ECLI:NL:RBNNE:2025:111

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
18-320629-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan mensenhandel met seksuele uitbuiting van Roemeense vrouwen

Op 9 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die medeplichtig was aan mensenhandel. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de seksuele uitbuiting van twee Roemeense vrouwen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een cruciale rol heeft gespeeld in de uitbuiting door één van de slachtoffers van Roemenië naar Nederland te vervoeren en beide slachtoffers naar seksafspraken te rijden. De zaak is voortgekomen uit het politieonderzoek Voring, waarbij meerdere verdachten betrokken zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat de vrouwen werden uitgebuit en dat hij hen hielp door hen te vervoeren naar klanten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en heeft hem medeplichtigheid aan mensenhandel aangerekend. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn gezondheidsproblemen en het feit dat hij een first offender is. De vordering van de benadeelde partij, een van de slachtoffers, is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.320629.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 januari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 (onbekend waar), wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 21 en 23 oktober 2024. Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 9 januari 2025.
Verdachte is verschenen op 21 oktober 2024, bijgestaan door mr. G. Bakker, advocaat te Groningen. Op 23 oktober 2024 is namens verdachte verschenen, mr. Bakker, voornoemd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting op 21 en 23 oktober 2024 vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, kort gezegd, het volgende ten laste gelegd:
1. primair: mensenhandel in vereniging (seksuele uitbuiting sub 1,3,4,6,9) ten aanzien van [slachtoffer 1] , in of omstreeks de periode van 1 april 2022 tot en met 30 augustus 2022 in Roemenië en/of in [plaats] en/of op een of meerdere locaties in (Noord-)Nederland;
subsidiair: medeplichtigheid aan dit feit, in of omstreeks periode van 1 juli 2022 tot en met 30 augustus 2022 in Roemenië en/of in [plaats] en/of op een of meerdere locaties in (Noord)Nederland;
2. primair: mensenhandel in vereniging (seksuele uitbuiting sub 1,3,4,6,9) ten aanzien van [slachtoffer 2] , in of omstreeks de periode van 1 augustus 2022 tot en met 30 augustus 2022 in Madrid, in elk geval in Spanje, en/of in [plaats] en/of op een of meerdere
locaties in (Noord-)Nederland;
subsidiair: medeplichtigheid aan dit feit, in of omstreeks periode van 15 augustus 2022 tot en met 30 augustus 2022 in [plaats] en/of op een of meerdere locaties in (Noord-)Nederland.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis en maakt hiervan deel uit.

Korte inleiding

De zaak van verdachte maakt deel uit van het politieonderzoek Voring. Dit onderzoek heeft geresulteerd in de vervolging van vier Roemeense verdachten, te weten, verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (hierna respectievelijk: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ). Deze verdachten worden - in wisselende samenstelling - (primair) verdacht van de seksuele uitbuiting in vereniging van drie Roemeense dames, te weten aangeefsters [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (hierna respectievelijk: [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer
1] ).
Het onderzoek is gestart nadat [slachtoffer 3] op 30 augustus 2022 omstreeks 00.20 uur, samen met [medeverdachte 3] is aangetroffen in een geparkeerde auto aan de [adres] te [plaats] . In een klein rugzakje dat zij bij zich droeg zaten glijmiddel, condooms, mondwater en overige verzorgingsproducten. In het gesprek dat met [slachtoffer 3] volgde vertelde zij geëmotioneerd dat zij sinds enkele dagen werd vastgehouden in een woning aan [adres] in [plaats] en dat zij werd gedwongen om seks te hebben met mannen. In bedoelde woning zouden volgens [slachtoffer 3] ook drie mannen wonen, onder wie [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ).1 [slachtoffer 3] is daarop als mogelijk slachtoffer van mensenhandel meegenomen naar het bureau.
In genoemde woning werden die nacht de dames [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aangetroffen die beiden verklaarden vrijwillig als prostituee te werken.2 [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn aanvankelijk aangemerkt als verdachten in de zaak omdat zij betrokken leken te zijn bij de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 3] . In de loop van het onderzoek verklaarden zij ook zelf slachtoffer van seksuele uitbuiting te zijn, begaan door hun respectieve pooiers, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten. Zij acht de feiten te bewijzen op grond van de door haar genoemde bewijsmiddelen en heeft daartoe samengevat het volgende aangevoerd.
Feit 1, primair
Wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [slachtoffer 1] er door verdachte, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] , met toepassing van de dwangmiddelen misleiding, dwang, dreiging met geweld, “misbruik van een kwetsbare positie” en “misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht” toe is gebracht om zich te prostitueren en dat dit financieel voordeel voor hen heeft opgeleverd. Er is dan ook sprake van uitbuiting en bij verdachte en [medeverdachte 2] bestond ook zonder meer het oogmerk van uitbuiting.
Bewezen kan worden dat [slachtoffer 1] is geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest
(sub 1). Zij is gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4), gedwongen en/of bewogen haar verdiensten uit de prostitutie af te staan (sub 9) en verdachten hebben opzettelijk voordeel getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] (sub 6). Nu zij bovendien door verdachte en [medeverdachte 2] is meegenomen vanuit Roemenië naar Nederland om in de prostitutie te komen werken, kan ook sub 3 bewezen worden verklaard.
