Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Aanvullend heeft hij gevorderd aan de bijzondere voorwaarden een contactverbod met de moeder van het slachtoffer van feit 1 toe te voegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair ervoor gepleit om aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden op te leggen met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag, in combinatie met een taakstraf van 240 uren. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om een gevangenisstraf op te leggen van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden en eventueel in combinatie met een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de reclasseringsrapportage van 11 november 2024 en de psychologische rapportage van
10 oktober 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van meer dan een jaar schuldig gemaakt aan ontucht met een meisje van twaalf/dertien jaar oud, waarbij er sprake is geweest van binnendringen van het lichaam. Het slachtoffer, [slachtoffer 1] , was aan het begin van de handelingen een meisje van 12 jaar, terwijl verdachte toen een volwassen man was van 43 jaar. Verdachte werd geïntroduceerd bij het slachtoffer als een familievriend. Hij leerde het slachtoffer steeds beter kennen en wist hierdoor dat zij niet goed in haar vel zat.
De wet beschermt minderjarigen jonger dan 16 jaar tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Zij moeten zich veilig kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Om deze ontwikkeling normaal te laten verlopen, moeten zij beschermd worden tegen seksueel contact met volwassenen. Hoewel er geen sprake was van dwang, leert de ervaring dat dergelijk misbruik vaak nadelige psychische gevolgen voor het slachtoffer met zich meebrengt die nog lange tijd kunnen doorwerken. Dit blijkt ook uit de op de zitting voorgelezen slachtofferverklaringen van het slachtoffer en haar moeder. Bij de politie verklaarde het slachtoffer nog dat zij verliefd was op verdachte, maar zij heeft later de ongelijkwaardigheid van de relatie ingezien en op de zitting de impact beschreven die het op haar gehad heeft. Dit laat nogmaals duidelijk zien waarom de wetgever deze groep minderjarigen heeft willen beschermen.
Verdachte, die op de hoogte was van de jonge leeftijd van het slachtoffer en zich wel degelijk bewust was van de ontoelaatbaarheid van zijn handelen, heeft geen rekening gehouden met de ongelijkwaardige verhouding tussen hem en haar. Dit heeft hem niet weerhouden om vergaande seksuele handelingen met haar te verrichten. Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit alles verdachte ernstig aan.
Verdachte heeft zich verder meermalen schuldig gemaakt aan mishandeling van aangeefster [slachtoffer 2] . Hij heeft hiermee pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt en daarmee een forse inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Persoon van verdachte
Uit het psychologisch onderzoek volgt dat verdachte een licht verstandelijke beperking heeft en sociaal en emotioneel op kinderlijk niveau functioneert. Hij heeft weliswaar cognitief besef van de strafbaarheid van zijn gedrag, maar mist de voeling met de ernst en het ongewenste, schadelijke en strafbare karakter ervan. Daarnaast bestaan er duidelijke tekorten in (seksuele) zelf- en impulscontrole. De psycholoog adviseert dan ook de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsadvies. Verdachte is reeds in vrijwillig kader begonnen met een zedenbehandeling bij de Polikliniek Forensische Psychiatrie van de GGZ. De reclassering adviseert bij veroordeling om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, ambulante begeleiding, een contactverbod met de slachtoffers, inzicht geven in het sociale netwerk en het vermijden van contact met minderjarigen.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven hulp nodig te hebben en bereid te zijn zich aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te houden.
De rechtbank heeft tot slot acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de straftoemeting aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Hoewel er geen oriëntatiepunt is voor het onder 1 bewezen verklaarde feit, volgt uit de oriëntatiepunten dat bij een verkrachting met een beperkte mate van dwang een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden het uitgangspunt is. De rechtbank is zich ervan bewust dat er bij verdachte en slachtoffer geen sprake was van enige mate van dwang, maar neemt deze strafmaat wel als uitgangspunt, gelet op de jonge leeftijd van het slachtoffer en de lange periode waarin de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Daarbij heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan meerdere mishandelingen.
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, het tijdsverloop tussen de feiten en de zitting en de overige persoonlijke omstandigheden die op de zitting zijn gebleken.
De rechtbank acht een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden dan door de raadsvrouw is verzocht, nu naar het oordeel van de rechtbank het door haar voorgestelde alternatief onvoldoende recht doet aan de ernst van met name het eerste feit. Gelet op het belang van behandeling van de problematiek van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er wel een deels voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, met uitzondering van de bijzondere voorwaarde die ziet op het vermijden van contact met minderjarigen. De rechtbank overweegt hieromtrent dat deze voorwaarde te onbepaald is. Aanvullend zal de rechtbank ten aanzien van de contactverboden, naast de door de officier van justitie gevorderde contactverboden met [slachtoffer 1] en haar moeder, ook een contactverbod opnemen in de bijzondere voorwaarden ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 2] , die daar ook om heeft gevraagd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding: