ECLI:NL:RBNNE:2025:1210

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
18,150403.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkrachtingszaak wegens onvoldoende bewijs en inconsistenties in verklaringen

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 27 maart 2025 uitspraak gedaan. De verdachte is vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank kon niet met voldoende zekerheid vaststellen wat er precies is gebeurd in de nacht van 25 juni 2023. De aangeefster heeft verklaard dat zij door de verdachte in de bijkeuken van zijn woning is verkracht, maar haar verklaringen bevatten inconsistenties. De verdachte ontkende de beschuldigingen en zijn verklaringen vertoonden ook tegenstrijdigheden. Het DNA-onderzoek toonde aan dat er sperma van de verdachte op de buitenste schaamlippen van de aangeefster was aangetroffen, maar er was geen bewijs voor diep vaginaal sperma. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde verkrachting. De rechtbank merkte op dat het onderzoek gebreken vertoonde, zoals het niet tijdig horen van getuigen. De benadeelde partij, de aangeefster, heeft een schadevergoeding gevorderd, maar deze werd afgewezen omdat het feit niet bewezen werd geacht. De rechtbank heeft bepaald dat de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen proceskosten dragen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-150403-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 maart 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 2002 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 maart 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Andonovski, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door de officier van justitie mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 juni 2023 te Sneek door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
  • het sluiten en/of op slot doen van de (achter)deur
  • het vastpakken van [slachtoffer] bij haar polsen, het uitrekken van haar broek en ondergoed, het voorover duwen en (blijven) vasthouden van [slachtoffer] , ook toen zij stop, laat me los en/of ik wil naar huis zei, althans woorden van gelijke aard en/of strekking waaruit bleek dat zij het niet wilde,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] te weten het brengen van zijn penis in de pagina van die [slachtoffer] en/of het (vervolgens) vaginaal penetreren van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde verkrachting tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het verhaal van verdachte veel tegenstrijdigheden bevat. Daarbij is getuige [getuige] pas veel later gehoord, zodat hij en verdachte met elkaar hebben kunnen spreken. Verder heeft de officier van justitie aangevoerd dat de aanvullende stukken van de Google Maps-tijdlijn een te verwaarlozen bewijswaarde hebben, omdat deze gegevens naderhand simpel te bewerken zijn. De officier van justitie is van mening dat de verklaring van het zusje van verdachte niet betrouwbaar is, omdat zij zoveel later nog exact weet te vertellen wat er zou zijn gebeurd.
Met betrekking tot het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft de officier van justitie aangevoerd dat het rapport weliswaar niet concludeert dat er diep vaginaal sperma is aangetroffen bij aangeefster, maar dat dit de aanwezigheid ervan niet uitsluit. Verder is wel geconcludeerd dat er spermasporen op de buitenste schaamlippen van aangeefster zijn aangetroffen, wat de verklaring van verdachte weerspreekt dat hij niet is klaargekomen.
Hoewel de verklaringen van aangeefster tegenstrijdigheden bevatten, heeft zij ook verklaard dat het op een gegeven moment zwart voor haar ogen werd, wat kan verklaren dat zij niet precies meer weet wat er is gebeurd. De verklaring van getuige [getuige] over de emoties bij aangeefster kort na het incident kan dienen als steunbewijs dat, in combinatie met de aangifte en de aangetroffen spermasporen, voldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Oordeel van de rechtbank
Aangeefster heeft aangifte gedaan van verkrachting. Zij heeft verklaard dat zij in de nacht van 25 juni 2023 in de bijkeuken van de woning van verdachte door hem zou zijn verkracht. Volgens aangeefster bestond dit uit het brengen van zijn penis in haar vagina. Vervolgens is aangeefster op 1 oktober 2024 aanvullend (telefonisch) gehoord en heeft zij onder andere verklaard dat er geen andere mensen bij waren, dat zij niet naar de slaapkamer is gegaan en dat zij niet in het bed van verdachte heeft gelegen. Ook zou zij het zusje van verdachte al een aantal jaren niet meer hebben gezien en getuige [getuige] niet kennen. Verdachte is pas voor het eerst door de politie gehoord op 5 december 2023. Hij heeft toen
verklaard dat hij die avond met zijn zusje, getuige [getuige] en aangeefster bij hem thuis was en dat er niets meer is gebeurd dan zoenen op de slaapkamer, in aanwezigheid van getuige [getuige] die bij verdachte logeerde. Op 11 maart 2024 wordt verdachte geconfronteerd met DNA-onderzoek waaruit blijkt dat DNA dat van hem afkomstig kan zijn, is aangetroffen op en in het lichaam van aangeefster. Op 7 oktober 2024 heeft verdachte aan zijn eerdere verklaring toegevoegd dat aangeefster hem in zijn bed heeft afgetrokken en dat hij haar heeft gevingerd.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank wordt geconfronteerd met twee lijnrecht tegenover elkaar staande verklaringen: de belastende verklaring van aangeefster en de ontkenning van verdachte. De vraag is of de rechtbank op basis van het voorhanden zijnde dossier kan vaststellen wat heeft plaatsgevonden in de nacht van 25 juni 2023.
