ECLI:NL:RBNNE:2025:1425

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
18-256198-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 augustus 2024 opzettelijk brand heeft gesticht in een zorginstelling te Drachten. De verdachte heeft in een kantoorruimte en haar appartement brand gesticht met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 248 dagen en de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan verschillende psychiatrische stoornissen, waaronder PTSS en een ontwikkelingsstoornis, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om tbs op te leggen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het risico op recidive en de noodzaak voor klinische behandeling. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf is afgewezen, omdat de rechtbank dit niet opportuun achtte in het licht van de huidige veroordeling.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/256198-24
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/033626-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 april 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
1 april 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. J. Hoekman.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 11 augustus 2024 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, in (zorg)instelling [instelling] , gevestigd aan of bij het
[adres] (nummer [adres] )(op de derde verdieping aldaar), meermalen, althans eenmaal, opzettelijk brand heeft gesticht, door toen aldaar in het gebouw van die (zorg)instelling
A.
- in/aan/bij een keukenkastje in een kantoorruimte, grenzende aan een gezamenlijke ruimte, papier en/of een of meer andere brandbare stof(fen)/materia(a)l(en) met een aansteker in brand te steken en (vervolgens) aldaar brandend achter te laten, althans open vuur in aanraking te brengen met brandbare stof(fen)/materia(a)l(en), en/of
B.
- in het door verdachte bewoonde appartement [adres] , in/aan een prullenmand, papier en/of een of meer andere brandbare stof(fen)/materia(a)l(en) met een aansteker in brand te steken, althans open vuur in aanraking te brengen met brandbare stof(fen)/materia(a)l(en), en/of
terwijl daarvan (telkens)
- gemeen gevaar voor goederen, te weten (een deel van) dat keukenkastje en/of de overige delen van het keukenblok waarvan dat keukenkastje deel uitmaakte en/of de (overige) inventaris van die kantoorruimte en/die gezamenlijke ruimte en/of de in appartement [adres] aanwezige prullenmand (en/of de in die prullenmand aanwezige goederen) en/of de vloerbedekking en/of de inventaris van appartement [adres] en/of de overige in die (zorg)instelling aanwezige appartementen en/of
kanto(o)r(en) en/of ruimte(s) (en/of de inventaris daarvan) en/of het gebouw van de (zorg)instelling [instelling] en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de bewoners van de overige in die (zorg)instelling [instelling]
aanwezige appartementen en/of het personeel van die (zorg)instelling [instelling] en/of overige in die (zorg)instelling [instelling] aanwezige
personen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 11 augustus 2024 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, in (zorg)instelling [instelling] , gevestigd aan of bij het
[adres] (nummer [adres] ),
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk op de derde verdieping aldaar, meermalen, althans eenmaal, brand te stichten, terwijl daarvan (telkens)
- gemeen gevaar voor goederen, te weten een in een kantoorruimte, grenzende aan
een gezamenlijke ruimte, aanwezig keukenkastje en/of de overige delen van een keukenblok (waar dat keukenkaste deel van uitmaakte) en/of de (overige) inventaris van die kantoorruimte en/of die gezamenlijke ruimte en/of een in appartement [adres] aanwezige prullenmand (en/of de in die prullenmand aanwezige goederen) en/of
de vloerbedekking en/of de inventaris van appartement [adres] en/of de overige in die (zorg)instelling aanwezige appartementen en/of kanto(o)r(en) en/of ruimte(s)
(en/of de inventaris daarvan) en/of het gebouw van de (zorg)instelling [instelling] en/of,
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de bewoners van de in die (zorg)instelling [instelling] aanwezige appartementen en/of het personeel van die (zorg)instelling [instelling] en/of overige in die (zorg)instelling [instelling] aanwezige personen, te duchten was,
A.
