ECLI:NL:RBNNE:2025:1460

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
18-247662-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ernstige seksuele misdrijven tegen minderjarige meisjes

Op 17 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige seksuele misdrijven tegen vijf minderjarige meisjes. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. De feiten vonden plaats tussen 23 december 2022 en 29 juni 2024, waarbij de verdachte zich meermalen schuldig maakte aan het aangerand en ontuchtige handelingen verrichten met de meisjes, die in de leeftijd van 12 tot 14 jaar waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie van vertrouwen, aangezien twee van de slachtoffers aan zijn zorg waren toevertrouwd. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld en heeft steunbewijs gevonden in de verklaringen van getuigen. De verdachte is vrijgesproken van het seksueel binnendringen van een van de slachtoffers, omdat de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze specifieke handeling. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en het recidiverisico van de verdachte. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd aan de verdachte, waaronder het meewerken aan diagnostiek en behandeling.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.247662.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 april 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 maart 2025 (inhoudelijke behandeling) en 17 april 2025 (sluiting onderzoek). Verdachte is op 27 maart 2025 verschenen, bijgestaan door mr. N.I. Dolinski, advocaat te Assen, het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis wordt voor wat betreft de volledige tekst van de tenlastelegging verwezen naar de inhoud daarvan zoals opgenomen in bijlage I. De inhoud van die bijlage dient als hier ingelast te worden beschouwd.
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, - kort en zakelijk weergegeven - ten laste gelegd dat:
1.
hij in de periode van 23 december 2022 tot en met 1 juni 2023 te [adres] ,
primair
de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2009) heeft gedwongen tot het ondergaan van ontuchtige handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
subsidiair
met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
meer subsidiair
met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
2.
hij op 29 juni 2024 te [adres] ,
primair
door geweld of een andere feitelijkheid de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] heeft aangerand;
subsidiair
met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
3.
hij op 29 juni 2024 te [adres] ,
primair
door geweld of een andere feitelijkheid de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 3] heeft aangerand;
subsidiair
met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 3] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
4.
hij in de periode van 1 maart 2024 tot en met 9 mei 2024 te [adres] ,
primair
meermalen door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen,
subsidiair
meermalen met [slachtoffer 4] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
5.
hij in de periode van 17 november 2023 tot en met 5 december 2023 te [adres] ,
primair
door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen;
subsidiair
met [slachtoffer 5] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair, het onder 2 primair, het onder 3 primair, het onder 4 primair en het onder 5 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie daartoe aangevoerd dat de gedetailleerde en betrouwbare verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de verklaring van verdachte, inhoudende dat verdachte op momenten met haar alleen is geweest in zijn woning. Voorts wordt de verklaring van [slachtoffer 1] naar het oordeel van de officier van justitie ondersteund door de verklaring van [naam] , inhoudende dat [slachtoffer 1] plots minder en na enige tijd niet meer naar die [naam] toe ging, en de verklaring van [naam] , inhoudende dat [slachtoffer 1] reeds een jaar eerder heeft verteld dat zij misbruikt wordt door de vader van [naam] . Naar het oordeel van de officier van justitie vertoont het feitencomplex rondom [slachtoffer 1] en de verklaring zoals door haar is afgelegd bovendien kenmerkende gelijkenissen met de verklaringen zoals afgelegd door [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Dat de seksuele handelingen bij [slachtoffer 1] verder zijn gegaan dan bij de overige slachtoffers is naar het oordeel van de officier van justitie goed verklaarbaar nu [slachtoffer 1] , in tegenstelling tot de andere slachtoffers, dusdanig door verdachte kon worden geïsoleerd dat verdachte daartoe de gelegenheid heeft gehad.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw daartoe aangevoerd dat steunbewijs ontbreekt en niet aan het bewijsminimum is voldaan. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw voorts aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 3] een contra- indicatie vormt die erop wijst dat verdachte die ontuchtige handelingen jegens [slachtoffer 2] niet heeft gepleegd. Ten aanzien van het onder 3 en 5 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaring van respectievelijk [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] onvoldoende betrouwbaar zijn, deze niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd en derhalve evenmin aan het bewijsminimum is voldaan. Dat getuige [getuige] heeft gezien dat [slachtoffer 5] overstuur was is naar het oordeel van de raadsvrouw bovendien onvoldoende om als steunbewijs te kunnen dienen nu niet is vast te stellen dat voornoemde gemoedstoestand het gevolg is van door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen. Naar het oordeel van de raadsvrouw kan evenmin gebruik worden gemaakt van schakelbewijs nu geen sprake is van eenzelfde modus operandi in die zin dat de werkwijze van verdachte vrijwel identiek is en op essentiële punten overeenkomt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat seksuele misdrijven zich doorgaans kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen met zich mee dat slechts de verklaringen van het vermeende slachtoffer als mogelijk wettig bewijsmiddel voorhanden zijn.
Deze verklaringen zullen dan allereerst op betrouwbaarheid moeten worden getoetst. In het kader van de beoordeling van de betrouwbaarheid van voornoemde verklaringen stelt de rechtbank voorop dat deze moeten worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dat kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht zijn door emoties of schaamte dan wel ontstaan zijn door het delict of tijdsverloop. Het
gaat om de totale indruk van de verklaringen en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
Wanneer de verklaringen van een slachtoffer betrouwbaar worden geacht en daarmee bruikbaar voor het bewijs dient vervolgens te worden bezien of er sprake is van steunbewijs.
De rechtbank benadrukt dat deze maatstaf omtrent het toereikend zijn van een getuigenverklaring dient te worden onderscheiden van de beoordeling of een getuigenverklaring betrouwbaar is.
Op grond van artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Dat betekent dat de enkele verklaring van het slachtoffer onvoldoende is. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen dient aldus sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring niet op zichzelf staat, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Steunbewijs in de zin van disclosure-getuigen
Zoals reeds overwogen dient de verklaring van het vermeende slachtoffer te worden ondersteund door een bewijsmiddel dat afkomstig is uit een van dat slachtoffer onafhankelijke bron.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan steunbewijs in sommige gevallen bestaan uit verklaringen van getuigen die een eigen waarneming behelzen van de gemoedstoestand van de aangever of aangeefster, vlak na het moment dat het ten laste gelegde feit zou hebben plaatsgevonden. Dit is het geval indien de emotionele toestand die de getuigen (disclosure-getuigen) bij de aangeefster hebben waargenomen, alsmede eventuele gedragsveranderingen, niet anders kunnen worden geïnterpreteerd dan als een bevestiging van de verklaring van de aangeefster. Zoals ook door de raadsvrouw opgemerkt is behoedzaamheid bij het gebruik van emoties als steunbewijs wel op haar plaats. Het steunbewijs dient niet enkel te worden gegrond op de door getuige(n) waargenomen emotionele gemoedstoestand van de aangever of aangeefster.
De rechtbank zal allereerst de betrouwbaarheid van de verklaringen van achtereenvolgens [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ), [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) en [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) beoordelen. Wanneer daartoe gekomen wordt, zal vervolgens per slachtoffer worden beoordeeld of er sprake is van steunbewijs.

[slachtoffer 5] (het onder 5 ten laste gelegde)

Uit de inhoud van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat zowel verdachte als [slachtoffer 5] in de periode van 17 november 2023 tot en met 5 december 2023 hebben deelgenomen aan de Sinterklaasintocht te [adres] .
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij die dag door verdachte is geknuffeld en getroost, omdat zij zenuwachtig was. Verdachte zou tijdens die knuffel met zijn hand de billen van [slachtoffer 5] hebben betast, tegen haar billen hebben geslagen en met zijn hand naar haar vagina hebben gereikt en over haar vagina hebben gewreven. Gedurende de knuffel zou verdachte met zijn bovenlichaam en geslachtsdeel tegen [slachtoffer 5] hebben aangestaan en zich tegen haar aan hebben geduwd, als gevolg waarvan [slachtoffer 5] zijn bobbel tegen zich aan voelde.
Ten aanzien van de inhoud van de verklaringen van [slachtoffer 5] overweegt de rechtbank dat zij op gedetailleerde wijze beschrijft in welke context verdachte haar heeft betast. Specifiek geeft zij daarbij aan dat verdachte vanaf haar billen met zijn hand naar voren is bewogen om haar vagina aan te raken. Dat [slachtoffer 5] niet van meet af aan heeft verklaard dat verdachte ook haar vagina heeft betast, staat naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 5] in de weg. De rechtbank overweegt in dit verband dat de verklaringen van [slachtoffer 5] aanvullend zijn ten opzichte van elkaar en niet innerlijk tegenstrijdig zijn. De rechtbank overweegt voorts in het bijzonder dat [slachtoffer 5] , kort na het moment waarop zij zou zijn betast door verdachte, met hem in gesprek moest en haar excuses heeft moeten maken. Dat [slachtoffer 5] onder deze omstandigheden niet direct - maar in het kader van haar aangifte pas bij het verhoor door de politie - heeft verklaard dat verdachte ook haar vagina heeft betast en zijn bedekte penis tegen haar lichaam heeft aangeduwd acht de rechtbank vanuit die omstandigheden verklaarbaar. Aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 5] draagt naar het oordeel van de rechtbank voorts bij dat [slachtoffer 5] zich kort na het moment waarover zij heeft verklaard huilend en geëmotioneerd tot getuige [getuige] heeft gewend en ook toen getuige [getuige] betrokken werd nog steeds geëmotioneerd was. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 5] betrouwbaar en daarmee ook bruikbaar als bewijsmiddel. Het verweer van de raadsvrouw om de verklaring van [slachtoffer 5] van het bewijs uit te sluiten wordt derhalve verworpen.
De rechtbank acht de door [slachtoffer 5] afgelegde verklaringen betrouwbaar en zal deze als uitgangspunt nemen bij de beoordeling van het onder 5 ten laste gelegde.
Steunbewijs in de zin van disclosure-getuigen
[slachtoffer 5] heeft kort nadat verdachte haar zou hebben betast aan getuige [getuige] verteld dat dit was gebeurd. Getuige [getuige] verklaart dat [slachtoffer 5] overstuur was en huilde. [getuige] heeft daarop contact gezocht met de moeder van [slachtoffer 5] en gevraagd of zij naar hen toe wilde komen. Kort hierop is het voorval gemeld aan getuige [getuige] , een van de bestuurders van de dorpsvereniging. Ook zij heeft verklaard dat zij heeft waargenomen dat [slachtoffer 5] huilde. Getuige [getuige] heeft vervolgens meteen een gesprek laten plaatsvinden tussen verdachte en [slachtoffer 5] . Ook op dat moment was [slachtoffer 5] nog overstuur. Zowel verdachte als getuige [getuige] zien dat [slachtoffer 5] tijdens dit gesprek geëmotioneerd is en huilt wanneer zij vertelt dat verdachte haar op haar kont heeft geslagen. Anders dan de raadsvrouw stelt de rechtbank vast dat de door [getuige] , [getuige] en verdachte waargenomen gemoedstoestand van [slachtoffer 5] in direct verband staat tot de ten laste gelegde gedragingen en de verklaring van [slachtoffer 5] hierover. Nu deze gemoedstoestand binnen de context van de gebeurtenissen voldoende zelfstandig en onderscheidend zijn en de emoties zijn waargenomen vlak na het moment waarop de door [slachtoffer 5] beschreven handelingen hebben plaatsgevonden, en, merkt de rechtbank de door verdachte en getuige [getuige] waargenomen gemoedstoestand dan ook aan als steunbewijs.
Nu de rechtbank geen reden heeft om aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 5] te twijfelen en die verklaring voldoende steun vindt in de door getuigen [getuige] ,
[getuige] en door verdachte waargenomen emotionele gemoedstoestand van [slachtoffer 5] , is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen jegens [slachtoffer 5] . Door het onverhoedse karakter van de onder 5 primair gepleegde ontuchtige handelingen is de rechtbank voorts van oordeel dat verdachte die [slachtoffer 5] tevens heeft gedwongen die ontuchtige handelingen te dulden, zodat het onder 5 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.

