ECLI:NL:RBNNE:2025:1885

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
18.238709.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugslaboratoriumzaak na gebrek aan bewijs voor opzet en betrokkenheid

Op 26 februari 2021 werd in Kootstertille een in werking zijnde drugslaboratorium aangetroffen, wat leidde tot het onderzoek SORA. Tijdens dit onderzoek kwamen er verdenkingen naar voren van een tweede drugslaboratorium in Grootegast. Op 10 maart 2021 werden in een schuur in Grootegast restanten van een drugslaboratorium aangetroffen. Uiteindelijk werden acht verdachten in beeld gebracht, waaronder de verdachte in deze zaak. De verdachte werd vrijgesproken van betrokkenheid bij beide drugslaboratoria. Hij had op 26 februari 2021 twee medeverdachten van Amsterdam naar Drachten gebracht, maar er was geen bewijs dat hij wist dat deze ritten verband hielden met strafbare handelingen onder de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op de misdrijven. De officier van justitie had veroordeling gevorderd voor medeplichtigheid, maar de rechtbank concludeerde dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlasteleggingen, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de drugslaboratoria.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-238709-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 mei 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1964 te [geboorte plaats] , wonende [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijk onderzoek ter terechtzitting van 17 april 2025 en 25 april 2025. De strafzaak tegen verdachte is eerder behandeld op de zitting van 9 november 2021 en 24 maart 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. [naam].E. Kötter, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Homans-De Boer.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
Hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 30 januari 2021 tot en met 26 februari 2021, te [plaats] , in de gemeente Achtkarspelen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • ongeveer 94,2 kilogram l-metamfetamine tartraat, en/of
  • ongeveer 90 liter metamfetamine (en BMK in zure vloeistof), en/of
  • ongeveer 60 liter metamfetamine (en BMK in aceton),
in elk geval een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte ] , [medeverdachte ] , [medeverdachte ] , [naam]. El Abbassi , [naam]. Minkema , [medeverdachte ] , [medeverdachte ]
en/of een of meer andere (onbekend gebleven) verdachte(n), op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 januari 2021 tot en met 26 februari 2021, te [plaats] , in de gemeente Achtkarspelen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • ongeveer 94,2 kilogram l-metamfetamine tartraat, en/of
  • ongeveer 90 liter metamfetamine (en BMK in zure vloeistof), en/of
  • ongeveer 60 liter metamfetamine (en BMK in aceton),
in elk geval een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van voornoemd misdrijf verdachte, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 22 februari 2021 tot en met 26 februari 2021, te Amsterdam, Leeuwarden, Drachten en/of een of meer andere plaatsen in Nederland, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
  • die [medeverdachte ] , [medeverdachte ] , [medeverdachte ] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen op te halen, te brengen en/of te vervoeren en/of voornoemde personen af te zetten in de nabijheid van en/of ten behoeve van het drugslab aan de [adres] te [plaats] , en/of
  • grondstoffen, ingrediënten en/of (andere) benodigdheden te vervoeren en/of te brengen naar de locatie aan de [adres] te [plaats] ;
2
Hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 31 december 2020, te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten:
  • het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
  • het opzettelijk vervaardigen,
van een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine en/of MDMA, zijnde metamfetamine en/of MDMA, een of meer middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
  • een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
  • zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
  • een schuur, althans een ruimte van een pand aan de [adres] te [plaats] geregeld, gehuurd en/of laten huren en/of gebruikt en/of laten gebruiken voor de productie van synthetische drugs, en/of
  • vervoer geregeld en/of laten regelen naar/in de richting van voornoemde ruimte en/of medeverdachte(n) (laten) vervoeren naar/in de richting van voornoemde ruimte, en/of
  • ( benodigde) goederen en/of voorwerpen voorhanden gehad, waaronder een of meer containers, vaten, koolstoffilters, trechters, gasflessen, emmers, jerrycans, gieters en/of vrieskisten en/of andere goederen, voorwerpen en/of apparatuur ten behoeve van de productie van synthetische drugs voorhanden gehad, en/of
  • chemicaliën, althans materialen, voorhanden gehad, waaronder zoutzuur, tolueen en/of aceton en/of een of meer hoeveelheden (restanten) van een stof bevattende metamfetamine en/of MDMA, voorhanden gehad.
Beoordeling van het bewijsStandpunt van de officier van justitieFeit 1 primair
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 1 primair, omdat niet blijkt dat verdachte als medepleger is betrokken bij de productie van metamfetamine.
Feit 1 subsidiair
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van feit 1 subsidiair, in de variant van medeplichtigheid aan het bereiden en bewerken van metamfetamine. Uit het dossier volgt dat verdachte optrad als vaste chauffeur van [medeverdachte ] en hem in de ten laste gelegde periode meermaals van Amsterdam naar Drachten heeft vervoerd. In Drachten stapte [medeverdachte ] over in een andere auto waarmee hij vervolgens naar het drugslaboratorium werd gebracht. Dat verdachte opzet had op het gronddelict blijkt uit de Sky-berichten van de medeverdachten.
Feit 2
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 2, omdat wettig en overtuigend bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij dit feit ontbreekt.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Verdachte heeft betrokkenheid ontkend en niet blijkt dat hij wetenschap heeft gehad van de drugslaboratoriums. Opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, (op het gronddelict) ontbreekt bij beide feiten.
Uit het dossier blijkt immers niet dat verdachte als chauffeur/snorder een of meerdere medeverdachte(n) naar een van de drugslaboratoriums heeft vervoerd. Er blijkt enkel van één rit naar Drachten. Ook uit de Sky-berichten volgt niet dat verdachte wetenschap had van enig druglaboratorium.