De verklaringen van aangeefster
Aangeefster heeft op 25 juni 2023 in het eerste gesprek met de politie verklaard dat zij verdachte tegenkwam in het [bedrijf] . Vervolgens zou zij op zijn verzoek zijn meegegaan naar zijn huis. Aangeefster verklaart dat verdachte in de bijkeuken haar beide polsen vastpakte, haar broek uitdeed en met zijn penis in haar vagina ging. Hierbij zou zij hebben geroepen dat zij naar huis wilde en dat hij haar los moest laten. In de aangifte van 13 september 2023 verklaart aangeefster hetzelfde als hiervoor beschreven. Wel stelt de rechtbank vast dat er enkele inconsistenties zijn tussen haar verklaringen. Zo verklaart aangeefster in de aangifte dat zij had gezien dat verdachte drugs snoof, terwijl zij bij het eerste gesprek had verklaard dat zij wel wist dat hij snoof, maar dat zij dat die avond niet had gezien. Over de verkrachting zelf verklaart zij in de aangifte dat verdachte haar voorover drukte over het bureau heen, terwijl zij in het eerste gesprek had verklaard dat hij tegenover haar stond en dat zij hem in zijn gezicht kon aankijken. In de aanvullende (telefonische) verklaring van 1 oktober 2024 heeft aangeefster verklaard dat verdachte haar in haar gezicht spuugde en dat zij in een reflex terug spuugde. Hierover heeft zij echter niets gezegd in haar eerdere verklaringen.
De verklaring van getuige [getuige]
De ochtend na het incident stuurde aangeefster naar een vriendin, getuige [getuige] , een bericht dat ze wilde praten. Getuige [getuige] verklaart hierover dat zij ergens hadden afgesproken en dat zij daar zag dat aangeefster erg emotioneel en overstuur was. Vervolgens vertelde aangeefster aan getuige [getuige] dat zij door verdachte was verkracht.
Hoewel een dergelijke verklaring over de emoties van aangeefster in beginsel zou kunnen dienen als steunbewijs zoals ook door de officier van justitie is aangevoerd stelt de rechtbank vast dat de getuige over de aanwezigheid van aangeefster in de slaapkamer van verdachte iets anders verklaart dan aangeefster zelf. Getuige [getuige] verklaart namelijk dat aangeefster vertelde dat verdachte dronken was en zij verdachte heeft thuisgebracht tot aan zijn slaapkamer en bed aan toe. In het informatieve gesprek zeden en in de aangifte heeft aangeefster wel verklaard dat zij verdachte heeft thuisgebracht, maar in die beide verklaringen heeft zij ook gezegd dat verdachte haar na binnenkomst in de bijkeuken heeft verkracht. In het aanvullende telefonische verhoor van 1 oktober 2024 heeft zij verklaard dat zij niet mee naar boven is gegaan.
De verklaringen van verdachte
De rechtbank overweegt dat er in het verhaal van verdachte ook meerdere inconsistenties zitten. Zo verklaart hij pas bij zijn derde verhoor, nadat hij was geconfronteerd met de resultaten van het DNA- onderzoek, over het aftrekken en het vingeren, terwijl hij eerder zei dat er alleen gezoend was. Verder verklaart verdachte bij zijn eerste verhoor dat hij in zijn onderbroek lag en aangeefster in haar string en beha, terwijl hij op zitting heeft verklaard dat zij beiden hun kleding nog aan hadden. Hij heeft daar op de
zitting over verklaard dat aangeefster hem met de hand in zijn broek heeft afgetrokken en dat hij eerst zijn vinger in zijn mond heeft gedaan om die te bevochtigen en haar daarna heeft gevingerd met de hand in haar broek.
Verklaringen getuige [getuige] en het zusje van verdachte
Getuige [getuige] is op 9 oktober 2024 verhoord en heeft toen vrijwel dezelfde verklaring als verdachte afgelegd. Hij was meegegaan naar de slaapkamer van verdachte en heeft verklaard dat verdachte en aangeefster aan het zoenen waren. Hierbij verklaart hij overigens wel dat zij hun kleding nog aan hadden en zegt hij niets over aftrekken of vingeren. Ook vertelt getuige [getuige] in zijn verklaring dat de vechtpartij waarbij verdachte betrokken was, een paar maanden eerder had plaatsgevonden en dat hij in dat betreffende weekend verdachte niet had gezien. De rechtbank merkt daarbij op dat uit het dossier blijkt dat de vechtpartij in hetzelfde weekend was als het ten laste gelegde incident.
