ECLI:NL:RBNNE:2025:1433

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
C/17/192256 FA RK 23-2353
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een Egyptisch huwelijk en echtscheiding onder Nederlands recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 maart 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die beiden koptisch-orthodox zijn en in Egypte zijn gehuwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk rechtsgeldig tot stand is gekomen volgens het koptisch-orthodoxe recht en dat erkenning in Nederland mogelijk is. De vrouw had verzocht om echtscheiding, waarbij de rechtbank eerder had besloten de behandeling aan te houden in afwachting van een rapport van het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) over de rechtsgeldigheid van het huwelijk. Het IJI concludeerde dat het huwelijk voldeed aan de wettelijke vereisten en dat er geen gronden waren om erkenning te weigeren. De rechtbank heeft vervolgens de echtscheiding uitgesproken, ondanks het ontbreken van een ouderschapsplan, omdat partijen in de veronderstelling verkeerden dat hun huwelijk niet erkend kon worden. De rechtbank heeft de beslissingen over gezag en zorgregeling aangehouden in afwachting van verdere rapportages van het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding (KKE). De kosten van het deskundigenonderzoek komen voor rekening van de staat. De rechtbank heeft een mondelinge behandeling in juni 2025 gepland om verdere beslissingen te nemen over de zorgregeling en kinderalimentatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/192256 / FA RK 23-2353
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 24 maart 2025
inzake
[naam],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. D. van der Wal te Drachten,
tegen
[naam]
volgens de BRP: [naam],
wonend in [woonplaats] (Verenigd Konikrijk),
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft bij beschikking van 10 januari 2025 de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van de bevindingen van de deskundige, het Internationaal Juridisch Instituut (IJI), en het verloop van de trajecten Beschermde Omgang en Coaching na Scheiding (BOCS) en ouderschapsmediation die partijen bij het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding (KKE) volgen.
1.2.
Daarna heeft de rechtbank kennisgenomen van:
- een bericht met een bijlage van de vrouw, ontvangen op 8 januari 2025;
- het rapport van het IJI van 13 februari 2025, ontvangen op 19 februari 2025;
- een bericht van de vrouw, ontvangen op 3 maart 2025;
- een brief van het KKE, ontvangen op 12 maart 2025.
1.3.
Vervolgens heeft de rechtbank bepaald dat een beschikking wordt afgegeven.

