Op 28 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18/013770-24, waarin de verdachte is veroordeeld voor gewoontewitwassen. De officier van justitie had op 20 februari 2025 een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij een bedrag van € 181.903,- werd gevorderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voordeel heeft verkregen uit strafbare feiten die hij heeft gepleegd tussen 1 januari 2018 en 31 december 2022. Ondanks dat de verdachte op de zittingen van 23 augustus 2024 en 21 maart 2025 niet is verschenen, heeft de rechtbank op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder een rapport van 30 oktober 2023 en een proces-verbaal van bevindingen, de vordering toegewezen. De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 181.903,- en de verdachte verplicht tot betaling aan de staat. Tevens is er een gijzeling van maximaal 1080 dagen opgelegd indien de betaling niet wordt voldaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.