Verdachte kan dan ook in voornoemde zin worden veroordeeld voor het medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] , gepleegd in de tenlastegelegde periode en in de tenlastegelegde plaatsen.
Feit 2, subsidiair
Wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte als medeplichtige betrokken is geweest bij de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] , gepleegd door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , met toepassing van de dwangmiddelen dwang, geweld, dreiging met geweld, “misbruik van een kwetsbare positie” en “misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht”. [slachtoffer 2] is daarbij geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest (sub 1). Zij is gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4), gedwongen en/of bewogen haar verdiensten uit de prostitutie af te staan (sub 9) en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben opzettelijk voordeel getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] (sub 6).
Nu zij bovendien door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] is meegenomen vanuit Spanje naar Nederland om in de prostitutie te komen werken, kan ook sub 3 bewezen worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte integraal van de feiten moet worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Niet kan worden bewezen dat er sprake was van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de overige verdachten bij de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat
verdachte als medepleger van deze feiten kan worden aangemerkt.
De subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid aan de feiten kan evenmin worden bewezen. Verdachte was niet betrokken bij de uitbuiting, zoals de slachtoffers ook hebben verklaard.
Van het opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van de feiten was dan ook geen sprake. Evenmin was sprake van het opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van de feiten.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de ten laste gelegde periode onder feit 1 te ruim is gesteld. [slachtoffer 1] heeft (op p. 606) verklaard dat het slechte gedrag van [medeverdachte 2] begon nadat ze ongeveer twee weken in Nederland waren. Dat betekent dat zij pas na 1 augustus tegen haar wil heeft gewerkt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van de feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen en zakelijk weergegeven bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Juridisch kader

Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna; Sr). Dit wetsartikel staat in titel XVIII die ziet op de misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid. De strafbaarstelling is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Uitbuiting moet daarbij niet beperkt worden uitgelegd. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van personen. Artikel 273f Sr beoogt bescherming te bieden tegen de aantasting daarvan.
Eerste lid, sub 1 en sub 4
De activiteiten onder sub 1 zijn gericht op de verwezenlijking van het einddoel: de uitbuiting. Het gaat om de activiteiten om iemand in de positie te brengen, waarin deze bewogen dan wel gedwongen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten. Het daadwerkelijke bewegen dan wel dwingen tot het verrichten van arbeid en/of diensten is strafbaar gesteld in sub 4.
Voornoemde subonderdelen bestaan uit de volgende drie elementen: a) handelingen, b) dwangmiddelen en c) (oogmerk van) uitbuiting. Om te komen tot een veroordeling voor mensenhandel dient vast te staan dat er sprake is van zowel een handeling als de inzet van een dwangmiddel in relatie tot het oogmerk van uitbuiting. Tussen de handelingen en dwangmiddelen bestaat een causaal verband; de handelingen worden mogelijk gemaakt door het gebruik van/ het aanwezig zijn van (één van de) dwangmiddelen.
a.
a) De handelingen
De handelingen van sub 1 (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen, met inbegrip van de wisseling of overdracht van de controle over die ander) hebben elk een neutrale en feitelijke betekenis en kunnen worden begrepen aan de hand van dagelijks taalgebruik. Zij dienen ruim te worden uitgelegd.
Sub 4 ziet op handelingen waarbij iemand een ander dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid (eerste deel van sub 4), dan wel enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid (tweede deel van sub 4). Gedoeld wordt op diegenen die gebruik maken van de uitbuitingssituatie, welke uitbuitingssituatie zij overigens niet zelf hoeven te hebben gecreëerd.
De dwangmiddelen
Het gaat er in deze zaak om of sprake is geweest van dwang, geweld, dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie.
Op basis van de jurisprudentie lijkt tussen de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht geen essentieel verschil te bestaan.
Het begrip misbruik van een kwetsbare positie is in lid 6 van artikel 273f Sr gedefinieerd in die zin dat daaronder mede wordt begrepen “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.”
Het gaat om situaties waarin een slachtoffer niet vrijwillig een keuze kan maken of waarin een slachtoffer niet, of verminderd, de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken.
Het dwangmiddel misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht kan veelal uit de omstandigheden worden afgeleid. Blijkens de wetsgeschiedenis geldt dat, waar het de prostitutie betreft, dit misbruik kan worden verondersteld indien de prostituee in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren.
Mondig betekent dat hij of zij zelfstandig kan bepalen of, wanneer en voor wie er wordt gewerkt en ook dat hij of zij zelf de beschikking heeft over de inkomsten uit dat werk.
Uit de jurisprudentie volgt dat beide situaties ruim worden uitgelegd. Beoogd wordt een ruime bescherming te bieden aan slachtoffers. Allerlei omstandigheden kunnen hierbij een rol spelen. Te denken valt aan de financiële, psychische en sociale situatie waarin het slachtoffer zich bevindt.