[slachtoffer 2] (het onder 2 ten laste gelegde)

Uit de inhoud van de opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 29 juni 2024 samen met [naam] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [getuige] is gaan zwemmen in een zwembad in [adres] . Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte, wanneer [naam] zich op het toilet bevindt, samen met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van de glijbaan is gegaan. Verdachte heeft verklaard dat hij onderaan de trap naar de ingang van de glijbaan een arm om [slachtoffer 2] heeft heengeslagen en het drietal in de glijbaan in een treintje achter elkaar is gaan zitten. In dit treintje zat [slachtoffer 3] vooraan, [slachtoffer 2] in het midden en verdachte achteraan.
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte vervolgens een tweede keer alleen met [slachtoffer 2] van de glijbaan is gegaan. [slachtoffer 2] heeft daarover verklaard dat verdachte op de trap naar de glijbaan zijn arm om haar middel heeft gelegd en haar op haar mond heeft gezoend. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte in de glijbaan achter haar is gaan zitten, haar heupen heeft vastgepakt en haar lichaam tegen zijn bedekte penis heeft aangetrokken. [slachtoffer 2] verklaart dat zij de bedekte penis van verdachte tegen haar rug en kont voelde.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte op de trap naar de glijbaan [slachtoffer 2] naar zich toe trok en haar bij haar heupen vastpakte. Nadat [slachtoffer 2] de glijbaan uitkomt ziet [slachtoffer 3] dat [slachtoffer 2] een sip gezichtje heeft. [slachtoffer 2] loopt direct naar haar toe en vertelt dat verdachte haar op haar mond heeft gezoend. Aan [naam] heeft [slachtoffer 2] verteld dat haar vader haar heeft gezoend en haar heeft aangeraakt. De drie meisjes gaan vervolgens naar [getuige] toe. Getuige [getuige] verklaart bij de politie dat [slachtoffer 2] vertelde dat verdachte aan haar had gezeten en haar had gezoend. [getuige] ziet dat [slachtoffer 2] overstuur is. Vervolgens wordt verdachte erbij gehaald en is er een gesprek met hem gevoerd. Zowel [slachtoffer 3] , [naam] , getuige [getuige] alsook verdachte hebben [slachtoffer 2] zien huilen kort nadat zij de glijbaan is uitgekomen. [slachtoffer 2] heeft meteen verteld dat zij was aangeraakt en gezoend door verdachte.
De verklaringen van [slachtoffer 2] zowel bij de politie als ten overstaan van de rechter-commissaris zijn voor wat betreft de context van de handelingen en de handelingen zelf consistent en gedetailleerd. Voor de context worden ze ondersteund door de verklaringen van [slachtoffer 3] , [naam] , getuige [getuige] en verdachte zelf. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 2] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Nu daarnaast de bij [slachtoffer 2] waargenomen gemoedstoestand binnen de context van de gebeurtenissen voldoende zelfstandig en onderscheidend is en de emoties zijn waargenomen vlak na het moment waarop zij beschrijft dat de handelingen hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door de door [slachtoffer 3] , [naam] , getuige [getuige] en ook verdachte waargenomen emotionele gemoedstoestand van [slachtoffer 2] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd jegens [slachtoffer 2] . Door het onverhoedse karakter van de gepleegde ontuchtige handelingen is de rechtbank voorts van oordeel dat verdachte die [slachtoffer 2] tevens heeft gedwongen die ontuchtige handelingen te dulden.
Dat [slachtoffer 3] de jegens [slachtoffer 2] gepleegde ontuchtige handelingen niet heeft waargenomen - terwijl zij onder de trap naar de glijbaan zat - is naar het oordeel van de rechtbank geen contra-indicatie voor de vaststelling dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij [slachtoffer 2] . De rechtbank overweegt in dat verband dat [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij geen vrij zicht heeft gehad op [slachtoffer 2] en verdachte en dat zij op enig moment naar de uitgang van de glijbaan is gaan kijken.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank het onder 2 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

[slachtoffer 3] (het onder 3 ten laste gelegde)

[slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte haar in het zwembad tegen haar billen heeft geslagen en dat zij op een later moment samen met verdachte en [slachtoffer 2] van de glijbaan is gegaan. [slachtoffer 3] heeft daarover verklaard dat het drietal in een treintje naar beneden is gegleden, waarbij [slachtoffer 3] voorop zat, [slachtoffer 2] in het midden en verdachte achterop. [slachtoffer 3] heeft voorts verklaard dat verdachte in de glijbaan toen zij bijna uitgleed met zijn handen om haar heen kwam, en haar borsten en buik heeft vastgepakt en in haar borsten heeft geknepen. Verdachte zou [slachtoffer 3] tijdens de hele rit van de glijbaan hebben vastgehouden.
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer 3] afgelegde verklaringen overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer 3] heeft gedetailleerd en op relevante punten consistent verklaard -zowel tijdens het eerste verhoor door de politie als bij de rechter-commissaris- over de ontuchtige handelingen die verdachte bij haar heeft gepleegd, wat zij heeft gezien van de handelingen die verdachte bij [slachtoffer 2] heeft verricht en onder welke omstandigheden dit alles gebeurde. Daarnaast ondersteunen de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] elkaar over en weer en vinden op bepaalde punten bevestiging in de verklaringen van verdachte en [naam] . Verder blijkt niet dat [slachtoffer 3] zaken heeft aangedikt en verklaart zij over hetgeen zij wél heeft gezien, maar ook over hetgeen zij niet heeft gezien met betrekking tot de handelingen die verdachte bij [slachtoffer 2] heeft verricht. Dit maakt haar verklaring naar het oordeel van de rechtbank authentiek en betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs. Het verweer van de raadsvrouw om de verklaring van [slachtoffer 3] van het bewijs uit te sluiten wordt derhalve verworpen.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft [slachtoffer 2] voorts verklaard dat zij heeft gezien dat [slachtoffer 3] in het zwembad door verdachte op haar billen is geslagen. Gelet op voornoemde verklaring is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 3] - voor zover zij heeft verklaard dat zij door verdachte op haar billen is geslagen - in zoverre wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 2] en wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte tegen de billen van [slachtoffer 3] heeft geslagen.
Ten aanzien van de overige handelingen zoals hiervoor beschreven overweegt de rechtbank dat daarvoor geen steunbewijs voorhanden is in de vorm van getuigenbewijs en zijn er evenmin waarnemingen gedaan door anderen van de gemoedstoestand van [slachtoffer 3] . Nu de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 3] betrouwbaar acht en zij bovendien komt tot wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van de onder 2 ( [slachtoffer 2] ) en 5 ( [slachtoffer 5] ) ten laste gelegde feiten, zal worden beoordeeld of in het geval van voornoemde handelingen sprake is van schakelbewijs. Ook de verklaringen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] zullen hierbij worden beschouwd.

[slachtoffer 4] (het onder 4 ten laste gelegde)

In haar aangifte op 1 augustus 2024 heeft [slachtoffer 4] verklaard dat zij samen met verdachte en [naam] bij verdachte thuis heeft gebarbecued. Tijdens het stoeien heeft verdachte met zijn vingers haar borsten betast. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat verdachte probeerde haar bij haar kont op te pakken en dat zij vervolgens samen ten val zijn gekomen. Verdachte zou vervolgens op haar zijn gaan liggen, heeft haar kusjes in de nek, hals en op de schouders gegeven en heeft zijn hand op haar vagina gelegd. In een aanvullende aangifte op 15 augustus 2024 heeft [slachtoffer 4] verklaard dat zij na de barbecue met verdachte op zijn bank zat, dat verdachte toen
tegen zijn dochter heeft gezegd dat zij moest gaan douchen en dat hij op dat moment opnieuw zijn hand op haar vagina heeft gelegd.
Uit de inhoud van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er eind april / begin mei 2024 bij verdachte thuis een barbecue heeft plaatsgevonden waarbij zowel verdachte, [naam] als [slachtoffer 4] aanwezig waren. Op 30 juni 2024 vertelt [slachtoffer 4] aan getuige [getuige] dat zij en verdachte op de dag van voornoemde barbecue tijdens het stoeien ten val zijn gekomen, verdachte vervolgens de nek, hals en schouders van [slachtoffer 4] heeft gekust en haar borsten, billen en vagina heeft betast. Gelet op het tijdsverloop tussen voornoemde handelingen en de dag dat [slachtoffer 4] dit aan getuige [getuige] heeft verteld, kan [getuige] niet als een zogenoemde
disclosure-getuige worden beschouwd. Wel stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 4] haar verhaal ten overstaan van getuige [getuige] heeft gedaan, vóórdat [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hun verklaring hebben afgelegd ten overstaan van de politie. De verklaring van [slachtoffer 4] kan, zoals verdachte stelt, derhalve niet zijn beïnvloed door verklaringen van de andere meisjes.
De verklaring van [slachtoffer 4] past daarenboven bij hetgeen [naam] verklaart over het stoeien van verdachte met vriendinnetjes die bij haar thuis komen. Verder blijkt uit de inhoud van de door getuige [getuige] , de moeder van [slachtoffer 4] , overgelegde en getranscribeerde geluidsopname dat [slachtoffer 4] de verdachte een pedo (de rechtbank begrijpt: pedofiel) noemt en [slachtoffer 4] die [getuige] vertelt dat verdachte aan haar heeft gezeten. [slachtoffer 4] wist op dat moment niet dat haar moeder een opname maakte.
Op basis van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 4] betrouwbaar en daarmee bruikbaar als bewijsmiddel. Nu getuige [getuige] echter niet kan worden aangemerkt als disclosure-getuige, zal de rechtbank hierna (na bespreking van het onder 1 ten laste gelegde feit) ook ten aanzien van [slachtoffer 4] beoordelen of steunbewijs kan worden gevonden in de vorm van schakelbewijs.