- in/aan/bij dat keukenkastje in die kantoorruimte, grenzende aan een gezamenlijke
ruimte, papier en/of een of meer andere brandbare stof(fen)/materia(a)l(en) met een aansteker in brand heeft gestoken en (vervolgens) aldaar brandend heeft achter
gelaten, althans open vuur in aanraking heeft gebracht met brandbare stof(fen)/materia(a)l(en) en/of
B.
- in het door verdachte bewoonde appartement [adres] , in/aan die prullenmand,
papier en/of een of meer andere brandbare stof(fen)/materia(a)l(en) met een aansteker in brand heeft gestoken, althans open vuur in aanraking heeft gebracht
met brandbare stof(fen)/materia(a)l(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 april 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d.
11 augustus 2024, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024217960 d.d. 12 augustus 2024, inhoudend de verklaring van
[naam] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
11 augustus 2024, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam] en [naam] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 11 augustus 2024 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, in zorginstelling [instelling] , gevestigd aan het [adres] , op de derde verdieping, meermalen, opzettelijk brand heeft gesticht, door toen in het gebouw van die zorginstelling
A.
- in een keukenkastje in een kantoorruimte, grenzende aan een gezamenlijke ruimte, papier met een aansteker in brand te steken en vervolgens aldaar brandend achter te laten en
B.
- in het door verdachte bewoonde appartement [adres] , in een prullenmand, papier met een aansteker in brand te steken en terwijl daarvan telkens
- gemeen gevaar voor goederen, te weten dat keukenkastje en de overige delen van het keukenblok waarvan dat keukenkastje deel uitmaakte en de overige inventaris van die kantoorruimte en die gezamenlijke ruimte en de in appartement [adres] aanwezige prullenmand en de in die prullenmand aanwezige goederen en de vloerbedekking en de inventaris van appartement [adres] en de overige in die zorginstelling aanwezige appartementen en
kantoren en ruimtes en de inventaris daarvan en het gebouw van de zorginstelling [instelling] en
- levensgevaar voor een ander, te weten de bewoners van de overige in die zorginstelling [instelling] aanwezige appartementen en het personeel van die zorginstelling [instelling] en/of overige in die zorginstelling [instelling] aanwezige personen, te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair :
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging (hierna: tbs).
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie. Hij heeft daarbij benadrukt dat het absolute prioriteit heeft dat verdachte zo snel mogelijk met haar behandeling kan beginnen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de psychiatrische- en psychologische rapportage, het reclasseringsadvies van Leger des Heils Reclassering & Jeugdbescherming, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in haar appartement en in een gemeenschappelijke ruimte van de zorginstelling waar zij op dat moment woonde, waardoor er gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen is ontstaan. Brandstichting in een zorginstelling, waar ongeveer 100 mensen woonachtig zijn, is een ernstig feit omdat daardoor onbeheersbare en gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. In dit geval is dankzij het brandalarmeringssysteem en adequaat ingrijpen erger voorkomen, maar dat is niet aan het handelen van verdachte te danken. Ook veroorzaken dit soort feiten gevoelens van angst, onveiligheid en onrust, niet alleen bij de (kwetsbare) bewoners en de personeelsleden van de zorginstelling, maar ook meer in het algemeen in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Strafblad van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte recent, in juli 2024, door de politierechter is veroordeeld voor brandstichting. Ondanks dat verdachte voor deze veroordeling nog in een proeftijd liep, heeft dit haar er niet van weerhouden om opnieuw een soortgelijk feit te plegen.
Advies van de deskundigen
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de pro Justitia rapportage van 3 februari 2025 van J.C. Laheij, psychiater en van 4 februari 2025 van M.C. Overduin, psycholoog.