2.De beoordeling

Echtscheiding
2.1.
Bij beschikking van 10 januari 2025 heeft de rechtbank overwogen dat zij na beantwoording door het IJI van de vraag of sprake is van een rechtsgeldig tot stand gekomen huwelijk in Egypte dat voor erkenning in Nederland in aanmerking komt, zal beslissen op het voorwaardelijke verzoek tot echtscheiding. De rechtbank zal hierna eerst het wettelijk kader geven en dan uiteenzetten wat door het IJI is gerapporteerd.
Wettelijk kader
2.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van ten minste één van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
2.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
2.4.
Op grond van artikel 815, vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient bij de indiening van het verzoekschrift (onder a.) een afschrift of uittreksel van de huwelijksakte te worden overgelegd. Op grond van het zesde lid van dit artikel kan, indien voornoemd stuk redelijkerwijs niet kan worden overgelegd, worden volstaan met overlegging van andere stukken of kan op andere wijze daarin worden voorzien, een en ander ter beoordeling van de rechter.
2.5.
Op grond van artikel 10:31 BW wordt een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, als zodanig erkend. Een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit. Op grond van artikel 10:31, vierde lid, BW wordt een huwelijk vermoed rechtsgeldig te zijn indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit. Ongeacht artikel 31 van dit Boek wordt op grond van artikel 10:32 BW aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning onthouden, als deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
Rapport IJI
2.6.
Het IJI heeft in zijn rapport geconcludeerd dat tussen partijen in Egypte een rechtsgeldig huwelijk tot stand is gekomen overeenkomstig het koptisch-orthodoxe recht. Het IJI ziet geen gronden om erkenning te onthouden aan dit huwelijk.
2.7.
Het IJI heeft juridisch onderzoek gedaan, aangevuld met ingewonnen inlichtingen door een correspondent in Egypte. Het IJI stelt dat op grond van het algemeen Egyptisch burgerlijk recht een aantal vereisten geldt bij de huwelijksvoltrekking. De bevoegde autoriteit moet de namen, geboortedata en het nationaal nummer van partijen registreren. Het huwelijk moet worden geregistreerd. Voor het overige gelden verschillende rechtsregels voor iedere religieuze bevolkingsgroep. Partijen zijn beiden koptisch-orthodox, zodat de wetsbepalingen van het Koptisch Personeel Statuut (KPS) op het huwelijk van toepassing zijn. Daarin is bepaald dat de aanstaande echtgenoten zich voorafgaand aan het huwelijk moeten verloven (artikel 1-14 KPS). Daarnaast moet de priester voorafgaand aan het huwelijk toestemming van de hoogste religieuze hoogwaardigheidsbekleder krijgen tot voltrekking van het huwelijk (artikel 35 KPS). Nadat de priester toestemming heeft gekregen wordt het huwelijk publiekelijk in de kerk voltrokken door een door het Ministerie van Justitie aangewezen bevoegde priester in overeenstemming met de religieuze rituelen van de koptisch-orthodoxe kerk. Op grond van artikel 33 KPS wordt van het huwelijk een schriftelijk huwelijkscontract opgesteld met daarin onder meer de personalia van de echtgenoten, de bevestiging dat de echtgenoten aanwezig waren bij het huwelijk en dat zij toestemming hebben gegeven voor het huwelijk. Verder worden de gegevens van de getuigen opgenomen. De hoogste religieuze hoogwaardigheidsbekleder van elke kerk houdt een register van huwelijkscontracten bij (artikel 34 KPS). De correspondent in Egypte heeft bevestigd dat de huwelijksakte van partijen een geldig huwelijkscontract betreft. Op grond van artikel 43 KPS dient deze schriftelijke religieuze huwelijksakte als bewijs van het bestaan van het huwelijk en de daaruit voortvloeiende rechten. Op grond van het voorgaande concludeert het IJI dat het huwelijk rechtsgeldig tot stand is gekomen in Egypte en voldoet aan alle wettelijke vereisten. De correspondent stelt nadrukkelijk dat het geen orfi-huwelijk betreft. Een orfi-huwelijk is een gewoontehuwelijk dat zijn grondslag vindt in het islamitische recht, terwijl partijen koptisch-orthodox zijn.
Beoordeling
2.8.
De rechtbank volgt de conclusies van het IJI en is van oordeel dat sprake is van een rechtsgeldig tot stand gekomen huwelijk. Net als het IJI ziet de rechtbank geen grond om te concluderen dat erkenning van het huwelijk kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
2.9.
De vrouw heeft onbetwist gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Zij heeft de rechtbank verzocht om de echtscheiding uit te spreken. Dat de man zichzelf op grond van het geloof nog steeds als gehuwd beschouwt en vindt dat hij niet opnieuw mag huwen, vat de rechtbank niet op als een gemotiveerde betwisting van de duurzame ontwrichting.
2.10.
De rechtbank overweegt dat een verzoek tot echtscheiding een ouderschapsplan moet bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Dit is bepaald in artikel 815, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het ouderschapsplan is in de wet geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding. Indien een ouderschapsplan ontbreekt kan de rechtbank de verzoeker tot echtscheiding niet-ontvankelijk verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv).
2.11.
De vrouw heeft geen ouderschapsplan overgelegd. De rechtbank overweegt dat zij dat in dit geval ook niet van de vrouw vergt. De procedure is niet gestart als echtscheidingsprocedure, omdat partijen in de veronderstelling waren (omdat inschrijving van hun huwelijk in de registers van de burgerlijke stand in Nederland was afgewezen) dat hun Egyptische huwelijk in Nederland niet voor erkenning in aanmerking kwam. Het bestaan van het huwelijk is als voorvraag aan de orde gekomen door het verzoek van de vrouw om haar met het eenhoofdig gezag te belasten. Deze procedure loopt al vanaf 8 november 2023 en gelet op die procedure en de hulpverleningstrajecten die nadien zijn gestart, concludeert de rechtbank dat het partijen (nog) niet is gelukt om samen afspraken te maken over de kinderen en die afspraken vast te leggen in een ouderschapsplan.
2.12.
De rechtbank zal de vrouw daarom ondanks het ontbreken van een ouderschapsplan ontvangen in haar verzoek en het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen. De rechtbank heeft geconstateerd dat het verzoek zoals de wet voorschrijft niet is betekend aan verweerder, maar dit staat naar het oordeel van de rechtbank niet aan toewijzing van het verzoek in de weg, nu verweerder in de procedure reeds was verschenen en ruimschoots de tijd heeft gehad zich te verweren tegen het verzoek.
Gezag en zorgregeling
2.13.
De beslissingen over het gezag en de zorgregeling zal de rechtbank aanhouden in afwachting van de afsluitbrief van het KKE. Het KKE heeft in de brief van 11 maart 2025 kort bericht over het positieve verloop van het BOCS-traject en meegedeeld dat een definitieve eindrapportage nog volgt.
2.14.
De rechtbank zal - zo mogelijk - op een nader te bepalen dag en tijdstip in juni 2025 een nadere mondelinge behandeling vaststellen. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld verhinderdata op te geven.
Kinderalimentatie
2.15.
Ook de beslissing over de kinderalimentatie zal de rechtbank aanhouden. Zij draagt partijen op om uiterlijk 10 dagen voor de mondelinge behandeling de vereiste financiële stukken met toelichting in het geding te brengen.
Kosten deskundige
2.16.
De kosten voor het onderzoek door het IJI van € 2.458,72 komen voor 's Rijks kas.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, gehuwd op [datum] 2012 te Caïro, Egypte;
3.2.
verzoekt het KKE om
uiterlijk 30 april 2025, of zoveel eerder als mogelijk de eindrapportage over het verloop van het hulpverleningstraject aan de rechtbank, partijen en de Raad over te leggen, dan wel indien op voormelde datum de eindrapportage nog niet gereed is, de stand van zaken;
3.3.
verwijst de zaak naar een mondelinge behandeling in juni 2025, op een nader te bepalen dag en tijdstip;
3.4.
draagt partijen op om uiterlijk tegen de pro-formazitting van
31 maart 2025opgave te doen van hun verhinderdata over de maand juni 2025, waarna een dag en tijdstip voor mondelinge behandeling zal worden bepaald;
3.5.
draagt partijen op om uiterlijk 10 dagen voor de mondelinge behandelingen de vereiste financiële stukken in het geding te brengen;
3.6.
bepaalt dat de kosten van het onderzoek door het IJI ter hoogte van € 2.458,72 (inclusief btw) voor ‘s Rijks kas komen;
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2025.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, kan tegen deze beschikking hoger beroep worden ingesteld door een advocaat bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
- door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.
fn: 679