[slachtoffer 1] (het onder 1 ten laste gelegde)

[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte op meerdere momenten zijn dochter heeft weggestuurd om alleen met [slachtoffer 1] in (een kamer van) de woning van verdachte te kunnen zijn. [slachtoffer 1] heeft - onder meer - verklaard dat verdachte op die momenten dat hij zijn dochter wegstuurde het lichaam van [slachtoffer 1] heeft betast door met zijn handen in haar borsten te knijpen en haar te zoenen. Hierbij is het verdachte ook één keer gelukt om met zijn tong in de mond van [slachtoffer 1] te komen. Ook heeft [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte op de bank en in de slaapkamer meermalen seks
met haar heeft gehad en met zijn geslachtsdeel in het geslachtsdeel van [slachtoffer 1] is geweest. Voornoemde seksuele handelingen zouden hebben plaatsgevonden vóór de doop van [slachtoffer 1] op 10 juni 2023, toen zij dertien jaar oud was.
Uit de inhoud van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] ten tijde van het ten laste gelegde vriendinnen was met de dochter van verdachte, zij meermalen in de woning van verdachte heeft gelogeerd en verdachte op momenten ook alleen met [slachtoffer 1] in zijn woning te [adres] is geweest, zo ook wanneer verdachte zijn dochter op een boodschap stuurde.
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1] inderdaad vaker bij hem en [naam] thuis kwam, [slachtoffer 1] meermalen is blijven logeren en verdachte ook op momenten alleen met [slachtoffer 1] in zijn woning is geweest. De verklaring van [slachtoffer 1] wordt in zoverre ondersteund door de verklaring van verdachte. Ook heeft [naam] , de opa van [slachtoffer 1] , verklaard dat [slachtoffer 1] op enig moment niet meer naar [naam] , de dochter van verdachte, toe wilde.
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 1] ten aanzien van het betasten van haar lichaam en het haar (proberen) te zoenen als zij alleen was met hem in zijn woning, mede gelet op de context waarin [slachtoffer 1] deze handelingen plaatst authentiek en hierover heeft zij ook consistent verklaard. [slachtoffer 1] beschrijft hoe zij haar lippen op elkaar perste wanneer verdachte haar probeerde te zoenen en hoe zij verdachte zijn speeksel op haar mond kreeg.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] tijdens het studioverhoor voldoende betrouwbaar kan worden geacht om als bewijs te kunnen gebruiken. Nu er overigens geen steunbewijs voorhanden is, zal de rechtbank dienen te beoordelen of ook ten aanzien van [slachtoffer 1] steunbewijs kan worden gevonden in de vorm van schakelbewijs.
Schakelbewijs
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen onder omstandigheden als steunbewijs (in de vorm van zogenaamd schakelbewijs) is toegelaten. Voor de bewezenverklaring van een feit wordt in dat geval mede redengevend geacht de - uit één of meer bewijsmiddelen blijkende - omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij moet het dus gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit, zoals een herkenbaar gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte - ook wel aangeduid als modus operandi. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een overeenkomende modus operandi kunnen betrokken worden de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de betreffende feiten, waaronder begrepen de context waarbinnen zij zich hebben afgespeeld, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven en het desbetreffende handelen van de verdachte alsmede de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd. Daarbij kan het bewijs in verschillende zaken over en weer redengevend worden geacht.
Modus operandi
De rechtbank stelt vast dat uit de verklaringen van de vijf meisjes volgt dat er sprake is van een specifieke modus operandi en context. Er bestaan naar het oordeel van de rechtbank op essentiële punten kenmerkende overeenkomsten in de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de ontuchtige handelingen bij de vijf meisjes zijn gepleegd. In de eerste plaats geldt dat alle vijf de meisjes ten tijde van het de handelingen waarover ze verklaren tussen de twaalf en veertien jaar oud waren. Zowel [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] als [slachtoffer 4] waren vriendinnen met de dochter van verdachte en zijn in die hoedanigheid met verdachte in contact gekomen, waarbij verdachte veelal in een context van stoeien en/of spelen met de slachtoffers tot zijn handelen zou zijn gekomen.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat uit die verklaringen van alle vijf de meisjes blijkt dat de wijze waarop, de context waarbinnen en de omstandigheden waaronder de ontuchtige handelingen zijn begaan op essentiële punten met elkaar overeenkomen, ondersteunen voornoemde verklaringen elkaar over en weer. De rechtbank zal voornoemde verklaringen dan ook over en weer - middels een schakelbewijsconstructie - gebruiken als steunbewijs voor de ten laste gelegde feiten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat zij ten aanzien van de onder 2 primair en 5 primair ten laste gelegde feiten, respectievelijk inzake [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] , wél tot een zelfstandige bewijsconstructie komt. De rechtbank zal deze twee wettig en overtuigend te bewijzen feiten mede als uitgangspunt nemen voor het toetsen van de gelijkenissen in modus operandi met de overige ten laste gelegde feiten.
Elk van de ten laste gelegde feiten waarvoor onvoldoende steunbewijs voorhanden is in de vorm van (een) disclosure-getuige(n) zal hierna nader worden besproken.

[slachtoffer 3] (het onder 3 ten laste gelegde)

Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de rechtbank reeds overwogen dat zij geen reden heeft om aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 3] te twijfelen en de verklaring van [slachtoffer 3] - voor zover zij heeft verklaard dat zij door verdachte op haar billen is geslagen - wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 2] . In zoverre kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte tegen de billen van [slachtoffer 3] heeft geslagen.
Nu echter niet is vast te stellen dat voornoemde handeling heeft plaatsgevonden op hetzelfde moment als wanneer de overige ten laste gelegde handelingen zouden hebben plaatsgevonden, en de rechtbank in zoverre niet kan komen tot een op zichzelf staande bewijsconstructie, overweegt de rechtbank met betrekking tot de overige ten laste gelegde ontuchtige handelingen als volgt.
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat zowel [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] als [slachtoffer 4] ten tijde van de ten laste gelegde feiten vriendinnen waren met de dochter van verdachte, zij in die hoedanigheid met verdachte in aanraking zijn gekomen en verdachte bij alle vier de meisjes ontuchtige handelingen zou hebben gepleegd op momenten dat zijn dochter - al dan niet door toedoen van verdachte - tijdelijk niet aanwezig was. Ten aanzien van het handelen door verdachte overweegt de rechtbank voorts dat zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 3] hebben verklaard dat verdachte heeft geïnitieerd om samen van de glijbaan te gaan en de jegens hen gepleegde ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden op de trap naar en in de glijbaan. Voorts heeft verdachte zowel [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] als [slachtoffer 4] in hun borsten geknepen of deze betast. De rechtbank is van oordeel dat de geconstateerde overeenkomsten tussen de verklaringen van voornoemde slachtoffers de hiervoor geschetste context en modus operandi van de verdachte bevestigen. De bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de gepleegde ontuchtige handelingen van de andere slachtoffers kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook dienen als bewijs voor het onder 3 primair ten laste gelegde plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 3] . Door het onverhoedse karakter van de onder 3 primair gepleegde ontuchtige handelingen is de rechtbank van oordeel dat verdachte die [slachtoffer 3] tevens heeft gedwongen die ontuchtige handelingen te dulden.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank het onder 3 primair ten laste gelegde - ook ten aanzien van de handelingen die in de glijbaan hebben plaatsgevonden - dan ook wettig en overtuigend bewezen.
[slachtoffer 4] (het onder 4 ten laste gelegde)
Ook voor [slachtoffer 4] geldt dat zij bij verdachte thuis kwam omdat zij bevriend was met zijn dochter. Zowel [slachtoffer 4] als [slachtoffer 1] verklaren beiden in het bijzonder dat de ontuchtige handelingen (ook) bij verdachte thuis en op de bank hebben plaatsgevonden nádat verdachte zijn dochter heeft weggestuurd. Ten aanzien van de gedragingen die verdachte zou hebben gepleegd, verklaren zowel [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] als [slachtoffer 1] dat hij in hun borsten heeft geknepen of deze heeft betast. [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] verklaren daarnaast allebei dat verdachte ook hun vagina heeft betast. De rechtbank is van oordeel dat de geconstateerde overeenkomsten tussen de verklaringen van voornoemde slachtoffers over de verdachte de hiervoor geschetste context en modus operandi van de verdachte bevestigen. De bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de gepleegde ontuchtige handelingen van de andere slachtoffers kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook dienen als bewijs voor het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 4] . Door het onverhoedse karakter van de gepleegde ontuchtige handelingen is de rechtbank van oordeel dat verdachte die [slachtoffer 4] tevens heeft gedwongen die ontuchtige handeling te dulden, zodat het onder 4 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
[slachtoffer 1] (het onder 1 ten laste gelegde)
Ook [slachtoffer 1] was een vriendin van de dochter van verdachte en kwam daarom bij hem thuis. Ook in het geval van [slachtoffer 1] zouden de ontuchtige handelingen zijn gepleegd op momenten dat verdachte zijn dochter had weggestuurd. Ten aanzien van het handelen door verdachte overweegt de rechtbank dat verdachte zowel [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] als [slachtoffer 4] kusjes heeft gegeven dan wel hen heeft gezoend. Ook in de verklaring van [slachtoffer 5] ziet de rechtbank het geven van kusjes terugkomen, in die zin dat verdachte achter [slachtoffer 5] heeft aangelopen en heeft gezegd: “Kusje, kusje”. Ook zou verdachte zowel [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] als [slachtoffer 4] in hun borsten hebben geknepen dan wel betast. De rechtbank is van oordeel dat de geconstateerde overeenkomsten tussen de verklaringen van voornoemde slachtoffers over de verdachte de hiervoor geschetste context en modus operandi van de verdachte bevestigen.
Ten aanzien van de verdergaande handelingen bestaande onder meer uit het seksueel binnendringen waarover [slachtoffer 1] verklaard, is de rechtbank van oordeel dat deze niet zodanig kenmerkend zijn en in zoverre afwijken van de hiervoor besproken handelingen dat de verklaringen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] of [slachtoffer 5] niet als steunbewijs kunnen dienen voor het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Te dien aanzien kan naar het oordeel van de rechtbank immers niet worden gesproken van een herkenbaar en gelijksoortig patroon in het handelen van verdachte. Aan de vereisten voor toepassing van schakelbewijs is reeds om die reden niet voldaan.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Verdachte zal derhalve in zoverre worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de gepleegde ontuchtige handelingen van de andere slachtoffers kunnen naar het oordeel van de rechtbank wel dienen als bewijs voor het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] . Op grond van de redengevende inhoud van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij voor zover onder 1 meer subsidiair is ten laste gelegd dat verdachte zijn ontblote penis tegen de vagina en/of tussen de schaamlippen van [slachtoffer 1] heef gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank zijn voornoemde handelingen en de omstandigheden waaronder deze zouden hebben plaatsgevonden niet zodanig kenmerkend en wijken deze in zoverre af van de hiervoor besproken handelingen dat de verklaringen van de andere slachtoffers ten aanzien van dit bestanddeel niet als steunbewijs kunnen dienen.
De rechtbank wil benadrukken dat het niet zo is dat de rechtbank [slachtoffer 1] niet gelooft, maar dat er onvoldoende bewijsmiddelen in het dossier aanwezig zijn voor de ten opzichte van [slachtoffer 1] ten laste gelegde handelingen die zien op seksueel binnendringen.
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ( [slachtoffer 1] ), 2 primair ( [slachtoffer 2] ) en 3 primair ( [slachtoffer 3] ) ten laste gelegde
Strafverzwarende omstandigheid
Aan verdachte is onder 1 meer subsidiair, 2 primair en 3 primair als strafverzwarende omstandigheid ten laste gelegd dat hij die ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige. Voor het aannemen van deze strafverzwarende omstandigheid is voldoende dat sprake is van een omstandigheid waarin geen directe bescherming door de (groot)ouder(s) geboden kan worden en er sprake is van een hoedanigheid ten opzichte van de betrokken minderjarige die telkens een min of meer grote mate van afhankelijkheid van de dader met zich meebrengt, en dat de dader daaraan een zeker overwicht tegenover die minderjarige kan ontlenen. De strekking van deze bepaling is dan ook bescherming te verlenen aan minderjarigen die als gevolg van die afhankelijkheid en dat overwicht minder weerstand aan de dader kunnen bieden dan anderen.
De rechtbank gaat ervan uit dat onder degene aan wiens zorg en/of waakzaamheid de minderjarige is toevertrouwd in de zin van artikel 248, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (oud), ook diegene valt aan wie de feitelijke zorgplicht tijdelijk of gedeeltelijk is overgedragen. De rechtbank overweegt voorts dat het antwoord op de vraag of die situatie zich voordoet, afhankelijk is van alle omstandigheden van het geval, zoals het overwicht dat tussen de verdachte en de minderjarige bestaat, de plaats waar de ten laste gelegde gedragingen plaatsvonden en de leeftijd van de verdachte en de minderjarige alsmede de duur van de betrekking tussen beiden.
De rechtbank is van oordeel uit de inhoud van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen voldoende blijkt dat [slachtoffer 1] tijdens het verblijf in de woning van verdachte afhankelijk is geweest van verdachte, in ieder geval in een zodanige mate dat verdachte hierdoor overwicht had op [slachtoffer 1] en zij hierdoor minder weerstand kon bieden. [slachtoffer 1] is immers meermalen bij verdachte thuis geweest en heeft ook regelmatig in de woning van verdachte gelogeerd. In de ten laste gelegde periode werd [slachtoffer 1] door haar opa naar de woning van verdachte gebracht en werd zij nadien ook weer opgehaald. Verdachte was als volwassene op die momenten verantwoordelijk voor de minderjarige [slachtoffer 1] . Gelet op voornoemde omstandigheden en context staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte in de ten laste gelegde periode de feitelijke zorgplicht over [slachtoffer 1] gedeeltelijk op zich heeft genomen en dat zij daarmee dus aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd.
Uit de inhoud van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen blijkt voorts dat de minderjarige [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op de ten laste gelegde dag aan verdachte waren toevertrouwd om mee te gaan zwemmen in een zwembad te Duitsland, alwaar de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden.
Verdachte is immers samen met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] naar het zwembad in Duitsland toegereden en was als volwassene en organisator van het zwemfeestje mede verantwoordelijk voor de begeleiding en zorg van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Gelet op deze omstandigheden en context staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte op de ten laste gelegde dag de feitelijke zorgplicht over [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gedeeltelijk op zich heeft genomen en dat zij daarmee dus ook aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte waren toevertrouwd.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1 meer subsidiair, het onder 2 primair, het onder 3 primair, het onder 4 primair en het onder 5 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. ​
hij in de periode van [geboortedatum] 2022 tot en met 1 juni 2023 te [adres] , met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd door
  • op/in de mond van die [slachtoffer 1] te (tong)zoenen, en
  • in de borsten van die [slachtoffer 1] te knijpen en de borsten en het lichaam van die [slachtoffer 1] te betasten;
hij op 29 juni 2024 te [adres] , door een feitelijkheid de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
  • het betasten en vastpakken van de heup van die [slachtoffer 2] , en
  • het zoenen op de mond van die [slachtoffer 2] , en
  • het trekken van het lichaam (de heupen en/of rug en/of billen) van die [slachtoffer 2] tegen de bedekte penis van verdachte en bestaande die feitelijkheid (telkens) uit
  • het onverhoeds en van achteren betasten en vastpakken van de heup en buik van die
[slachtoffer 2] en het onverhoeds zoenen van die [slachtoffer 2] , terwijl die [slachtoffer 2] op de trap van de glijbaan stond en/of (vervolgens) van de glijbaan ging en met de rug naar verdachte gekeerd was, en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een zodanig overweldigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handelingen met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken;
hij op 29 juni 2024 te [adres] , door een feitelijkheid de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
  • het slaan tegen de billen van die [slachtoffer 3] , en
  • het betasten van de borsten van die [slachtoffer 3] , en
  • het betasten van de buik van die [slachtoffer 3] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid (telkens) uit
  • het onverhoeds en van achteren betasten van en/of knijpen in de borsten van die
[slachtoffer 3] en het onverhoeds tegen de billen slaan van die [slachtoffer 3] , terwijl die
[slachtoffer 3] van de glijbaan ging en met de rug naar verdachte gekeerd was, en/of (aldus) voor die [slachtoffer 3] een zodanig overweldigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handelingen met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken;
hij in de periode van 1 maart 2024 tot en met 9 mei 2024 te [adres] , door een feitelijkheid [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
- het betasten van de borsten en billen van die [slachtoffer 4] , en
  • het kussen van de schouders en nek en hals van die [slachtoffer 4] , en
  • het betasten van de vagina van die [slachtoffer 4] en bestaande die feitelijkheid (telkens) uit
  • het onverhoeds en/of van achteren betasten van en/of knijpen in de borsten en/of billen van die [slachtoffer 4] en/of het onverhoeds zoenen/kussen in de hals en/of nek van die [slachtoffer 4] , terwijl die [slachtoffer 4] was uitgegleden en op de grond lag en/of (aldus) voor die
[slachtoffer 4] een zodanig overweldigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handelingen met verdachte kon onttrekken;
hij in de periode van 17 november 2023 tot en met 5 december 2023 te
[adres] , door een feitelijkheid [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
  • het betasten van en slaan tegen de billen van die [slachtoffer 5] , en
  • het betasten van de vagina van die [slachtoffer 5] , en
  • het duwen van verdachtes bedekte penis tegen het lichaam, van die [slachtoffer 5] , en bestaande die feitelijkheid (telkens) uit
  • het onverhoeds betasten van en/of slaan tegen de billen van die [slachtoffer 5] en/of het onverhoeds betasten van de vagina van die [slachtoffer 5] en/of het duwen van verdachtes bedekte penis tegen het lichaam, van die [slachtoffer 5] , terwijl verdachte die [slachtoffer 5] een knuffel gaf, en/of (aldus) voor die [slachtoffer 5] een zodanig overweldigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handelingen met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
meer subsidiairmet iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt
ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
2.
primairfeitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
3.
primairfeitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl de schuldige het feit
begaat tegen een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
4.
primairfeitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
5.
primairfeitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, het onder 2 primair, het onder 3 primair, het onder 4 primair en het onder 5 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren, waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren. De officier van justitie heeft gevorderd aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering geadviseerd. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd, inhoudende contactverboden met de in de tenlastelegging genoemde personen en een locatieverbod voor [adres] , of in ieder geval de straat van aangeefster [slachtoffer 5] . De officier van justitie heeft tot slot gevorderd dat de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien en voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, gepleit bij de strafoplegging rekening te houden met de door de Pro Justitia-rapporteurs bij verdachte vastgestelde stoornissen. Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt is het naar het oordeel van de raadsvrouw aannemelijk dat voornoemde stoornissen hebben doorgewerkt en het handelen van verdachte hebben beïnvloed. Het ten laste gelegde moet daarom naar het oordeel van de raadsvrouw in verminderde mate aan verdachte worden toegerekend. De raadsvrouw heeft gepleit aan verdachte geen gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel de duur van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht overstijgt. De raadsvrouw heeft voorts gepleit aan verdachte geen maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen en de door de aangeefsters verzochte contactverboden als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Tot slot heeft de raadsvrouw gepleit aan verdachte geen locatieverboden op te leggen nu enerzijds niet is gebleken dat dit noodzakelijk is en een locatieverbod voor (een deel van) [adres] anderzijds een te grote inbreuk zal zijn op de persoonlijke levenssfeer van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de omtrent verdachte opgemaakte
Pro Justitia-rapportages, het reclasseringsadvies van 5 maart 2025, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in de periode van 23 december 2022 tot en met 29 juni 2024 meermalen schuldig gemaakt aan ernstige seksuele misdrijven ten aanzien van vijf minderjarige meisjes. Vier van deze minderjarige slachtoffers heeft verdachte meerdere keren aangerand door hen plotseling te betasten op verschillende plekken op hun lichaam. Twee van deze meisjes waren op dat moment aan zijn zorg toevertrouwd. Ten aanzien van het vijfde minderjarige slachtoffer heeft verdachte meermalen ontuchtige handelingen gepleegd. Ook haar heeft verdachte betast op haar lichaam, terwijl hij op die momenten de zorg droeg over haar omdat zij bij hem logeerde. De seksuele handelingen jegens de minderjarige meisjes bestonden uit - het al dan niet onverhoeds - betasten van de borsten, billen en vagina van de meisjes en het (tong)zoenen op de mond en kussen van de schouders, nek en hals van de/het slachtoffer(s).
Door zo te handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene op de minderjarige slachtoffers had. Vier van hen kwamen bij hem thuis omdat zij bevriend waren met de minderjarige dochter van verdachte. In die setting heeft hij hen afgezonderd en slachtoffer gemaakt van zijn seksuele lusten. In een setting waarin zij, maar ook hun ouders, erop mochten vertrouwen dat hij als volwassene voor hun veiligheid zorg zou dragen. Vertrouwen dat verdachte op schandelijke wijze heeft beschaamd. Hij is immers juist de oorzaak van het aan de meisjes toegebrachte leed. Verdachte heeft op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van de nog jonge slachtoffers geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat zulk handelen vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer en diens normale en gezonde seksuele ontwikkeling. Dat het handelen van verdachte veel impact heeft gehad blijkt ook uit de onderbouwing bij de vorderingen benadeelde partij en de namens drie van hen ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaringen.
De rechtbank rekent verdachte dit alles aan, te meer nu verdachte de bewezen verklaarde strafbare feiten is blijven ontkennen, op geen enkele wijze oprechte spijt heeft betuigd of verantwoordelijkheid heeft genomen en geen rekenschap heeft afgelegd over hetgeen hij de slachtoffers heeft aangedaan.
Persoon van verdachte
Uit het psychologisch Pro Justitia-rapport van 18 februari 2025, opgemaakt door drs. J.A.M. Gresnigt, klinisch psycholoog, en het psychiatrisch Pro Justitia-rapport van 25 februari 2025, opgemaakt door B.G. Brusse, psychiater, volgt - zakelijk weergegeven - dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis, zijnde een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, histrionische (theatrale) en afhankelijke kenmerken. Hoewel vanuit de collaterale informatie aanwijzingen zijn voor een seksuele aantrekking tot meiden die de volwassenheid nog niet hebben bereikt (efebofilie), hebben de gedragsdeskundigen op basis van de huidige informatie een parafiele stoornis niet kunnen vaststellen.
Verdachte heeft tegenover de deskundigen stellig ontkend dat hij zich tot jonge meisjes met secundaire geslachtskenmerken aangetrokken voelt. Tot slot is er bij verdachte sprake (geweest) van traumatisering en een (posttraumatische) stressstoornis.