Voor het bewijs van deze dwangmiddelen is toereikend dat de dader zich bewust moet
zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden waaruit de kwetsbare positie van het slachtoffer of het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat tenminste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn.
Het oogmerk van uitbuiting
Verder is voor een bewezenverklaring van mensenhandel vereist dat sprake is van (het oogmerk van) uitbuiting. Uitbuiting is een impliciet bestanddeel van art. 273f, eerste lid, onder 4º en 9 º Sr.
Het begrip uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan in het tweede lid door de opsomming van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie. Uitbuiting veronderstelt een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. Het enkele aanwenden van dwangmiddelen levert niet reeds uitbuiting op, maar het oogmerk van uitbuiting brengt met zich dat bij de toepassing van die dwangmiddelen sprake moet zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid (ECLI:GHAMS:2016:5236). In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er gelet op de aard van het
werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting. Wanneer gebruik is gemaakt van enig dwangmiddel, is instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting niet relevant.
Eerste lid, sub 3, sub 4, sub 9 Sr
De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat, hoewel uitbuiting als zodanig niet in de tekst van sub 3, sub 4 en sub 9 is opgenomen, dit daarin wel moet worden ingelezen en daarmee een impliciet bestanddeel daarvan vormt. De gedragingen in deze subonderdelen kunnen slechts als mensenhandel worden bestraft, indien uit de bewijsvoering volgt dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld.
Eerste lid, sub 6 Sr
Strafbaar op grond van sub 6 is degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander. Opzet is als bestanddeel opgenomen ter voorkoming dat slechts onachtzaam handelen onder het bereik van deze bepaling zou vallen. De Hoge Raad heeft bepaald dat het opzet gericht dient te zijn op zowel het voordeel trekken als de uitbuiting van een ander. De profijttrekker kan, maar hoeft niet, een ander te zijn dan degene die de uitbuitingssituatie heeft gecreëerd. Het gebruik van een dwangmiddel is geen vereiste.
Algemene inleiding
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen en overige dossierstukken af dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar Nederland zijn gekomen met als doel om Roemeense dames hier in de prostitutie te laten werken. Omdat zij zelf niet over een rijbewijs beschikten3 hebben zij chauffeurs ingehuurd (te weten verdachte en [medeverdachte 3] ) die het vervoer van de dames moesten verzorgen.4
Als uitvalsbasis voor dit prostitutiewerk heeft [medeverdachte 2] met hulp van verdachte een woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) gehuurd,5 waar de dames werden ondergebracht.
Dat deze woning met dat speciale doel werd gehuurd wordt onder meer bevestigd door de verklaring van getuige [naam] (hierna: [naam] ), dat [medeverdachte 2] , verdachte en zij in juli 2022 vanuit Roemenië naar Nederland zijn gegaan “om een adres in [plaats] te huren met als doel werk te vinden”.6 Dat dit om prostitutiewerk ging leidt de rechtbank af uit de verklaring van [naam] waaruit blijkt dat zij al langere tijd als prostituee werkt.7
Dat deze woning door verdachten ook werkelijk als dergelijke uitvalsbasis werd gebruikt blijkt onder meer uit de volgende omstandigheden.
Vanaf het IP-adres van deze woning zijn advertenties van aangeefsters geplaatst op [naam] onder de namen [naam] , [naam] en [naam]8, zijnde de werknamen van respectievelijk [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]9. Tevens zijn in de woning aan prostitutie gerelateerde voorwerpen aangetroffen, zoals bijvoorbeeld diverse bonnetjes met opwaardeercodes van paysafecards, waarmee bij [naam] kon worden betaald voor het omhoog plaatsen van een seksadvertentie. Door [medeverdachte 1] en verdachte zijn in ieder geval op 28 en 29 augustus 2022 dergelijke paysafecards aangekocht bij een [bedrijf] in [plaats] en de seksadvertenties van alle drie de aangeefsters zijn daadwerkelijk meermalen via een paysafecard omhoog geplaatst.10 Ook op de telefoon van [medeverdachte 2] is een foto aangetroffen van zon prepaid opwaardeer bon.11
De drie aangeefsters zijn in de woning ondergebracht en hebben vanuit daar prostitutiewerk verricht. Naast aangeefsters verbleven ook de vier verdachten in deze woning en de enige bron van inkomsten in deze “leefgemeenschap” was het geld dat aangeefsters met hun prostitutiewerk verdienden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden zelf geen werk.12
Dit betekende dat alle kosten die zich daar voordeden werden betaald van het geld dat door aangeefsters werd ingebracht,13 zoals de kosten voor het levensonderhoud van verdachten, huur (volgens [medeverdachte 1] 2.250 euro per maand)14, benzine als ook de salarissen die verdachte en [medeverdachte 3] van hun respectieve werkgevers, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , zouden gaan ontvangen.

De seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] (feit 1)

De rechtbank gaat uit van de volgende gang van zaken en heeft zich daarbij gebaseerd op de verklaringen van [slachtoffer 1]15 en overige in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij sinds april 2022 een relatie had met [medeverdachte 2] . Zij woonde op dat moment nog in Roemenië, maar was daar alleen omdat haar familie in januari dat jaar naar Engeland was vertrokken. Zij had op dat moment geen werk, zat psychisch niet goed in haar vel en
gebruikte rustgevende medicatie. Door getuige [naam] (verder: [naam] ) wordt bevestigd dat [slachtoffer 1] begin dat jaar geen werk had en een zus had die naar Engeland was vertrokken. 16 Toen zij [medeverdachte 2] leerde kennen heeft zij hem verteld dat ze een moeilijke periode achter de rug had. Hij gedroeg zich naar haar toe heel vriendelijk en zij werd verliefd op hem. Zij kregen een relatie en maakten toekomstplannen.
Vanaf mei dat jaar begon [medeverdachte 2] haar te overreden om met hem mee te gaan naar Nederland om daar in de prostitutie te gaan werken. Ondanks herhaalde weigeringen van haar kant bleef hij haar vragen en ging zij uiteindelijk overstag.
Op 10 juli 2022 is zij met [medeverdachte 2] , verdachte, die fungeerde als chauffeur, en [naam] (verder: [naam] ) in de auto van Roemenië naar Nederland gereden.17Dat [slachtoffer 1] mee naar Nederland ging om hier in de prostitutie te werken wordt in het bijzonder bevestigd door [naam] , die zelf al jaren als prostituee werkte en heeft verklaard dat zij naar [plaats] gingen met als doel werk te vinden.18
Op 12 juli 2022 zijn ze in Nederland aangekomen en is [slachtoffer 1] ondergebracht in de woning in [plaats] . Drie dagen later, op 15 juli, stond zij met haar seksadvertentie op [naam] , die op 14 juli vanaf het IP-adres van hun woning was geregistreerd en waarin zij onder de naam “ [naam] ” 7 dagen per week, 24 uur per dag beschikbaar was voor een heel scala aan seksuele handelingen, waaronder onbeschermde seks.19 Zij had op 15 juli ook haar eerste klant en heeft vanaf dat moment dagelijks in de prostitutie gewerkt. Zij is tweemaal door [medeverdachte 3] naar seksafspraken gebracht, maar verdachte was verder haar vaste chauffeur. Verdachte heeft bevestigd dat hij haar vaak naar bestemmingen reed.20 Zij deed het werk onder dwang van [medeverdachte 2] aan wie zij haar verdiensten moest afstaan. Hij dreigde haar te mishandelen of haar familie iets aan te doen als zij zou weigeren. Dat zij voor [medeverdachte 2] in de prostitutie werkte wordt bevestigd door [slachtoffer 3] , die heeft verklaard dat [medeverdachte 2] niks deed en dat zijn vrouw in de escort werkte en haar geld aan hem moest afstaan. Ook heeft zij verklaard dat [medeverdachte 1] haar vertelde dat [slachtoffer 1] in de prostitutie werkte voor [medeverdachte 2] .21
Dat [slachtoffer 1] niet in vrijheid werkte blijkt uit de chats die op haar werktelefoon en op de telefoon van [medeverdachte 2] zijn aangetroffen en waarin [medeverdachte 2] constant controle over haar werkzaamheden uitoefent.22
[medeverdachte 2] heeft zich voornamelijk op zijn zwijgrecht beroepen. Hij heeft het feit wel ontkend. Hij zou niets met het prostitutiewerk van [slachtoffer 1] te maken hebben gehad en heeft desgevraagd verklaard niet te weten wie zij is. Hij noemt haar “de brunette”.23
De rechtbank acht zijn verklaring volstrekt ongeloofwaardig. Nog afgezien van het feit dat hij onder andere met haar op 10 juli 2022 van Roemenië naar [plaats] is gereisd, omschrijven [slachtoffer 3] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] broer, [medeverdachte 1] , [slachtoffer 1] als zijn vrouw.24
De rechtbank ziet dat de verklaring van [slachtoffer 1] over het begin van hun relatie, waarin [medeverdachte 2] zich - kort gezegd - als haar vriendelijke partner gedroeg en zij zodoende werd overgehaald om met hem mee naar Nederland te gaan om zich hier te prostitueren, niet direct door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. Dat [medeverdachte 2] op zijn minst een liefdesrelatie met haar heeft geveinsd ziet de rechtbank wel bevestigd door de inhoud van de chatgesprekken die er tussen hen beide hebben plaatsgevonden.25
De verklaring van [slachtoffer 1] dat het “slechte gedrag van [medeverdachte 2] ” begon nadat zij twee weken in Nederland waren, vindt bevestiging in de verklaringen van [naam] en verdachte, respectievelijk luidend, dat er momenten waren waarop [slachtoffer 1] huilde en dat [slachtoffer 1] een keer bij de auto begon te huilen en vertelde dat ze niet meer kon opschieten met [medeverdachte 2] .26
Zoals hiervoor is overwogen beschikte [medeverdachte 2] niet over een eigen inkomen en was [slachtoffer 1] de enige in hun relatie die geld inbracht. Desondanks kon [medeverdachte 2] voorzien in de kosten van
zijn levensonderhoud, dat van anderen en had hij meer dan voldoende geld voor allerlei andere zaken. De rechtbank ziet hierin een bevestiging van de aangifte dat hij de beschikking had over het geld dat door [slachtoffer 1] in de prostitutie werd verdiend.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande alle feitelijke gedragingen zoals met betrekking tot [slachtoffer 1] ten laste gelegd onder de verschillende gedachtestreepjes, onder B, bewezen, met uitzondering van - kort gezegd - van het bedreigen van haar en haar familie, het mishandelen en het tijdens haar sekswerkzaamheden in de buurt verblijven en als beveiliger fungeren bewezen. Voor deze gedragingen ziet de rechtbank onvoldoende bewijs.
