ECLI:NL:RBNNE:2025:187

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
LEE 23/5356
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Woo-verzoek in verband met AVG-verzoek inzake dossier minderjarige zoon

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 7 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) beoordeeld. Eiser had op 3 oktober 2022 een inzageverzoek ingediend op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) met betrekking tot het dossier van zijn zoon. De rechtbank oordeelt dat het college van B&W der gemeente Harlingen het Woo-verzoek van eiser terecht heeft afgewezen, omdat het verzoek in wezen een AVG-verzoek betreft. Eiser had op 8 mei 2023 een Woo-verzoek ingediend, maar het college stelde dat de opgevraagde informatie in de privésfeer ligt en dat er geen publiek belang is om deze informatie openbaar te maken. De zoon van eiser, die 16 jaar oud is, heeft expliciet aangegeven geen toestemming te geven voor het delen van zijn dossier met eiser. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft gesteld dat het verzoek niet kan worden ingewilligd, omdat de toestemming van de zoon vereist is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De rechtbank wijst erop dat er een handreiking is gedaan door het college om in januari 2025 een gesprek te hebben over de jeugdzorg van de zoon.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/5356

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Tamourt),
en

college van B&W der gemeente Harlingen, het college

(gemachtigde: mr. H. Poelman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek in het kader van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Het college heeft bij besluit van 30 mei 2023 het Woo-verzoek van eiser afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 november 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft op 3 oktober 2022 een inzageverzoek gedaan op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) ten aanzien van het dossier van zijn zoon.
2.1.
In een procedure bij de familierechter heeft de rechtbank op 31 oktober 2022 beslist dat eiser geen ouderlijk gezag meer heeft over zijn zoon.
2.2.
Het college heeft de zoon op 17 januari 2023 gevraagd of hij toestemming verleent om het dossier aan eiser te doen toekomen. De zoon heeft deze toestemming op 20 januari 2023 geweigerd.
2.3.
Het college heeft het AVG-inzageverzoek bij besluit van 24 januari 2023 afgewezen. Eiser heeft hiertegen geen bezwaar ingesteld.
2.4.
Eiser heeft op 8 mei 2023 een Woo-verzoek gedaan waarin hij heeft verzocht om de volgende stukken:
  • Stukken in het dossier van zijn zoon, waarin eiser genoemd wordt;
  • Stukken waaruit blijkt dat en op welke wijze Coaching Friesland is benoemd voor de hulpverlening aan zijn zoon;
  • Stukken waaruit blijkt dat Netwerk psychologen is benoemd om onderzoek te doen;
  • Correspondentie van ambtenaar waarin eiser genoemd wordt;
  • Stukken waaruit blijkt dat eiser een contactverbod zou hebben met de moeder (ex-partner) en zijn zoon. Dit benoemt bij zijn vaste aanstelling bij de gemeente Harlingen;
  • Stukken waarin blijkt (gerechtelijk bevel) vader met gezag buiten het proces is gehouden en niet is geïnformeerd over de zoon;
  • Stukken waaruit blijkt dat eiser niet mee wil werken voor de zorg (handtekening) voor hulp voor zijn zoon;
  • Andere uitlatingen over eiser.
2.5.
Het college heeft bij besluit van 30 mei 2023 het verzoek van eiser afgewezen.
2.6.
Eiser is tegen dit besluit in bezwaar gegaan op 6 juli 2023.
2.7.
Het college heeft op 25 juli 2023 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het Woo-verzoek van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft het college het Woo-verzoek van eiser terecht afgewezen?
5. Eiser voert aan dat toestemming van zijn zoon niet vereist is, omdat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 november 2023 een beschikking heeft gewezen waarin eiser het gezag over zijn minderjarige zoon heeft gekregen en wordt geacht deze ook altijd te hebben gehad. Eiser wijst op een overweging uit de beschikking waarin het hof overweegt dat ‘… de vader met het ouderlijk gezag de mogelijkheid heeft om zelf informatie op te vragen over de zoon, wanneer hij deze informatie niet van de moeder ontvangt, zoals in het verleden is gebeurd.’ Volgens eiser moet het college de gevraagde informatie daarom verstrekken.