De gedragsdeskundigen concluderen dat van voornoemde stoornissen ook sprake was ten tijde van de bewezen verklaarde feiten. Door de ontkennende houding van verdachte hebben de gedragsdeskundigen echter geen delictscenario kunnen opstellen, geen analyse kunnen maken over de mogelijke doorwerking van de vastgestelde problematiek op de bewezen verklaarde feiten en geen advies kunnen geven over de mate van toerekenen. Als gevolg van de ontkennende houding van verdachte hebben de
gedragsdeskundigen evenmin een betrouwbare risicotaxatie kunnen uitvoeren. In het kader van het recidiverisico merkt de klinisch psycholoog wel op dat verdachte eerder is veroordeeld vanwege een zedendelict, in collaterale informatie van de huisarts is te lezen dat verdachte een seksuele aantrekking voelt naar minderjarige meisjes, er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis en er rondom verdachte relatief weinig beschermende factoren zijn. Gelet op het ontbreken van een
delictscenario en een voldoende onderbouwde risicotaxatie hebben de gedragsdeskundigen geen aanbevelingen kunnen doen voor een eventueel noodzakelijke behandeling.
De reclassering schrijft in haar rapport van 5 maart 2025 dat het wenselijk is dat verdachte zal worden behandeld. Deze behandeling dient zich naar het oordeel van de reclassering te richten op preventie van nieuw delictgedrag en de aanwezige persoonlijkheidsproblematiek en kan plaatsvinden binnen een ambulant kader bij een forensische instelling. Daarnaast adviseert de reclassering dat nader onderzoek zal worden gedaan naar de mogelijke aanwezigheid van een parafiele stoornis. De verdachte heeft zich ter terechtzitting van 27 maart 2025 bereid verklaard mee te werken aan de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering in het rapport van 5 maart 2025 geformuleerd.
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van voornoemde rapportages en het verhandelde ter terechtzitting vast dat verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten weliswaar lijdende was aan psychische stoornissen, maar dat niet is gebleken dat verdachte als gevolg van deze stoornissen de wederrechtelijkheid van zijn handelen niet kon begrijpen of niet in staat is geweest in overeenstemming te handelen met zijn begrip van de wederrechtelijkheid van dat handelen. Uit de eigen verklaringen van verdachte blijkt immers dat verdachte telkens de strekking, de wettelijke en de morele ongeoorloofdheid en de context van zijn gedragingen heeft kunnen begrijpen en in staat was om overeenkomstig dat begrip zijn wil te vormen. In dat verband stelt de rechtbank vast dat verdachte bij het begaan van de bewezenverklaarde feiten telkens een keuze heeft gemaakt ten aanzien van de persoon van het slachtoffer en het moment van handelen. De rechtbank concludeert derhalve dat het bewezenverklaarde volledig aan verdachte moet worden toegerekend.
Ten aanzien van het recidiverisico dient te worden opgemerkt dat de rechtbank komt tot bewezenverklaring van het meermalen plegen van seksuele misdrijven jegens minderjarige meisjes in de leeftijd van 12 tot en met 14 jaar. Verdachte heeft alles ontkend en de slachtoffers weggezet als leugenaars. Hij zet zichzelf neer als een slachtoffer van een heksenjacht die in gang is gezet door zijn ex- vrouw en de ex-partner van zijn vriendin ten tijde van de feiten. Zoals de rechtbank hiervoor uitgebreid heeft gemotiveerd zijn de verklaringen van de meisjes geloofwaardig en de emotionele reactie direct volgend op zijn handelen, die verdachte in meerdere gevallen zelf ook toegeeft, acht de rechtbank oprecht. Deze meisjes hebben niet elk op hun moment een verhaal verzonnen om verdachte vals te beschuldigen. Integendeel, het is verdachte die met zijn ontkenning tegen de klippen op deze meisjes nog meer leed toebrengt. Verdachte ontkent alle beschuldigingen in de onderhavige zaken, hij ontkent seksueel wangedrag waarvoor hij in het verleden is veroordeeld, hij ontkent met zijn huisarts te hebben gesproken over zijn seksuele voorkeur voor jonge meiden, terwijl verslaglegging door diezelfde huisarts daarvan getuigt. Deze ongeloofwaardige ontkenningen en het feit dat verdachte zich herhaaldelijk heeft schuldig gemaakt aan seksuele misdrijven maken dat de rechtbank zich ernstige zorgen maakt over toekomstig gedrag van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat het recidiverisico als hoog moet worden ingeschat wanneer verdachte niet wordt behandeld.
Strafoplegging
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren, passend en geboden is. Aan het voorwaardelijk deel van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd in het rapport van 5 maart 2025, aangevuld met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zal meewerken aan diagnostiek en verdachte op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen met de in de bewezenverklaring genoemde personen.
Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten in combinatie met het feit dat verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen acht de rechtbank een proeftijd van langere duur noodzakelijk. Naar het oordeel van de rechtbank moet er - zoals hiervoor uitgebreid is overwogen - ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit maakt dat de rechtbank de duur van de aan het voorwaardelijk strafdeel te koppelen proeftijd vaststelt op vijf jaren.
Mede gelet op de aan verdachte op te leggen bijzondere voorwaarden en proeftijd voor de duur van vijf jaren, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van de door de officier van justitie gevorderde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht niet noodzakelijk is in het kader van het terugdringen van het recidiverisico. Middels het aan verdachte op te leggen voorwaardelijk strafdeel en de daaraan te koppelen bijzondere voorwaarden kan het recidiverisico naar het oordeel van de rechtbank na ommekomst van de straf afdoende en verantwoord worden ingeperkt.
De rechtbank legt aan verdachte een lagere gevangenisstraf op dan door de officier van justitie gevorderd nu de rechtbank ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde tot een andere bewezenverklaring komt. Gelet op de duur van het resterende deel van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank de opgelegde bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1], tot een bedrag van 20.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2], tot een bedrag van 385,00 ter vergoeding van materiële schade,
5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade en 15.000,00 aan affectieschade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [
[slachtoffer 3], tot een bedrag van 900,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [
[slachtoffer 4], tot een bedrag van 204,90 ter vergoeding van materiële schade en
3.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
5. [
[slachtoffer 5], tot een bedrag van 217,13 ter vergoeding van materiële schade en
3.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gelet op de bepleite vrijspraak primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Onder verwijzing naar de Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven en bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, heeft de raadsvrouw zich voor wat betreft de hoogte van het toe te wijzen bedrag subsidiair op het standpunt gesteld dat deze dient te worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. De rechtbank overweegt hiertoe dat sprake is van een normschending door verdachte die naar haar aard ernstig is te noemen en die zeer ernstige gevolgen heeft gehad voor de (geestelijke) gezondheid van de benadeelde partij en haar levensvreugde, op grond waarvan de rechtbank aanneemt dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond hiervan heeft de benadeelde partij aanspraak op immateriële schadevergoeding.
Bij het bepalen van de hoogte van het te vergoeden bedrag aan immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de tot nu toe bekende gevolgen ervan voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen. De rechtbank heeft voorts aansluiting gezocht bij de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Letsellijst). Gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde ontuchtige handelingen - in het bijzonder het meermalen plegen daarvan én onder de strafverzwarende omstandigheid - is de rechtbank van oordeel dat aansluiting moet worden gezocht bij letselcategorie 2 van de Letsellijst, te weten een zedenmisdrijf zonder seksueel binnendringen en naar de aard (en gevolgen) ernstiger dan categorie 1. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank toekenning van een bedrag van 2.500,00 billijk. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen tot dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2023 en de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet- ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde
partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van 900,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering voor het overige niet ontvankelijk zal worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gelet op de bepleite vrijspraak primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op het ontbreken van enige onderbouwing bij de gevorderde materiële en immateriële schade en de moeder van de benadeelde in het onderhavige geval niet in aanmerking kan komen voor vergoeding van affectieschade. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding dient te worden gematigd conform het bedrag aan immateriële schadevergoeding dat door benadeelde partij [slachtoffer 3] is gevorderd, te weten 900,00.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade, bestaande uit kosten voor traumatherapie en thuisondersteuning, onvoldoende is onderbouwd en zal de benadeelde partij daarom in zoverre niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezen verklaarde strafbare feit immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. De rechtbank overweegt hiertoe dat sprake is van een normschending door verdachte die naar haar aard ernstig is te noemen en die zeer ernstige gevolgen heeft gehad voor de (geestelijke) gezondheid van de benadeelde partij en haar levensvreugde, op grond waarvan de rechtbank aanneemt dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond hiervan heeft de benadeelde partij aanspraak op immateriële schadevergoeding.
Rekening houdend met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de tot nu toe bekende gevolgen ervan voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank toekenning van een bedrag van 900,00 billijk. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen tot dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2024 en de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Affectieschade
Door de moeder van de benadeelde partij is tevens vergoeding van affectieschade gevorderd. Artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering biedt in beginsel niet de ruimte aan ouders om door henzelf geleden schade in het strafproces te vorderen in verband met een tegen hun kind gepleegd delict. Een onrechtmatige daad gepleegd jegens een kind brengt in beginsel immers nog niet mee dat ook onrechtmatig is gehandeld jegens de ouder(s) van het kind. Op grond van artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering in samenhang bezien met artikel 6:107, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kunnen ouders alleen door henzelf geleden schade vorderen als sprake is van verplaatste schade of van immateriële schade, zijnde affectieschade, als hun kind ernstig blijvend letsel heeft opgelopen.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet (voldoende) is onderbouwd dat en in hoeverre sprake is van ernstig en blijvend letsel bij [slachtoffer 2] , waardoor voor toekenning van immateriële schade in de vorm van affectieschade geen plaats is. Voor zover de moeder van de benadeelde partij zich erop heeft willen beroepen dat de verdachte jegens haar (rechtstreeks) onrechtmatig heeft gehandeld door ontucht te plegen met [slachtoffer 2] en dat zij door de aard en ernst van de normschending als ouder psychisch letsel heeft opgelopen, is de rechtbank van oordeel dat deze gestelde schade op grond van artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek niet voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van rechtstreekse schade als bedoeld in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook afwijzen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gelet op de bepleite vrijspraak primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 primair bewezen verklaarde strafbare feit immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. De rechtbank overweegt hiertoe dat sprake is van een normschending door verdachte die naar haar aard ernstig is te noemen en die zeer ernstige gevolgen heeft gehad voor de (geestelijke) gezondheid van de benadeelde partij en haar levensvreugde, op grond waarvan de rechtbank aanneemt dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond hiervan heeft de benadeelde partij aanspraak op immateriële schadevergoeding.
Rekening houdend met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de tot nu toe bekende gevolgen ervan voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank toekenning van een bedrag van 900,00 billijk. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen tot dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2024 en de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel de gevorderde immateriële schade als de gevorderde materiële schade voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gelet op de bepleite vrijspraak primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering, voor zover materiële schade is gevorderd, niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. De raadsvrouw heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding dient te worden gematigd nu de causaliteit tussen het ten laste gelegde en de immateriële schade niet kan worden vastgesteld. Voorts dient naar het oordeel van de raadsvrouw bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade in het onderhavige geval worden aangesloten bij letselcategorie 2 uit de Letsellijst.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat gevorderde materiële schade, bestaande uit kosten voor slaapmedicatie, onvoldoende is onderbouwd en zal de benadeelde partij daarom in zoverre niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezen verklaarde strafbare feit immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. De rechtbank overweegt hiertoe dat sprake is van een normschending door verdachte die naar haar aard ernstig is te noemen en die zeer ernstige gevolgen heeft gehad voor de (geestelijke) gezondheid van de benadeelde partij en haar
levensvreugde, op grond waarvan de rechtbank aanneemt dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond hiervan heeft de benadeelde partij aanspraak op immateriële schadevergoeding.
Bij het bepalen van de hoogte van het te vergoeden bedrag aan immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de tot nu toe bekende gevolgen ervan voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen. De rechtbank heeft voorts aansluiting gezocht bij de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Letsellijst). Gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde ontuchtige handelingen - in het bijzonder het meermalen plegen daarvan - is de rechtbank van oordeel dat aansluiting moet worden gezocht bij letselcategorie 2 van de Letsellijst, te weten een zedenmisdrijf zonder seksueel binnendringen en naar de aard (en gevolgen) ernstiger dan categorie 1. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank toekenning van een bedrag van
2.500,00 billijk. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen tot dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2024 en de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet- ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel de gevorderde immateriële schade als de gevorderde materiële schade voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gelet op de bepleite vrijspraak primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering, voor zover materiële schade is gevorderd, niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu dit deel van de vordering ziet op toekomstige schade en onvoldoende is onderbouwd. De raadsvrouw heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding dient te worden gematigd nu de causaliteit tussen het ten laste gelegde en de immateriële schade niet kan worden vastgesteld. Voorts dient naar het oordeel van de raadsvrouw bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade in het onderhavige geval worden aangesloten bij letselcategorie 2 uit de Letsellijst.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat gevorderde materiële schade, bestaande uit een bedrag aan eigen risico in verband met een aanstaande behandeling bij [instelling] , schade betreft waarvan onvoldoende vaststaat dat deze kosten daadwerkelijk gemaakt zullen worden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in zoverre niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 primair bewezen verklaarde strafbare feit immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. De rechtbank overweegt hiertoe dat sprake is van een normschending door verdachte die naar haar aard ernstig is te noemen en die zeer ernstige gevolgen heeft gehad voor de (geestelijke) gezondheid van de benadeelde partij en haar levensvreugde, op grond waarvan de rechtbank aanneemt dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, zoals
bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond hiervan heeft de benadeelde partij aanspraak op immateriële schadevergoeding.
Bij het bepalen van de hoogte van het te vergoeden bedrag aan immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de tot nu toe bekende gevolgen ervan voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen. De rechtbank heeft voorts aansluiting gezocht bij de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Letsellijst). Gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde ontuchtige handelingen is de rechtbank van oordeel dat aansluiting moet worden gezocht bij letselcategorie 1 van de Letsellijst, te weten een zedenmisdrijf zonder seksueel binnendringen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat - in tegenstelling tot de vorderingen waarbij is aangesloten bij letselcategorie 2 - in het onderhavige geval geen sprake is van het meermalen aanranden van de benadeelde noch is sprake van een strafverzwarende omstandigheid. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank toekenning van een bedrag van 1.000,00 billijk. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2024 en de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 246, 247 en 248 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens
golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair, het onder 2 primair, het onder 3 primair, het onder 4 primair en het onder 5 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
5 ( vijf) jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres: Amerikaweg 3a, 9407 TJ Assen. De veroordeelde
zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat de veroordeelde zal meewerken aan diagnostiek, waarbij gelet op de bewezen verklaarde feiten aandacht zal zijn voor parafilie, en zich onder behandeling zal stellen van [instelling] van [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met de navolgende personen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht:
4. [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;
5. [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;
6. [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;
7. [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ;
8. [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] .
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juni 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.500,00 (zegge: vijfentwintighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juni 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst af de door [slachtoffer 2] gevorderde affectieschade ten bedrage van 15.000,00.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 900,00 (zegge: negenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 18 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan

[slachtoffer 3] te betalen:

  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juni 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat te betalen een bedrag van 900,00 (zegge: negenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 18 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 4] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.500,00 (zegge: vijfentwintighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 december 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 5] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.000,00 (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. S.T. Kooistra, rechters, bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 april 2025.
Mr. S.T. Kooistra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
1. ​
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 december 2022 tot en met 01 juni 2023 te [adres] , althans in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2009) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
  • het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] , en/of
  • het (tong)zoenen op/in de mond van die [slachtoffer 1] , en/of
  • het betasten van en/of knijpen in de borsten van die [slachtoffer 1] , bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte meerdere malen, althans eenmaal, (telkens)
  • die [slachtoffer 1] bij/aan het lichaam en/of gezicht heeft vastgepakt en/of vastgepakt heeft gehouden en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] op het bed en/of de bank heeft gelegd en/of gegooid en/of geduwd, en/of
  • die [slachtoffer 1] onverhoeds op/in de mond heeft ge(tong)zoend, en/of
  • is voorbijgaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet en/of weerstand van die [slachtoffer 1] , bestaande uit het zeggen dat ze niet wilde en/of dat verdachte moest stoppen en/of het op elkaar houden van haar lippen en/of het wegduwen van verdachte, en/of
  • met zijn hand de mond van die [slachtoffer 1] heeft bedekt (zodat zij niet om hulp kon roepen), en/of
  • de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en/of naar beneden heeft gedaan/getrokken, en/of
  • op die [slachtoffer 1] is gaan liggen, en/of
  • ( aldus) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer 1] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 december 2022 tot en met 01 juni 2023 te [adres] , althans in Nederland, met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2009, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
  • het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] , en/of
  • het (tong)zoenen op/in de mond van die [slachtoffer 1] , en/of
  • het betasten van en/of knijpen in de borsten van die [slachtoffer 1] ;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 december 2022 tot en met 01 juni 2023 te [adres] , althans in Nederland, met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2009,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd door
  • zijn (ontblote) penis nabij/tegen de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] te brengen/houden, en/of
  • op/in de mond van die [slachtoffer 1] te (tong)zoenen, en/of
  • in de borsten van die [slachtoffer 1] te knijpen en/of de borsten en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te betasten;
hij op of omstreeks 29 juni 2024 te [adres] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
  • het betasten en/of vastpakken van de buik en/of heup van die [slachtoffer 2] , en/of
  • het zoenen op de mond van die [slachtoffer 2] , en/of
  • het trekken/duwen van het lichaam (de heupen en/of rug en/of billen) van die [slachtoffer 2] naar/tegen de (bedekte) penis van verdachte en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid (telkens) uit
  • het onverhoeds en/of van achteren betasten en/of vastpakken van de heup en/of buik van die [slachtoffer 2] en/of het onverhoeds zoenen van die [slachtoffer 2] , terwijl die [slachtoffer 2] op de trap van de glijbaan stond en/of (vervolgens) van de glijbaan ging en met de rug naar verdachte gekeerd was, en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een zodanig bedreigende en/of overweldigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handeling(en) met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juni 2024 te [adres] , met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd door
  • de heup en/of buik van die [slachtoffer 2] te betasten en/of vast te pakken, en/of
  • die [slachtoffer 2] op de mond te zoenen, en/of
  • het lichaam (de heupen en/of billen en/of rug) van die [slachtoffer 2] naar/tegen verdachtes (bedekte) penis te trekken/duwen;
hij op of omstreeks 29 juni 2024 te [adres] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
  • het slaan tegen de billen van die [slachtoffer 3] , en/of
  • het betasten van en/of knijpen in de borsten van die [slachtoffer 3] , en/of
  • het vastpakken en/of betasten van de buik van die [slachtoffer 3] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid (telkens) uit
  • het onverhoeds en/of van achteren betasten van en/of knijpen in de borsten van die
[slachtoffer 3] en/of het onverhoeds tegen de billen slaan van die [slachtoffer 3] , terwijl die [slachtoffer 3] van de glijbaan ging en met de rug naar verdachte gekeerd was, en/of (aldus) voor die [slachtoffer 3] een zodanig bedreigende en/of overweldigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handeling(en) met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juni 2024 te [adres] , met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd door
  • tegen de billen van die [slachtoffer 3] te slaan, en/of
  • de borsten van die [slachtoffer 3] te betasten en/of in de borsten van die [slachtoffer 3] te knijpen, en/of
  • de buik van die [slachtoffer 3] vast te pakken en/of te betasten;
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2024 tot en met 9 mei 2024 te
[adres] , althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
  • het betasten van en/of knijpen in de borsten en/of billen van die [slachtoffer 4] , en/of
  • het zoenen/kussen in de schouders en/of nek en/of hals van die [slachtoffer 4] , en/of
  • het betasten en/of aanraken van de vagina van die [slachtoffer 4] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid (telkens) uit
  • het onverhoeds en/of van achteren betasten van en/of knijpen in de borsten en/of billen van die [slachtoffer 4] en/of het onverhoeds zoenen/kussen in de hals en/of nek van die [slachtoffer 4] , terwijl die [slachtoffer 4] was uitgegleden en/of op de grond lag en/of (aldus) voor die
[slachtoffer 4] een zodanig bedreigende en/of overweldigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handeling(en) met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2024 tot en met 9 mei 2024 te
[adres] , althans in Nederland, met [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum] 2011, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd door
  • de borsten en/of billen van die [slachtoffer 4] te betasten en/of in de borsten en/of billen van die [slachtoffer 4] te knijpen, en/of
  • die [slachtoffer 4] in de schouders en/of nek en/of hals te zoenen/kussen, en/of
- de vagina van die [slachtoffer 4] te betasten en/of aan te raken;
hij in of omstreeks de periode van 17 november 2023 tot en met 5 december 2023 te
[adres] , althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
  • het betasten van en/of knijpen in en/of slaan tegen de billen van die [slachtoffer 5] , en/of
  • het betasten en/of aanraken van de vagina van die [slachtoffer 5] , en/of
  • het duwen en/of wrijven van verdachtes (bedekte) penis tegen de vagina, althans het lichaam, van die [slachtoffer 5] , en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid (telkens) uit
  • het onverhoeds betasten van en/of knijpen in en/of slaan tegen de billen van die
[slachtoffer 5] en/of het onverhoeds betasten en/of aanraken van de vagina van die [slachtoffer 5] en/of het duwen en/of wrijven van verdachtes (bedekte) penis tegen de vagina, althans het lichaam, van die [slachtoffer 5] , terwijl verdachte die [slachtoffer 5] een knuffel gaf, en/of (aldus) voor die [slachtoffer 5] een zodanig bedreigende en/of overweldigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handeling(en) met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 17 november 2023 tot en met 5 december 2023 te
[adres] , althans in Nederland, met [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum] 2011, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd door
  • de billen van die [slachtoffer 5] te betasten en/of te knijpen in en/of slaan tegen de billen van die [slachtoffer 5] , en/of
  • de vagina van die [slachtoffer 5] te betasten en/of aan te raken, en/of
  • verdachtes (bedekte) penis tegen de vagina, althans het lichaam, van die [slachtoffer 5] te duwen en/of wrijven.