De deskundigen concluderen dat bij verdachte sprake is van een posttraumatisch stress stoornis (hierna: PTSS), een ongespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis en een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. Verder is sprake van een stoornis in cannabisgebruik en een stoornis in gebruik van een ander (onbekend) middel (waaronder speed, XTC en GHB), beide thans gedwongen in remissie in een gereguleerde omgeving. Verdachte haar gedragskeuzes werden ten tijde van het feit beïnvloed door haar stoornissen en daarom wordt door de deskundigen geadviseerd om het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Door de deskundigen wordt het risico op recidive van geweldsincidenten als hoog ingeschat.
Tegelijkertijd zijn er weinig beschermende factoren aanwezig. Er is bij verdachte sprake van langdurig (decennialang) bestaande complexe psychiatrische en verslavingsproblematiek, gepaard gaande met forse
impuls-, emotie-, en agressieregulatie problematiek, cognitieve achteruitgang en traumatisering. Er zijn hierdoor problemen ontstaan op bijna alle levensterreinen. Verdachte heeft daarnaast een uitgebreid forensisch verleden. Er zijn diverse interventies en toezichten gestrand doordat verdachte beperkt ziektebesef en inzicht heeft, een ambivalente houding heeft naar hulpverlening, zich niet aan afspraken houdt en zich aan zorg onttrekt. Voor het verminderen van het recidiverisico is het noodzakelijk dat verdachte klinisch wordt behandeld voor de PTSS met aandacht en bejegening gericht op het functioneren op een laag begaafd cognitief niveau en op de verslavingsproblematiek. Door de deskundigen wordt een klinische opname in een forensische kliniek met een hoog beveiligingsniveau in het kader van een tbs maatregel met bevel tot verpleging geadviseerd. Naar verwachting zal deze opname langdurig zijn.
Advies van de reclassering
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 18 maart 2025. Hieruit blijkt dat het risico op recidive als hoog wordt ingeschat. De reclassering adviseert negatief over reclasseringsinterventies vanuit bijzondere voorwaarden en ondersteunt het advies van de deskundigen voor een tbs maatregel met bevel tot verpleging.
Motivering van de straf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het strafbare feit oplegging van een gevangenisstraf aangewezen is. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de verminderde mate waarin het feit aan verdachte wordt toegerekend. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte spoedig met haar behandeling kan starten. Alles afwegende zal de rechtbank geen langere straf opleggen dan de duur van het voorarrest en de officier van justitie in zijn eis volgen.
Motivering van de tbs-maatregel
Gelet op de langdurige complexe problematiek van verdachte en het gevaar dat zij voor anderen oplevert, acht de rechtbank de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege noodzakelijk. Uit de bevindingen van de deskundigen blijkt dat het voor het verminderen van het recidiverisico noodzakelijk is dat verdachte klinisch zal worden behandeld.
De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen dat aan de voorwaarden voor het opleggen van de maatregel van tbs met dwangverpleging, zoals opgenomen in de artikelen 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan. Het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld is door de wetgever aangemerkt als een feit waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling mogelijk is. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens, op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld en de veiligheid van anderen eist de oplegging van de maatregel. De rechtbank zal daarom aan verdachte de maatregel van tbs met bevel tot verpleging van overheidswege opleggen.
De rechtbank overweegt voorts dat de tbs zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 23 juli 2024 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op
8 augustus 2024. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 4 oktober 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
De officier van justitie en de verdediging hebben ter terechtzitting respectievelijk gevorderd en verzocht tot afwijzing van de vordering.
Nu veroordeelde het bewezen verklaarde feit in de proeftijd heeft begaan, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Gelet echter op de opgelegde straf en maatregel in de onderhavige strafzaak en het standpunt van de officier van justitie en van de verdediging hieromtrent, acht de rechtbank tenuitvoerlegging van voornoemde voorwaardelijk opgelegde straf op dit moment niet opportuun. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie dan ook af.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 248 dagen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat zij van overheidswege zal worden verpleegd.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/033626-24:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 23 juli 2024.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.T. Kooistra, voorzitter, mr. M.M. Spooren en
mr. H.K. de Haan, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 april 2025.
Mr. De Haan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.