De rechtbank stelt vast dat sprake is geweest van seksuele uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr, eerste lid, sub 1, 3, 4, 6 en 9 waarbij jegens [slachtoffer 1] de dwangmiddelen misleiding, dwang, dreiging met geweld, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie zijn toegepast.
In deze zaak duidt alleen al het gegeven, dat [slachtoffer 1] niet zelfstandig over de door haar gegenereerde inkomsten kon beschikken en haar geld aan [medeverdachte 2] moest afdragen, op een afhankelijkheids- dan wel een uitbuitingssituatie.
Zij werd verder door [medeverdachte 2] meegenomen naar Nederland en ondergebracht in een door hem geregelde woning, waar ook de andere verdachten verbleven. Zij had dus niet de beschikking over eigen huisvesting. Zij kende verder niemand in Nederland. Zij kon daardoor geen kant op en bevond zich in een afhankelijke positie waarin zij geen andere reële keuze had dan te werken in de prostitutie.
Handelingen
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 2] de handelingen heeft verricht zoals opgenomen in de bewezenverklaring.
(Oogmerk van) uitbuiting
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat [slachtoffer 1] er met toepassing van voornoemde dwangmiddelen door [medeverdachte 2] toe is gebracht om zich te prostitueren en [medeverdachte 2] hier financieel voordeel uit heeft gehaald, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] heeft uitgebuit.
Dat [medeverdachte 2] daadwerkelijk handelde met het oogmerk van uitbuiting, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander onder deze omstandigheden in de prostitutie worden verricht terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat [medeverdachte 2] zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, zoals ten laste gelegd, met uitzondering van het medeplegen.
Rol verdachte
Verdachte fungeerde als de chauffeur voor [medeverdachte 2] , die zelf niet over een rijbewijs beschikte. Verdachte vervoerde in die hoedanigheid [slachtoffer 1] naar seksafspraken.
De rechtbank acht daarbij bewezen dat verdachte wist dat [slachtoffer 1] het geld inbracht en dat [medeverdachte 2] daarvan profiteerde. [medeverdachte 2] had geen andere bron van inkomsten dan het geld dat door [slachtoffer 1] haar met prostitutiewerk werd verdiend, getuige ook de verklaring van [naam] dat [medeverdachte 2] en verdachte steeds thuiskwamen zonder dat zij werk hadden gevonden.27
Uit de stukken is niet gebleken dat verdachte een verdergaande rol bij haar prostitutiewerk heeft gespeeld. De rechtbank is van oordeel dat met de rol die verdachte heeft gespeeld, dus enkel het vervoeren van [slachtoffer 1] van en naar seksafspraken, geen sprake is van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking dat medeplegen van uitbuiting kan worden bewezen. Dit betekent dat verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Medeplichtigheid
Voor de aan verdachte ten laste gelegde medeplichtigheid aan deze mensenhandel is dubbel opzet vereist; opzet op het gronddelict (de uitbuiting) en opzet op de behulpzaamheid daaraan. Verdachte wist dat [slachtoffer 1] werd uitgebuit. Met het vervoeren van haar naar escortafspraken heeft hij haar uitbuiting hier mogelijk gemaakt en is hij daarbij behulpzaam geweest.
De rechtbank acht daarmee de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] bewezen.
3.
De seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] (feit 2)
De rechtbank gaat uit van de volgende gang van zaken en heeft zich daarbij gebaseerd op de verklaringen van [slachtoffer 2]28 en overige in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
[slachtoffer 2] verbleef voorafgaand aan de ten laste gelegde periode al langere tijd in Spanje waar zij voor [medeverdachte 1] in de prostitutie werkte. Tegen haar zin en onder dwang van [medeverdachte 1] is zij door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] opgehaald uit Spanje en meegenomen naar Nederland om daar in de prostitutie te gaan werken. In de week voor vertrek heeft [medeverdachte 1] haar geslagen.29 Op 16 augustus kwamen zij aan in Nederland en is zij gehuisvest in de door [medeverdachte 2] geregelde woning. Zij is direct na haar aankomst in Nederland met prostitutiewerk begonnen, hetgeen wordt bevestigd door de gegevens uit haar telefoon.30
Zij verrichtte dit werk onder dwang van [medeverdachte 1] die haar mishandelde en dreigde haar of haar familie iets aan te doen als zij zou weigeren. [slachtoffer 1] bevestigt dit deels met haar verklaring dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] sloeg, dat zij bang was voor hem en alles deed wat hij zei.31
[slachtoffer 2] was onder dwang van verdachte beschikbaar voor een divers aanbod aan sekswerk, waaronder handelingen die ze niet wilde doen, zoals anale seks. Uit whatsapp-berichten met klanten blijkt dat ze zich daar inderdaad beschikbaar voor stelde.32 Zij werd bijna altijd door [medeverdachte 3] naar seksafspraken vervoerd en een enkele keer door verdachte. Volgens [slachtoffer 1] was dat toen [medeverdachte 3] met [medeverdachte 1] naar Italië was om [slachtoffer 3] op te halen.33
[medeverdachte 1] oefende controle uit op haar werkzaamheden middels veelvuldig telefonisch contact, waarbij zij hem op de hoogte hield van haar prostitutiewerk en van het geld dat ze daarmee verdiende en waarbij [medeverdachte 1] veelvuldig vroeg hoe het ging en wat ze aan het doen was.34 [medeverdachte 1] voerde aldus de regie over haar prostitutiewerk, incasseerde haar verdiensten en leefde daarvan. Zij voelde zich niet veilig in Nederland. Zij kende hier niemand en sprak de taal niet. [medeverdachte 1] verplichtte haar evenwel om hier te blijven.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande alle feitelijke gedragingen zoals met betrekking tot [slachtoffer 2] ten laste gelegd onder de verschillende gedachtestreepjes, onder B, bewezen, met uitzondering van - kort gezegd - het verstrekken van een werktelefoon en het laten maken van prijsafspraken met een klant, bewezen.
Voor zover de ten laste gelegde gedragingen slechts op één verklaring berusten overweegt de rechtbank dat voor een bewezenverklaring niet vereist is dat er ten aanzien van alle onderdelen twee bewijsmiddelen zijn.
De rechtbank stelt vast dat sprake is geweest van seksuele uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr, eerste lid, sub 1, 3, 4, 6 en 9 waarbij jegens [slachtoffer 2] de dwangmiddelen misleiding, dwang, dreiging met geweld, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie zijn toegepast.
In deze zaak duidt alleen al het gegeven, dat [slachtoffer 2] niet zelfstandig over de door haar gegenereerde inkomsten kon beschikken en haar geld aan [medeverdachte 1] moest afdragen, op een afhankelijkheids- dan wel een uitbuitingssituatie. Zij wilde weg uit Nederland, waar ze de mensen niet kende en de taal niet machtig was en ze zich niet veilig voelde. Maar [medeverdachte 1] stond dat niet toe. Zij werd door [medeverdachte 1] ondergebracht in de door [medeverdachte 2] geregelde woning, waar ook de andere verdachten verbleven, en had dus niet de beschikking over een eigen huisvesting. Zij kon daardoor geen kant op.
[slachtoffer 2] bevond zich in een afhankelijke positie, waar zij zich niet aan kon onttrekken en waarin zij geen andere reële keuze had dan te werken in de prostitutie en haar inkomsten daaruit af te staan. Zij kon zich, in de situatie waarin zij verkeerde, niet opstellen als een mondige prostituee.
Handelingen
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 1] de handelingen heeft verricht zoals opgenomen in de bewezenverklaring.
(Oogmerk van) uitbuiting
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat [slachtoffer 2] er met toepassing van voornoemde dwangmiddelen door [medeverdachte 1] toe is gebracht om zich te prostitueren en [medeverdachte 1] hier financieel voordeel uit heeft gehaald, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] heeft uitgebuit.
Dat [medeverdachte 1] daadwerkelijk handelde met het oogmerk van uitbuiting, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander onder deze omstandigheden in de prostitutie worden verricht terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat [medeverdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, zoals ten laste gelegd, met uitzondering van het medeplegen.
Rol verdachte
Naast [medeverdachte 3] , de vaste chauffeur voor [medeverdachte 1] , die zelf niet over een rijbewijs beschikte, fungeerde verdachte ook als zijn chauffeur. In die hoedanigheid heeft hij [slachtoffer 2] naar seksafspraken vervoerd.
De rechtbank acht daarbij bewezen dat verdachte wist dat [slachtoffer 2] door [medeverdachte 1] werd uitgebuit. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij er niet van opkeek dat [slachtoffer 2] aangifte tegen [medeverdachte 1] had gedaan, omdat hij ooit had gehoord dat [medeverdachte 1] haar in Spanje in de prostitutie had gebracht. Ook had hij vermoedens dat de dames sekswerk deden, omdat [medeverdachte 1] ineens zoveel geld had.35
Verder heeft verdachte prepaid opwaardeerbonnen gekocht waarmee seksadvertenties op de website [naam] omhoog kunnen worden geplaatst.