5.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de aard van het verzoek en de informatie die opgevraagd wordt in de privésfeer ligt. Er is geen publiekelijk belang gediend om de gevraagde gegevens te delen met een ieder. Daarom is het college van oordeel dat het verzoek een AVG-verzoek betreft en geen Woo-verzoek.
5.2.
De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in een uitspraak – voor zover hier van belang – heeft overwogen dat het de hoofdregel is dat wanneer iemand met een beroep op de Wob (nu: Woo) een verzoek om informatie vervat in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid tot een bestuursorgaan richt, zo’n verzoek een Wob-verzoek is. Het enkele feit dat de verzoeker de informatie vraagt vanwege zijn persoonlijk belang bij kennisneming van de informatie en/of met het oog op het gebruik van de informatie in een procedure tegen het bestuursorgaan of derden, betekent niet dat geen sprake is van een Wob-verzoek. [1]
5.3.
De Afdeling overweegt dat dit alleen anders is indien i) uit de aard van het verzoek, ii) uit de inhoud van het verzoek of iii) uit uitlatingen van de verzoeker, blijkt dat de verzoeker geen Wob-verzoek heeft beoogd in te dienen. Bij uitzondering i) kan worden gedacht aan het geval dat iemand inzage in zijn dossier of in zijn persoonsgegevens vraagt. In dat geval is het verzoek aan te merken als een verzoek om inzage als bedoeld in de AVG of een andere wettelijke regeling waarin een recht op inzage is opgenomen. [2]
5.4.
Het is aan het bestuursorgaan om, als de indiener een beroep op de Woo heeft gedaan, met een beroep op een van deze uitzonderingen deugdelijk te motiveren dat zich een uitzondering op de hoofdregel voordoet. Het college stelt dat hier een uitzonderingssituatie aanwezig is, omdat de aard van het verzoek van eiser volledig in de privésfeer ligt. Het voldoen aan het Woo-verzoek zou betekenen dat (gevoelige) persoonsgegevens van zowel eiser als zijn zoon openbaar moet worden gemaakt voor een ieder. Het verzoek is daarom niet aan te merken als een Woo-verzoek, maar een (herhaald) AVG-verzoek.
5.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college terecht op grond van de onder 5.4 vermelde motivering eisers Woo-verzoek van 8 mei 2023 afgewezen. Ook de afwijzing van het AVG-verzoek is terecht. Dat op 2 november 2023 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een beschikking is gewezen waarin eiser het gezag over zijn minderjarige zoon heeft gekregen, maakt dit niet anders. De zoon heeft de leeftijd van 16 jaar en dit betekent dat, overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van de AVG en artikel 5, eerste lid, van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, de zoon zelf beslist of zijn dossier aan eiser wordt toegestuurd. De stelling van eiser dat toestemming van de zoon niet vereist is omdat eiser het gezag over hem heeft, is daarmee onjuist.
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat het college terecht heeft gesteld dat de opgevraagde stukken niet kunnen worden opgestuurd, nu de zoon expliciet heeft aangegeven geen toestemming daarvoor te verlenen. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
5.7.
Tot slot vermeldt de rechtbank dat het college ter zitting een handreiking heeft gedaan door eiser uit te nodigen voor een gesprek bij de gemeente, waarin het college zich zal inspannen om het verhaal van eiser te horen en te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn met betrekking tot de jeugdzorg van de zoon. Dit gesprek zal in januari 2025 plaatsvinden.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Lenting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet open overheid
Artikel 4.1
1. Eenieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Algemene Verordening Gegevensbescherming
Artikel 15
1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f) dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming
Artikel 5. Toestemming van wettelijk vertegenwoordiger
1. Indien artikel 8 van de verordening niet van toepassing is, is in de plaats van de toestemming van de betrokkene die van zijn wettelijk vertegenwoordiger vereist indien de betrokkene de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt.

Voetnoten

1.Afdeling 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1268.
2.Afdeling 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1268.