Bijlage II

1. De door verdachte ter zitting van 27 maart 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
[slachtoffer 1] is een vriendinnetje van mijn dochter. Zij is vaker bij ons thuis geweest en is wel eens bij ons blijven logeren. Bij mij thuis heb ik wel eens alleen met [slachtoffer 1] op de bank gezeten.
Bijvoorbeeld die keer dat ik mijn dochter op een boodschap had gestuurd. Ik heb wel eens met [slachtoffer 1] gestoeid en haar gekieteld.
Op 29 juni 2024 zijn wij voor mijn dochter haar verjaardag naar een zwembad te [adres] gegaan. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] waren ook mee. De eerste keer ben ik samen met [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 2] van de glijbaan gegaan. Voordat wij de trap naar de glijbaan beklommen heb ik een arm om [slachtoffer 2] heengeslagen. In de glijbaan zaten wij zittend in een treintje achter elkaar. [slachtoffer 3] zat vooraan, [slachtoffer 2] zat in het midden en ik zat achteraan. [slachtoffer 2] zat op dat moment tussen mijn benen in. De tweede keer ben ik alleen met [slachtoffer 2] van de glijbaan gegaan. [slachtoffer 2] zat de tweede keer opnieuw voor mij in de glijbaan. Nadat wij de glijbaan uitkwamen ben ik naar het toilet gegaan. Toen ik terug kwam van het toilet zag ik dat [slachtoffer 2] huilde. [getuige] hield mij voor dat [slachtoffer 2] vertelde dat ik aan haar had gezeten. Ik heb wel eens met elk van de vriendinnen van mijn dochter gestoeid. Wanneer ik met mijn dochter aan het stoeien ben sluit ik hen niet buiten. Mijn dochter en [slachtoffer 4] kenden elkaar. Ik, mijn dochter en [slachtoffer 4] hebben een keer gebarbecued bij mij thuis. [slachtoffer 5] heb ik één of twee keer gesproken. Wij deden in 2023 beide mee aan de Sinterklaasintocht te [adres] . [getuige] kwam die dag naar mij toe en vertelde mij dat ik op de kont van [slachtoffer 5] had geslagen. Er is toen een gesprek geweest tussen [getuige] , [slachtoffer 5] en mij. Het moest uitgesproken worden. [slachtoffer 5] huilde op dat moment en vertelde dat ik haar op haar kont geslagen had.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juli 2024,
opgenomen op pagina 12 e.v. (zaaksdossier 3) van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024182898 (onderzoek Gambia) d.d. 11 oktober 2024, inhoudend als verklaring van [naam] :
In een gesprek op school is mij verteld dat [slachtoffer 1] bij die mensen in [adres] betast is. Dat vertelde [slachtoffer 1] zelf ook. Thuis heb ik [slachtoffer 1] gevraagd: “ [slachtoffer 1] , wat is er gebeurd?”. Zij vertelde mij dat zij bij een vriendinnetje in [adres] was. Daar is ze vaker geweest. De laatste keren stuurde hij zijn dochter naar haar kamer om te leren. [slachtoffer 1] bleef dan bij hem in de woonkamer. Hij begon haar te betasten. Zij heeft mij nooit wat verteld, maar ineens wilde zij niet meer heen. Ik denk dat [slachtoffer 1] door [verdachte] is misbruikt nadat mijn vrouw in april 2023 is overleden. Daarna bracht ik [slachtoffer 1] heen en haalde ik haar weer op. Ik bleef daar niet. Hij is begonnen met het zitten aan de borsten en kussen. Later ging hij bij haar in de broek. Eerst begon het met betasten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor,
opgenomen op pagina 33 e.v. (zaaksdossier 3) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
V: Waar kom je over praten?
A: Over de vader van één van mijn goede vriendinnen. V: Over [verdachte] ?
A: Ja
A: Zeg maar dat die dingen bij mij heeft gedaan wat ik eigenlijk niet wou. Zoals mij zoenen en aan borsten zitten.
A: Hij deed het als zijn dochter niet thuis was. Want hij stuurde zijn dochter altijd weg om dingen te kunnen doen met mij.
V: Nou, jij zegt [verdachte] die heeft jou gezoend. A: Ja.
V: Is dat één keer of vaker gebeurt?
A: Volgens mij is het hem één keer gelukt. Maar hij heeft het vaker geprobeerd. V: Jou bij je borsten aanraken. Heeft die dat één keer gedaan of vaker?
A: Volgens mij heeft hij dat vaker gedaan.
V: Als we het hebben over zoenen. Wat voor zoen is dat dan?
A: Gewoon echt proberen met tong zeg maar, maar dat lukte hem nooit. V: Dat lukte nooit. Vertel me daar eens alles over wat je er nog van weet?
A: Hij probeerde het zo vaak bij mij, op een gegeven moment dat het hem één keer is gelukt, en daarna is het niet meer gelukt omdat ik het de hele tijd probeerde tegen te houden.
A: Het was niet zoals normaal dat je doet met je eigen kinderen zeg maar dat je kusjes geeft, maar dan echt gewoon proberen van tong en tong, wat hem nooit lukte.
V: Ja. En als [verdachte] jou probeerde te zoenen, waar was je dan?
A: Bij hem thuis in zijn woonkamer. Op zijn bank. Hij heeft een hele grote bank. V: En die vriendin van jou, hoe heet die?
A: [naam] (fon).
V: Waar was [naam] dan?
A: Hij stuurde haar weg.
V: En jij zegt; hij heeft me ook bij m'n borsten aangeraakt. A: Ja.
V: Vertel daar eens alles over dan?
A: Dat deed die zeg maar ook als die me probeerde te zoenen. Soms lukte dat zoenen niet, en dan deed die dat.
V: En wat deed die dan precies?
A: Gewoon me echt gewoon... je weet toch wel, me echt in de borst knijpen zeg maar alsof het een soort stressballen zijn.
A: Het is allemaal voor mijn doop nog gebeurd. V: Hoe oud was jij toen je gedoopt werd?
A: 13.
A: Ik weet precies mijn doop datum volgens mij ook. [datum] 2023. V: Dus het is voor [datum] 2023 gebeurd?
A: Ja.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 23 juli
2024, opgenomen op pagina 15 e.v. (zaaksdossier 1) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
V: Wil je ons vertellen wat er in het zwembad in Duitsland is gebeurd?
A: Ik was op verjaardag bij een vriendin. Ik was in het zwembad met [verdachte] , de vader van [naam] , [getuige] , en [slachtoffer 3] . Uiteindelijk ging [naam] naar de wc. De vader van [naam] wilde met [slachtoffer 3] en mij van de glijbaan. [slachtoffer 3] bleef in het zwembad. Ik ging met die vader de trap op. Hij had op de trap zijn arm al om mijn middel gedaan. Ik vond het oncomfortabel. Ik zei: “Doe maar niet” en duwde zijn hand weg. Hij hield mij vast. Dit was nog steeds op de trap. Op een gegeven moment zei hij tegen mij: “Kijk mij eens aan”. Ik keek hem aan en toen zoende hij mij vol op mijn mond. Ik was geschrokken. Het was makkelijker om gewoon door te lopen en die glijbaan af te gaan en terug te lopen. We gingen van de glijbaan. Ik zat voor hem en hij zat achter mij. Hij hield me om mijn middel vast. Toen we die glijbaan af gingen pakte hij mij bij mijn heupen vast. Hij drukte mij tegen zijn privé plek aan. Ik voelde het tegen me aan. Ik wilde dat het voorbij was. Ik vertelde [slachtoffer 3] wat er was gebeurd. [slachtoffer 3] zei dat hij ook wel eens aan haar borsten had gezeten en in haar kont had geknepen.
V: Hij pakte jou bij je middel vast vertelde je. Hoe hield hij jou precies vast?
A: [verdachte] deed zijn armen om mijn middel. Hij klemde zijn benen om mijn heupen en later hield hij mij vast met zijn handen op mijn heupen. Hij duwde mij tegen zich aan.
V: Wat voelde je toen?
A: Toen hij mij tegen zijn privé gedeelte aan hield dacht ik what the fuck. Ik voelde het bij mijn rug en kont.
V: Wat bedoel je met zijn privé gedeelte? A: Zijn piemel.
V: Je wilde net nog wat vertellen over het zwembad? Wat wilde je vertellen?
A: Diezelfde dag was er een half uurtje dat we met zijn allen aan het zwemmen waren. Hij sloeg [slachtoffer 3] op haar kont.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 juli 2024,
opgenomen op pagina 17 e.v. (zaaksdossier 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
V: Vertel ons eens alles wat je weet over wat [slachtoffer 3] is overkomen.
A: We hebben na het feestje een belletje gehad van [slachtoffer 3] . [naam] vertelde aan de telefoon dat [slachtoffer 3] op het feestje was en dat de vader van [naam] aan haar had gezeten. Bij haar billen, aan haar buik en haar borsten. Dat was gebeurt bij de glijbaan in het zwembad. In de avond heeft [slachtoffer 3] nog wel verteld dat ze bij de buik en bij de borsten is aangeraakt. [slachtoffer 3] zei dat ze daar was vastgegrepen. Ze deed het voor als kriebelen op de buik en daarna twee handen vol knijpen in de beide borsten. Ik heb haar zondag horen bellen. Ik hoorde haar zeggen dat [slachtoffer 3] het had over dat ze vol op de mond gezoend was. Achteraf bleek dit te gaan over [slachtoffer 2] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 19 juli
2024, opgenomen op pagina 28 e.v. (zaaksdossier 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
V: Je komt hier vertellen over [verdachte] en wat er is gebeurd.
A: We gingen zwemmen. We waren met zn drietjes. Af en toe kwam [verdachte] ook met zijn vriendin. Die sloeg mij toen tegen mijn billen. Dat had hij eerder ook al gedaan. [naam] moest toen een tweede boodschap doen (dat is poepen). Toen vroeg [verdachte] of we met zn allen van de glijbaan zouden gaan. Dat hebben we ook gedaan. Boven vroeg [verdachte] : "Wie gaat voor?”. Ik zei toen dat ik wel ging. We gingen in een treintje. Ik gleed vooruit en pakte het been van [slachtoffer 2] . [verdachte] pakte mij toen
eerst bij mijn borsten en toen bij mijn buik. Beneden liet hij mij los. Ik ben daarna op een stoeltje gaan zitten. [verdachte] en [slachtoffer 2] gingen weer van de glijbaan. Toen ik naar boven keek zag ik dat [verdachte] [slachtoffer 2] naar zich toe trok. Hij pakte haar bij haar heupen. Toen ze beneden waren zag ik gelijk aan [slachtoffer 2] dat er wat was. [slachtoffer 2] riep steeds: “ [slachtoffer 3] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 3] . Toen zei ze: “ [verdachte] heeft me stiekem gekust, trok me naar zich toe, pakte mij bij mn heupen en zei: “Wil je nog een keer stiekem kussen?. Toen zijn wij [naam] gaan zoeken en hebben wij het haar verteld.
V: Jullie willen in een treintje naar beneden. Wie zit er vooraan? A: Ik.
V: En dan?
A: Daarna [slachtoffer 2] en dan [verdachte] . V: Hoe kan hij jou dan bij de borsten pakken?
A: Waarschijnlijk had hij eerst [slachtoffer 2] vast maar waarschijnlijk toen hij zag dat ik weggleed pakte hij mij bij mijn borsten en mijn buik.
V: Wat voel je dan?
A: Hij kneep in mijn borsten en ging toen met zijn handen naar mijn buik. V: Hoe zitten jullie precies als jullie in een treintje naar beneden gaan?
A: Ik heb ze recht en de benen van [slachtoffer 2] gaan om mij heen en ik heb dan de benen van [slachtoffer 2] vast en [verdachte] zit op dezelfde manier achter [slachtoffer 2] .
V: Dan zijn jullie beneden en jij blijft hier. [slachtoffer 2] en [verdachte] gaan nog een keer naar boven. Je vertelde dat je zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] bij de heupen pakte. Hoe deed hij dit precies?
A: Ik zag dat hij haar naar zich toe trok. Hij trok haar aan haar arm naar zich toe en toen pakte hij haar bij haar heupen. Ik zag dat hij zijn armen om haar heen deed en haar bij haar heupen pakte.
V: Wanneer zie je [slachtoffer 2] dan weer?
A: Volgens mij zag ik haar weer toen ze in de bak met water was waar je in komt als je van de glijbaan komt.
V: Wat zie je dan als [slachtoffer 2] in die bak water is?
A. Dan kijkt ze niet echt blij. V: Hoe weet je dat dan?
A: Dat kan ik aan haar gezicht zien en aan haar ogen. V: Hoe zie je dat dan?
O: [slachtoffer 3] doet het voor en zegt hierbij: "Een beetje een sip gezichtje”.
A: Dan staat ze op en loopt naar mij toe. Ik stond ook op. Ik dacht: Ik ga met haar naar de andere kant van het zwembad waar geen glijbanen zijn. Toen riep ze de hele tijd mijn naam en toen vertelde ze het me, helemaal in tranen.
V: Wat vertelde ze precies? A: Wat ik net heb verteld.
V: Waar had [verdachte] haar gekust? A: Op haar mond.
V: Heb jij ook verteld aan hen wat er op dat moment met jou was gebeurd?
A: Ik heb wel gezegd dat hij aan mijn kont had gezeten en aan mijn borsten en buik.
V: Je zei ook dat hij jou vaker bij je billen heeft gezeten? A: Ja als ik daar kwam spelen.
V: Vertel eens?
A: Dan zit ik op de bank en dan gaat hij stoeien en dan gooit hij mij over zich heen en dan gaat hij mij kietelen.
V: Waar kietelt hij je dan?
A: In de zij.
V: Je zei dat hij je vaker op je billen sloeg? A: Dat deed hij ook als hij me kietelde.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 19
augustus 2024, opgenomen op pagina 77 e.v. (algemeen dossier) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
V: Als [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]) bij jou komen, hè, als jij naar de wc bent geweest. Wat zeggen ze dan precies?
A: Nou ja, ze zochten eerst mij. En daarna zag ik haar huilen, toen ben ik het water uitgerend, naar haar toe om te vragen wat is er aan de hand? En toen zei ze van; “Je vader heeft mij stiekem gezoend en aangeraakt en wilde het nog een keer doen”.
V: In de glijbaan?
A: Ja.
V: Dat is wat [slachtoffer 2] verteld heeft?
A: Mhm. En toen wij in het babybadje zaten hebben wij haar een beetje rustig gemaakt. Toen zei [slachtoffer 3] van; ja, het is ook met mij gebeurt. Want wij stoeiden wel eens met elkaar, en toen zat mn vader aan haar kont.
A: Ik ben er altijd bij geweest. Ik heb ook gezien hoe hun (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] en verdachte) met elkaar stoeide.
()
V: Hoe gaat dat stoeien dan?
A: Kussengevecht, kietelen, dan word je onderuitgehaald. Niet heel hard ofzo hoor, maar zacht. En dan word je over de vloer heen geschoven.
V: En wie stoeit er dan met wie? Hoe is dat met vriendinnetjes die bij jullie thuis komen? A: Daar wordt niet altijd mee gestoeid. Heel soms, maar dat is echt heel af en toe.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juli 2024,
opgenomen op pagina 7 e.v. (zaaksdossier 5) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
V: We willen het hebben over de uitspraak van [slachtoffer 4] dat [verdachte] haar kuste in de nek en dat hij haar intieme delen aanraakte. Wanneer heeft zij jou dit verteld?
A: Op 24 juli 2024. [slachtoffer 4] had contact gehad met [naam] , jongerenwerker. Ik werd op 24 juli 2024 gebeld door [naam] met de vraag of [slachtoffer 4] mij alles had verteld. Ik heb een gesprek gehad met [slachtoffer 4] . Ik vroeg haar of ze nog contact had gehad met [naam] . [slachtoffer 4] liet mij een Whatsapp-bericht lezen tussen haar en [naam] . In dat berichtje las ik: Heb je alles verteld over [verdachte] en de aanranding?.
A: [slachtoffer 4] was bang dat ze niet geloofd zou worden. Ik vroeg haar wat er was gebeurd. Ze vertelde in eerste instantie dat ze door [verdachte] in haar hals en op haar jukbeen was gekust tijdens het ouwehoeren. Ze vertelde ook dat ze het voorval met [verdachte] ook al eerder met haar moeder had besproken. Deze had tegen haar gezegd dat [verdachte] zulke dingen niet zou doen. [slachtoffer 4] werd onderbroken omdat er visite kwam. [naam] en zijn vrouw [getuige] kwamen binnen. [slachtoffer 4] ging met tranen in haar ogen weg. [getuige] zei toen dat ze dat al langer wist en dat ze dacht dat ik er ook van op de hoogte was. Ze heeft een aantal weken geleden aan [getuige] verteld dat [verdachte] aan haar had gezeten. [slachtoffer 4] was boos en emotioneel toen ze het aan [getuige] vertelde. Vrijdag heb ik weer een gesprek gehad met [slachtoffer 4] . Ik vroeg haar wat er precies was gebeurd die avond dat [verdachte] haar gekust had. Ze vertelde dat ze na een barbecue bij hem thuis zijn gaan stoeien met elkaar. Dat [verdachte] haar optilde bij haar billen, hij haar overdwars tilde, met het hoofd links en de benen rechts en dat hij haar toen bij haar borst aanraakte met zijn hand. Ze vertelde ook dat ze later die avond met water in de weer zijn geweest. [slachtoffer 4] vertelde dat ze door het water was uitgegleden en op de rug terecht kwam. [verdachte] was ook uitgegleden en kroop vervolgens naar [slachtoffer 4] toe,
waarna hij haar kuste in haar nek en hals en met zijn andere hand over haar vagina ging. [slachtoffer 4] vertelde dat ze verstijfd op de grond lag en was geschrokken van wat er gebeurde.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 augustus 2024, opgenomen op pagina 16 e.v. (zaaksdossier 5) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
V: [verdachte] , [naam] en ik ging barbecueën. Toen begon het stoeien en de aanranding. V: Wie stoeit met wie?
A: Het was eerst [naam] en [verdachte] die gek aan het doen waren en [naam] zei “Kom [slachtoffer 4] , help mij, help mij."
V: Waar waren jullie aan het stoeien? A: Bij hun in huis in [adres] .
V; Dan doe je mee. Wat doe jij en wat doet [naam] ?
A: Ik zag dat [verdachte] niet tegen kietelen kon en ik prikte hem in de zij. Hij pakte mij toen beet bij mijn benen en ter hoogte van mijn borst. Ik lag over dwars. Daarna zijn wij omgevallen.
V: Hij had zijn hand ter hoogte van je borst. Waar zat die hand dan? A: Hij zat hier half op mijn borst.
V: Ik zie dat je je hand aan de zijkant van je borst hebt en dan je vingers op je borst. A: Ja.
V: En dan?
A: Dat hij me probeerde op te pakken bij mijn kont. V: Hoe doet hij dat?
A: Hij gaat achter me staan en doet zijn handen om mijn kont en probeert mij omhoog te tillen. Hij heeft zijn handen letterlijk op mijn kont.
V: Je zei “We gingen onderuit" wanneer was dit dan? A: Dat was daarna.
V: Dus eerst stoeien, dan tilt hij je op bij de billen en dan?
A: En dan in een lighouding tillen en daarna neerzetten en zijn [verdachte] en ik uitgegleden. V: Jij gleed uit en lag. Hoe lag jij?
A: Op mijn rug, vlak bij de tafel en [verdachte] lag naast mij. [naam] stond naast mij. V: En toen?
A: Toen ging hij op mij liggen en hij gaf mij kusjes in mijn nek en schouders en hierna ging zijn hand op mijn onderste.
V: Hoe is hij dan op jou?
A: Zijn bovenlichaam over mij heen gebogen en zijn buik op die van mij. Zijn benen niet. V: Hoe kan hij dan bij jou komen?
A: Hij lag op zijn schouder en kon bijdraaien. Hij lag naast me en schoof nog een beetje op. V: Dan zeg je dat hij zijn hand bij je onderste neerlegt.
A: Dat noem ik mijn onderste.
V: Hoe zou je dat tegen één van mijn vriendinnen zeggen? A: Ook gewoon onderste.
V: Wat kun je met je onderste? A: Plassen.
V: Dan weten wij wel wat je ermee bedoeld. Waarmee zat hij aan je onderste? A: Met zijn hand.
V: Wat doet hij dan met zijn hand?
A: Zijn duim zat op mijn benen en zijn hand zat er helemaal omheen.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15
augustus 2024, opgenomen op pagina 25 e.v. (zaaksdossier 5) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
A: Ik herinnerde me dat ik de vorige keer iets niet verteld heb. V: Vertel daar eens alles over?
A: Na de barbecue zaten met zn drieën op bank. [naam] moest gaan douchen van [verdachte] . Ik was toen alleen met [verdachte] . Toen trok hij me steeds dichterbij en duwde me om tegen mijn schouder zodat ik met mijn rug op zijn schoot kwam. Ik probeerde omhoog te komen. Toen hield hij mij tegen bij de schouder en legde zijn hand weer daaronder, eroverheen. Op mijn kruis. Toen [naam] terug was zat hij ook nog steeds aan mij.
V: Jij zegt hij deed een hand op je kruis. Wat deed hij met die hand? A: Gewoon stil leggen
V: En je kruis, welke gedeelte van je lichaam is dat?
A. Ik noem het altijd mijn kruis V: En wat doe je met je kruis? A: Plassen
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1
augustus 2024, opgenomen op pagina 29 e.v. (zaaksdossier 5) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
V: Wat heeft [slachtoffer 4] verteld aan jou?
A: [verdachte] heeft [slachtoffer 4] achter in haar nek gekust. Ze had gewoon kleren aan maar hij heeft aan haar vagina, borsten en aan haar billen gezeten. Daarna ging hij haar in haar nek kussen. Dus hij zat eerst aan haar vagina, haar borsten en haar billen en toen wilde ze weg. Ze kwam daar bij te vallen. [verdachte] wilde haar toen vasthouden en tegenhouden. [slachtoffer 4] draaide zo dat ze viel en toen kuste [verdachte] haar achter haar oor in de nek. Volgens mij was dit bij [verdachte] in zijn tuin.
V: Wanneer heeft ze dit jou verteld?
A: Ook 30 juni. Toen ze dus verdrietig bij mij kwam om te vertellen wat er tussen haar en haar moeder was gebeurd, vertelde ze me dit ook. Ik vroeg haar toen ook: "Waarom heb je dit niet eerder verteld?". Ze schaamde zich en voelde zich vies en haar mama had haar niet geloofd, terwijl ze het haar wel direct had verteld.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal uitwerking audiovisuele
opnames d.d. 12 augustus 2024, opgenomen op pagina 56 e.v. (zaaksdossier 2) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en
[verbalisant] :
Wij, verbalisanten, hebben de audiovisuele opnames, welke beschikbaar gesteld werden, bekeken, beluisterd en uitgewerkt. Het betreffen drie audiovisuele bestanden opgenomen door [getuige] met de mobiele telefoon van [getuige] . Dit proces-verbaal van bevindingen bevat de letterlijke weergave van de
opname.
Daar waar [getuige] : staat, betreft een uitspraak van [getuige] .
Daar waar [slachtoffer 4] : staat, betreft een uitspraak van [slachtoffer 4] , dochter van [getuige] .