Oordeel van de rechtbank

Inleiding

De politie Noord-Nederland krijgt op 26 februari 2021 een TCI melding met de inhoud: “Op locatie [adres] in [plaats] wordt drugs geproduceerd”. De locatie blijkt de helft van een vrijstaande loods. Op basis van de TCI informatie is diezelfde dag om 21.24 uur de loods binnengetreden. In de loods is een in werking zijnde drugslaboratorium aangetroffen. Hierop is een onderzoek gestart genaamd SORA.
Gedurende het onderzoek ontstaat, op basis van berichten uit een inbeslaggenomen telefoon en een tapgesprek, het vermoeden dat er op het adres [adres] in [plaats] ook een drugslaboratorium heeft gezeten. Op 10 maart 2021 is het achterste gedeelte van de losstaande schuur behorende bij dit perceel binnengetreden en zijn restanten van een drugslaboratorium aangetroffen. Uiteindelijk zijn er acht verdachten in beeld gekomen.
De rechtbank zal per verdachte beoordelen of er sprake is van een strafbare betrokkenheid bij deze drugslaboratoriums, een en ander specifiek ten aanzien van het aan die verdachte ten
laste gelegde.

FEIT 1

Aantreffen drugslaboratorium [plaats]

Op 26 februari 2021 zijn [medeverdachte ] en [medeverdachte ] aangehouden in het drugslaboratorium aan de [adres] in [plaats] .
In het drugslaboratorium zijn onder meer drie blauwe vaten aangetroffen waarvan er twee wit en één lichtroze poeder bevatten (L2-A). De totale hoeveelheid poeder is 94,2 kilogram. Een willekeurige bemonstering is onderzocht en bevat metamfetamine (vermoedelijk als tartraatzout).
Verder zijn twee blauwe vaten met in totaal ongeveer 90 liter lichtzure lichtroze vloeistof aangetroffen (L5- A en L5-B). Beide vaten zijn bemonsterd, onderzocht en blijken metamfetamine (en BMK in een zwak zure waterige stof te bevatten).
Ook zijn drie witte 30 liter jerrycans met in totaal ongeveer 60 liter lichtbruine vloeistof aangetroffen (L13- A). Een willekeurige bemonstering is onderzocht en bevat metamfetamine (en BMK in aceton).
In het onderzoeksmateriaal is dus metamfetamine aangetoond. Metamfetamine is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
Verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte ] en [medeverdachte ] op 26 februari 2021 vanuit Amsterdam naar de [bedrijf] in Drachten heeft vervoerd. Uit het dossier volgt dat [medeverdachte ] en [medeverdachte ] daarna zijn overgestapt in een taxi en door [medeverdachte ] om 14.06 uur naar het
drugslaboratorium in [plaats] zijn gebracht.

Overwegingen medeplegen

De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is om verdachte aan te merken als medepleger bij de productie van harddrugs dan wel als medepleger bij het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 1 primair.

