In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 27 maart 2025 uitspraak gedaan. De verdachte is vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank kon niet met voldoende zekerheid vaststellen wat er precies is gebeurd in de nacht van 25 juni 2023. De aangeefster heeft verklaard dat zij door de verdachte in de bijkeuken van zijn woning is verkracht, maar haar verklaringen bevatten inconsistenties. De verdachte ontkende de beschuldigingen en zijn verklaringen vertoonden ook tegenstrijdigheden. Het DNA-onderzoek toonde aan dat er sperma van de verdachte op de buitenste schaamlippen van de aangeefster was aangetroffen, maar er was geen bewijs voor diep vaginaal sperma. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde verkrachting. De rechtbank merkte op dat het onderzoek gebreken vertoonde, zoals het niet tijdig horen van getuigen. De benadeelde partij, de aangeefster, heeft een schadevergoeding gevorderd, maar deze werd afgewezen omdat het feit niet bewezen werd geacht. De rechtbank heeft bepaald dat de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen proceskosten dragen.