ECLI:NL:RBNNE:2025:143
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Veroordeling wegens het aanwezig hebben van hasj en cocaïne met een voorwaardelijke werkstraf
Op 17 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanwezig hebben van hasj en cocaïne. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer en vond zijn oorsprong in een onderzoek dat op 20 december 2024 plaatsvond. De verdachte, geboren in 2006, was aanwezig in de rechtszaal, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Kuipers. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.
De tenlastelegging omvatte twee feiten: het aanwezig hebben van hasj en het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne op 16 mei 2023 in Groningen. De rechtbank oordeelde dat het aanwezig hebben van 9 gram hasj wettig en overtuigend bewezen was, aangezien de verdachte dit had bekend. Voor het tweede feit, het opzettelijk aanwezig hebben van 2,05 gram cocaïne, werd eveneens bewezen verklaard. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.
De rechtbank overwoog bij de strafoplegging de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze gepleegd zijn. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde een taakstraf in de vorm van een werkstraf. De rechtbank volgde dit advies en legde een voorwaardelijke werkstraf van 20 uren op, met de voorwaarde dat de verdachte zich gedurende een proeftijd van 1 jaar niet aan strafbare feiten schuldig maakt. De rechtbank benadrukte dat de feiten al enige tijd geleden hadden plaatsgevonden en dat de verdachte sindsdien niet opnieuw in aanraking was gekomen met de politie. Het vonnis werd uitgesproken door mr. S. Zwarts, voorzitter, en de rechters mr. O.J. Bosker en mr. J.V. Nolta.