Door de raadsvrouw zijn op 7 maart 2025 aanvullende stukken toegezonden. Deze bevatten onder meer de verklaring van het zusje van verdachte die zegt dat zij erbij was en de verklaring van verdachte ondersteunt. Ook zijn er stukken met betrekking tot de aanwezigheid van getuige [getuige] overgelegd. In de Google Maps-tijdlijn is te zien dat getuige [getuige] zich in de nacht van 25 juni 2023 bevond in [bedrijf] in Sneek en later bij het huis van verdachte. Deze gegevens worden ondersteund door de meegestuurde bankafschriften, die betalingen van getuige [getuige] in die periode tonen in [bedrijf] . Het voorgaande ondersteunt de verklaring van verdachte dat meerdere mensen aanwezig waren en komt niet overeen met de verklaring van aangeefster dat alleen zij en verdachte bij het huis van verdachte waren.
DNA-onderzoek
Het NFI heeft op 13 februari 2024 gerapporteerd over het DNA-onderzoek. Hierin wordt geconcludeerd dat er sperma is aangetroffen in de bemonstering van de buitenste schaamlippen van aangeefster en dat dit mogelijk afkomstig is van verdachte met een bewijskracht van meer dan 1 miljard. Er is een Y- chromosomaal DNA-profiel verkregen uit de bemonstering van de binnenste schaamlippen en de diep vaginale bemonstering waarvoor geldt dat de Y-chromosomale DNA-profielen elk zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer - kort gezegd - verdachte of een man in de vaderlijke lijn van verdachte donor is dan wanneer dit niet zo is. Ten aanzien van de bemonstering van de binnenste schaamlippen geldt dat er geen spermacellen zijn waargenomen en dat er geen aanwijzing is voor de aanwezigheid van spermavloeistof. Voor de diep vaginaal afgenomen bemonstering geldt dat er geen spermacellen zijn waargenomen. Er is een aanwijzing voor de aanwezigheid van spermavloeistof, maar de deskundige kan op basis van enkel deze aanwijzing niet concluderen dat er daadwerkelijk sperma aanwezig is in de bemonstering.
De rechtbank concludeert op basis van bovenstaande en met inachtneming van het overige in het dossier voorhanden zijnde dat er sperma is aangetroffen van verdachte op de buitenste schaamlippen van aangeefster en dat er daarnaast DNA van verdachte is aangetroffen in de bemonstering van de binnenste schaamlippen en de diep vaginale bemonstering. De rechtbank is van oordeel dat deze bevindingen in beginsel kunnen passen bij de door aangeefster omschreven gepleegde seksuele handelingen. Omdat niet is komen vast te staan dat er diep vaginaal sperma is aangetroffen, acht de rechtbank de bevindingen echter niet dusdanig doorslaggevend dat zij in samenhang met de verklaring van aangeefster dienen te leiden tot een bewezenverklaring. De resultaten van het DNA-onderzoek zouden namelijk ook kunnen passen bij de verklaring van verdachte dat aangeefster hem heeft afgetrokken en hij haar heeft gevingerd. In alle drie de bemonsteringen zijn aanwijzingen voor de aanwezigheid van speeksel gevonden.
Conclusie vrijspraak
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verklaringen van zowel verdachte als aangeefster inconsistenties bevatten. Gelet hierop en op de overige hierboven besproken stukken in het
dossier kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen wat er precies in de nacht van 25 juni 2023 is gebeurd. De rechtbank overweegt dat wel vaststaat dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster, maar dat er onvoldoende bewijs is voor verkrachting. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken.
Tot slot merkt de rechtbank nog het volgende op. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de vermeende seksuele handelingen. Verdachte heeft bij zijn eerste verhoor op 5 december 2023 reeds verklaard over de aanwezigheid van zijn zusje en getuige [getuige] in de nacht van 25 juni 2023. Ondanks verzoeken van de verdediging om het zusje en getuige [getuige] te horen, is om onduidelijke redenen het zusje nooit gehoord door de politie en is getuige [getuige] pas zestien maanden na het vermeende incident gehoord. De rechtbank merkt op dat het in een zaak als deze in de rede had gelegen om deze twee personen zo snel mogelijk te horen. De rechtbank beoordeelt dit als een omissie in het onderzoek, mede gelet op de inconsistenties en tegenstrijdigheden in de verklaringen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 350,92 ter vergoeding van materiële schade en 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in de vordering.
Bepaalt dat verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Joha, voorzitter, mr. M.M. Spooren en mr. A.H.M. Dölle, rechters, bijgestaan door mr. S. Runia, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 maart 2025.
Mr. Spooren is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.