Opname: 20240730_171410

[slachtoffer 4] : Wat heb jij überhaupt nodig met die [verdachte] en die [naam] en die [naam] ? Wat heb je daar überhaupt mee?
[getuige] : [slachtoffer 4] , stop hiermee.
[slachtoffer 4] : Wat heb je met een vieze pedo en twee kutkinderen nodig? [getuige] : Hoezo, vieze pedo en twee kutkinderen?
[slachtoffer 4] : [verdachte] is een pedo, dat weetje zelf ook wel.
[slachtoffer 4] : Of moet ik even beginnen over de tijd dat hij [slachtoffer 5] (fon.) heeft aangezeten, [naam] (fon.) heeft aangezeten en mij heeft aangezeten?
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 augustus
2024, opgenomen op pagina 5 e.v. (zaaksdossier 7) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 5] :
We hadden een intocht van Sinterklaas. Het was tijdens de intocht van 2023. Volgens mij iets van 17 november. Een donderdag of vrijdag. Toen moesten [verdachte] en ik elkaar schminken. Ik was zenuwachtig en bang dat ik het niet goed zou doen. [verdachte] ging mij toen troosten en knuffelen. Hij ging ook aan mijn kont zitten en aan andere plekken zitten die ik niet wou. Hij heeft ook nog achter mij aan gelopen om mij kusjes te geven. Hij kwam toen achter mij aan en zei constant: “Kusje, kusje." Ik dacht eerst dat het een normale knuffel zou zijn, maar hij doet zijn armen om mij heen en gaat gelijk met zijn hand naar mijn kont. Hij wrijft en slaat met zijn hand over en op mijn kont. Tijdens die knuffel ging hij ook naar andere plekken. Hij ging met zijn hand naar mijn geslachtsdeel. Zijn bovenlichaam en geslachtsdeel raken mijn lichaam. Ik voelde zijn bobbel. Hij ging helemaal tegen mij aan staan en drukte zich plat tegen me aan. Zijn handen waren om mijn middel. Zijn handen gaan naar mijn kont. Toen deed hij zijn arm een beetje naar rechts en toen naar onderen. Via mijn kont gaat hij naar mijn geslachtsdeel. Hij zat via de achterkant, via mijn kont, bij mijn kut. Hij wreef een beetje over mijn kut.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 30
september 2024, opgenomen op pagina 65 e.v. (zaaksdossier 7) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
[slachtoffer 5] heeft eerst aan de jeugd/jongeren verteld wat haar tijdens de Sinterklaasintocht is overkomen. Later is het mij ook verteld. Een van de twee [getuige] s riep mij en vroeg ik met [slachtoffer 5] wilde praten over wat er tijdens de intocht zou zijn gebeurd. Ze vertelde mij dat [verdachte] aan haar had gezeten. [slachtoffer 5] was een beetje teruggetrokken, omdat ze dacht dat niemand haar geloofde. Ze was overstuur. Haar hele houding. Ze moest ook huilen.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 25
september 2024, opgenomen op pagina 60 e.v. (zaaksdossier 7) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
We hadden vorig jaar de Sinterklaasintocht. Ze (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 5]) kwam huilend bij mij en zei: “ [verdachte] heeft mij op mijn bil geslagen”. Op dat moment geloofde ik [slachtoffer 5] absoluut. We hebben op een gegeven moment [slachtoffer 5] en [verdachte] bij elkaar gezet om erover te praten. Tijdens dat gesprek huilde ze.