Uit de door de medeverdachten gevoerde gesprekken via Sky kan de rechtbank ook geen wetenschap bij verdachte omtrent het gronddelict afleiden.
In de Sky-berichten is onder meer gesproken over een [naam], maar niet blijkt dat dit telkens verdachte is. Er zijn immers nog drie andere medeverdachten van wie de voorletter begint met een [naam]. Gelet hierop zijn de berichten over [naam] onvoldoende specifiek voor de vaststelling dat deze berichten zien op verdachte.
Door de officier van justitie is gesteld dat medeverdachten [medeverdachte ] en [medeverdachte ] op 6 februari 2021 een gesprek hebben in de woning van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank volgt, zoals hiervoor is gesteld, niet zonder meer dat met de woning van [naam] dus de woning van verdachte is bedoeld. Maar ook als de medeverdachten samen in de woning van verdachte zijn geweest, blijkt uit het dossier niets over verdachtes aanwezigheid en ook niet dat in zijn bijzijn is gesproken over een drugslaboratorium.
Uit het Sky-bericht van 22 februari 2021 waarin [medeverdachte ] aan [medeverdachte ] stuurt the work out side its for [medeverdachte ] kan niet worden afgeleid dat verdachte wetenschap heeft gehad van het drugslaboratorium. Niet blijkt wat dit werk inhoudt en ook blijkt niet dat dit bericht verdachte heeft bereikt.
Ook de Sky-berichten van 25 en 26 februari 2021 waarin over [medeverdachte ] wordt gesproken kunnen niet leiden tot de conclusie dat verdachte wetenschap heeft gehad van een drugslaboratorium. Het enkele optreden als chauffeur door verdachte is onvoldoende voor de vaststelling dat verdachte wist dat de door hem vervoerde personen betrokken waren bij een drugslaboratorium. Uit de berichten blijkt immers dat over vervoerswerkzaamheden van verdachte is gesproken, maar niet wat verdachtes wetenschap is omtrent het gronddelict.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van verdachte, te weten dat hij geen wetenschap had van de productie dan wel aanwezigheid van harddrugs, niet in strijd is met enig bewijsmiddel, zodat deze niet als onaannemelijk/ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven. Er is dus onvoldoende bewijs dat verdachte opzet heeft gehad op zijn handelen als medeplichtige. Ook is er onvoldoende bewijs dat verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het gronddelict, te weten aan de productie en/of het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs.
De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van feit 1 subsidiair.