Overwegingen medeplichtigheid

Anders dan de officier van justitie is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat verdachte ook moet worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º Sr, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook als het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan.
Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Onder die precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan, is ook begrepen of het gronddelict al dan niet in deelneming wordt begaan; op die deelnemingsvorm behoeft het opzet van de medeplichtige dus niet te zijn gericht.
Als het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige niet (volledig) is gericht op het gronddelict, moet het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige wel was gericht, voldoende verband houden met het gronddelict. Of van zon verband sprake is, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. In de regel zal echter kunnen worden aangenomen dat dit verband bestaat als het misdrijf waarop het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige was gericht, een onderdeel vormt van het gronddelict.
Ook in andere gevallen kan sprake zijn van voldoende verband met het gronddelict. Daarbij zijn de aard van het gronddelict, de aard van de gedraging van de medeplichtige en de overige omstandigheden van het geval van belang.
Op 26 februari 2021 heeft verdachte, op verzoek van [medeverdachte ] , twee medeverdachten
( [medeverdachte ] en [medeverdachte ] ) van Amsterdam naar Drachten gebracht. Verdachte heeft verklaard dat hij niets wist omtrent de reden van het bezoek door deze personen aan Drachten.
Verdachte heeft ontkend dat hij vaker als chauffeur medeverdachten naar Friesland heeft vervoerd. Het dossier bevat echter aanwijzingen dat hij dat wel vaker heeft gedaan.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte wist dat deze rit(ten) in enig verband stonden met handelingen door de medeverdachten die strafbaar zijn gesteld in de Opiumwet. Kort gezegd, heeft verdachte door zijn handelen ook opzet gehad op het gronddelict.
De rechtbank stelt voorop dat niet blijkt dat verdachte in het drugslaboratorium in [plaats] is geweest. Ook blijkt niet dat hij medeverdachten dan wel goederen naar dit drugslaboratorium heeft vervoerd. Ook
concludeert de rechtbank dat het vervoer van medeverdachten naar Drachten niet gelijkgesteld kan worden met het vervoer naar het drugslaboratorium.
Uit het handelen van verdachte kan dus niet worden afgeleid dat verdachte wetenschap heeft gehad van het gronddelict en daarmee (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het gronddelict.
Uit de door de medeverdachten gevoerde gesprekken via Sky kan de rechtbank ook geen wetenschap bij verdachte omtrent het gronddelict afleiden.
In de Sky-berichten is onder meer gesproken over een [naam], maar niet blijkt dat dit telkens verdachte is. Er zijn immers nog drie andere medeverdachten van wie de voorletter begint met een [naam]. Gelet hierop zijn de berichten over [naam] onvoldoende specifiek voor de vaststelling dat deze berichten zien op verdachte.
Door de officier van justitie is gesteld dat medeverdachten [medeverdachte ] en [medeverdachte ] op 6 februari 2021 een gesprek hebben in de woning van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank volgt, zoals hiervoor is gesteld, niet zonder meer dat met de woning van [naam] dus de woning van verdachte is bedoeld. Maar ook als de medeverdachten samen in de woning van verdachte zijn geweest, blijkt uit het dossier niets over verdachtes aanwezigheid en ook niet dat in zijn bijzijn is gesproken over een drugslaboratorium.
Uit het Sky-bericht van 22 februari 2021 waarin [medeverdachte ] aan [medeverdachte ] stuurt the work out side its for [medeverdachte ] kan niet worden afgeleid dat verdachte wetenschap heeft gehad van het drugslaboratorium. Niet blijkt wat dit werk inhoudt en ook blijkt niet dat dit bericht verdachte heeft bereikt.
Ook de Sky-berichten van 25 en 26 februari 2021 waarin over [medeverdachte ] wordt gesproken kunnen niet leiden tot de conclusie dat verdachte wetenschap heeft gehad van een drugslaboratorium. Het enkele optreden als chauffeur door verdachte is onvoldoende voor de vaststelling dat verdachte wist dat de door hem vervoerde personen betrokken waren bij een drugslaboratorium. Uit de berichten blijkt immers dat over vervoerswerkzaamheden van verdachte is gesproken, maar niet wat verdachtes wetenschap is omtrent het gronddelict.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van verdachte, te weten dat hij geen wetenschap had van de productie dan wel aanwezigheid van harddrugs, niet in strijd is met enig bewijsmiddel, zodat deze niet als onaannemelijk/ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven. Er is dus onvoldoende bewijs dat verdachte opzet heeft gehad op zijn handelen als medeplichtige. Ook is er onvoldoende bewijs dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het gronddelict, te weten aan de productie en/of het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs.
De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van feit 1 subsidiair.

FEIT 2

Aantreffen drugslaboratorium [plaats]

Op 10 maart 2021 zijn de restanten van een drugslaboratorium aangetroffen in een schuur aan de [adres] in [plaats] .
In het drugslaboratorium is onder meer een witte emmer met vloeistof aangetroffen en veiliggesteld onder SIN AA001766NL. De bemonstering is onderzocht en bevat een lage concentratie metamfetamine in tolueen.
In een koelbox is een substantie aangetroffen en veiliggesteld onder SIN AA001765NL. De bemonstering is onderzocht en bevat metamfetamine.
Verder is in een zwarte emmer vloeistof aangetroffen en veiliggesteld onder SIN AA005005NL. De
bemonstering is onderzocht en bevat metamfetamine en MDMA in een waterige vloeistof.
De hiervoor genoemde aangetoonde stoffen metamfetamine en MDMA zijn vermeld op lijst I van de Opiumwet.

Overwegingen voorbereidingshandelingen

De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het voorbereiden van de productie van harddrugs in [plaats] . Uit het dossier blijkt immers niet dat verdachte hier op enigerlei wijze bij betrokken is geweest.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 2.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair en subsidiair en onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. H. van der Werff en
mr. H.M. Lenting, rechters, bijgestaan door mr. M. Linde en mr. R.G. Bakker-Dees, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 mei 2025.
Mr. H. van der Werff en mr. H.M. Lenting zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.