Uit de stukken is niet gebleken dat verdachte, naast het vervoeren van [slachtoffer 2] naar seksafspraken, ook verder nog een rol heeft gespeeld in het prostitutiewerk van [slachtoffer 2] . De rechtbank is van oordeel dat met de rol die verdachte heeft gespeeld geen sprake is van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking dat medeplegen kan worden bewezen. Dit betekent dat verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Medeplichtigheid
Voor de aan verdachte ten laste gelegde medeplichtigheid aan deze mensenhandel is dubbel opzet vereist; opzet op het gronddelict (de uitbuiting) en opzet op de behulpzaamheid daaraan. Verdachte wist dat [slachtoffer 2] werd uitgebuit. Met het vervoeren van haar naar escortafspraken heeft hij haar uitbuiting hier mogelijk gemaakt en is hij daarbij behulpzaam geweest.
De rechtbank acht daarmee de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1, subsidiair
de heer [medeverdachte 2] in de periode van 1 april 2022 tot en met 30 augustus 2022 in Roemenië en in [plaats] en op meerdere locaties in Noord-Nederland, meerdere malen:
(A)
een ander, te weten mevrouw [slachtoffer 1] , telkens
  • door dwang, en
  • door dreiging met geweld, en
  • door misleiding, en
  • door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, en
  • door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft
  • geworven en vervoerd en overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die ander, te weten die [slachtoffer 1] , (sub 1) en
  • gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard, (sub 4) en
  • gedwongen dan wel bewogen die [medeverdachte 2] te bevoordelen uit de opbrengst van haar, te weten die [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met een derde, (sub 9) en
(B)
  • een ander, te weten die [slachtoffer 1] , heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling (sub 3)
  • telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van een ander, te weten die [slachtoffer 1] , (sub 6)
immers heeft, die [medeverdachte 2] :
  • die [slachtoffer 1] vanuit Roemenië met een auto naar Nederland vervoerd, en
  • een woning op het adres [adres] in [plaats] gehuurd en vervolgens die [slachtoffer 1] in (een kamer van) die woning ondergebracht, en
  • aan die [slachtoffer 1] laten weten dat zij voor die [medeverdachte 2] in de prostitutie moest (blijven) werken en tegen betaling seksuele diensten aan klanten moest (blijven) verlenen, en
  • meerdere malen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] (anderszins) bedreigd en/of op die [slachtoffer 1] boos gereageerd, en
  • ten behoeve van de door die [slachtoffer 1] te verrichten seksuele werkzaamheden een (werk)telefoon met simkaart voorhanden gehad, en
  • een seksadvertentie voor een website ( [naam] ) gemaakt en/of laten maken en/of in die advertentie op die website ( [naam] ) vermeld en/of laten vermelden dat die [slachtoffer 1] tegen betaling haar seksuele diensten aanbiedt en verricht, en
  • meerdere malen, met die (werk)telefoon contact opgenomen en onderhouden en die [slachtoffer 1] dan wel een ander contact laten opnemen en/of laten onderhouden met een klant, en
  • meerdere malen, (prijs)afspraken met een klant gemaakt en/of laten maken ten behoeve van de door die [slachtoffer 1] te verrichten seksuele diensten, en
  • meerdere malen die [slachtoffer 1] met een auto naar een klant laten vervoeren, en
  • meerdere malen met die [slachtoffer 1] gesproken en/of anderszins gecommuniceerd en/of uitleg en/of (werk)instructies aan die [slachtoffer 1] gegeven over prostitutie en/of (afspraken ten behoeve van) het uitvoeren van seksuele werkzaamheden aan klanten tegen betaling, en
  • meerdere malen gelden door die [slachtoffer 1] laten afstaan,
zulks terwijl die [slachtoffer 1] onbekend was in Nederland en niet over eigen inkomsten en eigen huisvesting beschikte en een beperkt sociaal netwerk in Nederland had en de Nederlandse taal niet beheerste en bang was voor verdachte aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 1] van hem, verdachte, afhankelijk was, waaraan die [slachtoffer 1] zich niet heeft kunnen onttrekken en ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] geen weerstand aan die [medeverdachte 2] heeft kunnen bieden,
bij het plegen van welk misdrijf, verdachte, in de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 augustus 2022 in Roemenië en in [plaats] en op meerdere locaties in Noord-Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij:
  • die [slachtoffer 1] vanuit Roemenië met een auto naar Nederland vervoerd, en
  • meerdere malen die [slachtoffer 1] met een auto naar een klant vervoerd;
2, subsidiair
de heer [medeverdachte 1] in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 30 augustus 2022 in Madrid en in [plaats] en op meerdere locaties in Noord-Nederland, meerdere malen:
(A)
een ander, te weten mevrouw [slachtoffer 2] , telkens
  • door dwang en geweld, en
  • door dreiging met geweld, en
  • door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, en
  • door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft
  • geworven en vervoerd en overgebracht en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die ander, te weten die [slachtoffer 2] , (sub 1) en
  • gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard, (sub 4) en
