseres stelt dat de brief van 26 januari 2023 een besluit betreft waartegen zij bezwaar kan maken. Verweerder heeft met deze brief op haar klachten beslist. Volgens eiseres kan zij daartegen bezwaar maken. Verder wijst zij er in het beroepschrift op dat zij verweerder heeft gevraagd om ondersteuning en informatie. Zij verwijst daarvoor naar haar brief van 5 juni 2022.
4.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Aan de brief van 26 januari 2023 is een traject van vragen, klachten en beantwoording vooraf gegaan. Verweerder heeft geprobeerd eiseres hierover duidelijkheid te geven met de brief van 18 november 2022. Omdat verweerder opnieuw meerdere brieven en vragen ontving van eiseres, heeft hij besloten haar uit te nodigen voor een gesprek. Eiseres heeft zich daarvoor meerdere malen afgemeld. Daarom heeft verweerder besloten haar met de brief van 26 januari 2023 schriftelijk te informeren over al haar klachten en de afronding daarvan.
4.2.
Het beroep van eiseres slaagt niet. De brief van verweerder van 26 januari 2023 betreft naar het oordeel van de rechtbank een reactie op de door eiseres ingediende klachten. Besluiten over klachten zijn niet vatbaar voor bezwaar en beroep. Dit geldt evenzeer voor zover verweerder in de brief van 26 januari 2023 aangeeft de eerdere klachten van eiseres niet opnieuw te behandelen. Dat geen bezwaar en beroep openstaat, volgt uit artikel 9:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 7:1 van de Awb.
4.3.
Voor zover eiseres nog heeft gesteld dat zij heeft verzocht om ondersteuning en informatie en daarmee om een besluit te nemen, leidt dat niet tot een ander oordeel. Eiseres verwijst hiervoor naar haar brief van 5 juni 2022. De rechtbank overweegt dat de brief van verweerder van 26 januari 2023 geen reactie op deze brief bevat, maar gaat over de afronding van de klachtenbehandeling. Bovendien bevat de brief van 5 juni 2022 naar het oordeel van de rechtbank geen verzoek van eiseres aan verweerder om een besluit te nemen. De brief bevat, gelet ook op het onderwerp, een verzoek om een “juridische mening” van het Team Juridische en Veiligheidszaken over de verplichting om een gesprek bij te wonen. Dat is geen verzoek om een publiekrechtelijke rechtshandeling te verrichten en daarmee geen aanvraag om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3 van de Awb.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Het besluit van verweerder om het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk te verklaren blijft in stand. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Eiseres krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hardenberg, rechter, in aanwezigheid van
K.D. Bosklopper, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.