In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 maart 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die beiden koptisch-orthodox zijn en in Egypte zijn gehuwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk rechtsgeldig tot stand is gekomen volgens het koptisch-orthodoxe recht en dat erkenning in Nederland mogelijk is. De vrouw had verzocht om echtscheiding, waarbij de rechtbank eerder had besloten de behandeling aan te houden in afwachting van een rapport van het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) over de rechtsgeldigheid van het huwelijk. Het IJI concludeerde dat het huwelijk voldeed aan de wettelijke vereisten en dat er geen gronden waren om erkenning te weigeren. De rechtbank heeft vervolgens de echtscheiding uitgesproken, ondanks het ontbreken van een ouderschapsplan, omdat partijen in de veronderstelling verkeerden dat hun huwelijk niet erkend kon worden. De rechtbank heeft de beslissingen over gezag en zorgregeling aangehouden in afwachting van verdere rapportages van het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding (KKE). De kosten van het deskundigenonderzoek komen voor rekening van de staat. De rechtbank heeft een mondelinge behandeling in juni 2025 gepland om verdere beslissingen te nemen over de zorgregeling en kinderalimentatie.