ECLI:NL:RBNNE:2025:1387

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
C/18/241450 / FT RK 25/15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring verzoekster in verzoek tot toepassing WSNP wegens onvoldoende aflossingsmogelijkheden

Op 6 januari 2025 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit verzoekschrift is behandeld ter zitting van 12 maart 2025, waarbij verzoekster en haar partner zijn gehoord, evenals mevrouw A.J. Scholtanus, die optreedt als bewindvoerder. De rechtbank heeft op 20 maart 2025 uitspraak gedaan en de verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om toegelaten te worden tot de schuldsanering (WSNP). De rechtbank oordeelt dat verzoekster niet voldoende heeft aangetoond dat het onmogelijk is om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, zoals vereist door artikel 285 Fw. De rechtbank wijst erop dat de enkele omstandigheid dat het inkomen van verzoekster gelijk is aan of lager is dan het voor haar te laten vrij te laten bedrag (Vtlb) niet automatisch betekent dat er geen mogelijkheden zijn voor een buitengerechtelijke regeling. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende gegevens zijn om te stellen dat verzoekster daadwerkelijk niet in staat is om een aanbod aan haar schuldeisers te doen. De rechtbank benadrukt dat het buitengerechtelijke traject ten onrechte is overgeslagen en dat verzoekster eerst een reële poging moet doen om tot een minnelijk akkoord te komen. Daarom is het verzoek niet ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
zaaknummer: C/18/241450 / FT RK 25/15

vonnis van 20 maart 2025

in de zaak van:
[verzoekster], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: verzoekster.

PROCESGANG

Op 6 januari 2025 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is behandeld ter zitting van 12 maart 2025. Daarbij zijn verzoekster en haar partner gehoord. Verder is ter zitting verschenen mevrouw A.J. Scholtanus h.o.d.n. Scholte bewind.

RECHTSOVERWEGINGEN

De rechtbank is van oordeel dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek om te worden toegelaten tot de schuldsanering (WSNP. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Artikel 285 lid 1 sub f van de Faillissementsweg (Fw) bepaalt dat er bij een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling een met redenen omklede verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen moet worden overgelegd (de zogenaamde “285-verklaring”). Per 1 juli 2023 is aan dit artikel toegevoegd dat als aannemelijk is dat er onvoldoende aflossingsmogelijkheden bij schuldenaar of andere omstandigheden het onmogelijk maken om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, voor de afgifte van deze verklaring niet eerst een poging hoeft te zijn gedaan om tot een dergelijke regeling te komen. Met de wijziging is beoogd om schuldenaren direct te kunnen doorgeleiden naar de schuldsaneringsregeling, zodra duidelijk is dat het beproeven van een buitengerechtelijke schuldregeling zinloos is.
Namens verzoekster is geen aanbod aan haar schuldeisers gedaan. Hiertoe is door de schuldhulpverlener aangevoerd/aangekruisd: “
heeft de crediteuren namens de verzoeker geen aanbod gedaan, omdat onvoldoende aflossingsmogelijkheden bij de schuldenaar het onmogelijk maken om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen.
In de begeleidende brief bij het WSNP-verzoek heeft de schuldhulpverlener geschreven dat het inkomen van verzoekster lager is dan het voor haar te laten vrij te laten bedrag (Vtlb) en dat er geen sprake is van afloscapaciteit. Verzoekster beschikt hierdoor over onvoldoende aflossingsmogelijkheden om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, aldus de schuldhulpverlener.
De enkele omstandigheid dat de inkomsten van de schuldenaar gelijk zijn aan, of lager zijn dan het Vtlb dat in de WSNP wordt gehanteerd, betekent naar het oordeel van de rechtbank echter niet automatisch dat het onmogelijk is om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. Eerst is nodig dat de schuldeisers op de hoogte worden gesteld van de financiële situatie van de schuldenaar en dat hen dienovereenkomstig een aanbod wordt gedaan.
Bovendien is in dit verzoek onvoldoende gesteld om er van uit te kunnen gaan dat er daadwerkelijk sprake is van onvoldoende aflossingsmogelijkheden. Zo blijkt uit de inhoud van het WSNP-verzoek dat verzoekster vanwege een 0-urencontract een wisselend inkomen had en dat er ook maanden waren dat haar inkomen hoger was dan het Vtlb. Daarnaast bedraagt het spaarsaldo in het minnelijk traject € [bedrag] .
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het buitengerechtelijke traject ten onrechte is overgeslagen, op basis van de gegevens uit het verzoekschrift kan de rechtbank niet vaststellen dat het onmogelijk is om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. Naar het oordeel van de rechtbank is de 285-verklaring dan ook niet correct.
De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om een uitzondering te maken op de hoofdregel dat verzoekster eerst een reële poging doet om tot een minnelijk akkoord te komen. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek in de gegeven omstandigheden niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen, waardoor zij verzoekster niet-ontvankelijk verklaart in haar verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.

BESLISSING

De rechtbank:
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Baarsma, en in het openbaar uitgesproken op
20 maart 2025 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.