  • gedwongen dan wel bewogen die [medeverdachte 1] te bevoordelen uit de opbrengst van haar, te weten die [slachtoffer 2] , seksuele handelingen met een derde, (sub 9) en
(B)
  • een ander, te weten die [slachtoffer 2] , heeft medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling (sub 3)
  • telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van een ander, te weten die [slachtoffer 2] , (sub 6)
immers heeft die [medeverdachte 1] :
  • die [slachtoffer 2] vanuit Spanje met een auto naar Nederland vervoerd, en
  • een woning op het adres [adres] in [plaats] geregeld en vervolgens die [slachtoffer 2] in (een kamer van) die woning ondergebracht en
  • meerdere malen aan die [slachtoffer 2] laten weten dat zij voor die [medeverdachte 1] in de prostitutie moest (blijven) werken en tegen betaling seksuele diensten aan klanten moest (blijven) verlenen, en
  • meerdere malen tegen die [slachtoffer 2] gezegd en/of gedreigd dat hij die [slachtoffer 2] en/of haar ouders en/of familie zou gaan mishandelen en/of doodmaken indien en voor zover die [slachtoffer 2] iets verkeerd zou doen en niet zou luisteren en zou weigeren om seksuele werkzaamheden tegen betaling te (blijven) verrichten, en
  • meerdere malen die [slachtoffer 2] anderszins bedreigd en op die [slachtoffer 2] boos gereageerd, en
  • meerdere malen die [slachtoffer 2] geslagen, en
  • meerdere malen met die [slachtoffer 2] gesproken en/of anderszins gecommuniceerd en/of uitleg en/of werkinstructies aan die [slachtoffer 2] gegeven over prostitutie en/of (afspraken ten behoeve van) het uitvoeren van seksuele werkzaamheden aan een klant tegen betaling, en
  • een seksadvertentie voor een website ( [naam] )
laten maken en in die advertentie op die website laten vermelden dat die [slachtoffer 2] tegen betaling haar seksuele diensten aanbiedt en verricht, en
  • een paysafecard aangeschaft en met credits die seksadvertentie omhoog geplaatst en/of omhoog laten plaatsen, en
  • meerdere malen met die (werk)telefoon) contact opgenomen en onderhouden en die [slachtoffer 2] dan wel een ander contact laten opnemen en/of laten onderhouden met een klant, en
  • meerdere malen die [slachtoffer 2] met een auto naar een klant laten vervoeren, en
  • meerdere malen tijdens de sekswerkzaamheden van die [slachtoffer 2] (in een auto) op die [slachtoffer 2] gewacht en in de buurt van die [slachtoffer 2] verbleven en als beveiliger gefungeerd, en
  • meerdere malen gelden, die een klant ten behoeve van de door die [slachtoffer 2] verrichte seksuele diensten heeft betaald, door die [slachtoffer 2] laten afstaan,
zulks terwijl die [slachtoffer 2] onbekend was in Nederland en niet over eigen inkomsten en eigen huisvesting beschikte en een beperkt sociaal netwerk in Nederland had en de Nederlandse taal niet beheerste en bang was voor die [medeverdachte 1] en aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 2] van hem, [medeverdachte 1] , afhankelijk was, waaraan die [slachtoffer 2] zich niet heeft kunnen onttrekken en ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden,
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de van periode van 15 augustus 2022 tot en met 30 augustus 2022 in [plaats] en op meerdere locaties in (Noord-)Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij:
  • meerdere malen, die [slachtoffer 2] met een auto naar een klant vervoerd, en
  • meerdere malen, tijdens de (seks)werkzaamheden van die [slachtoffer 2] (in een auto) op die [slachtoffer 2] gewacht en/of in de buurt van die [slachtoffer 2] verbleven en als beveiliger
gefungeerd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan mensenhandel;
medeplichtigheid aan mensenhandel.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en 2 subsidiair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om in het bijzonder rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zijn gezin in Roemenië is afhankelijk van zijn inkomen en verdachte kampt met gezondheidsproblemen, zoals hartklachten en een hoge bloeddruk. Verder is verdachte first offender.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting de reclasseringsrapportages de het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich als medeplichtige schuldig gemaakt aan de seksuele uitbuiting van twee Roemeense vrouwen. Verdachte heeft een cruciale rol bij de feiten gespeeld. Hij heeft één van de slachtoffers met de auto van Roemenië naar Nederland vervoerd en beide slachtoffers heeft hij in Nederland naar seksafspraken gereden. Hij heeft de uitbuiting daarmee door de respectieve plegers van de feiten mogelijk gemaakt en hij heeft daarvan geprofiteerd. In zijn kosten voor levensonderhoud werd voorzien. Verdachte heeft er hiermee toe bijgedragen dat op grove wijze inbreuk werd gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers.
Mensenhandel waarbij het slachtoffer in de prostitutie wordt gebracht of gehouden, is een vergaande vorm van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt worden gemaakt aan de belangen van de uitbuiter. De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting kunnen voor een slachtoffer, zo is algemeen bekend, groot zijn.
Op grond hiervan en uit een oogpunt van normhandhaving en vergelding acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstaf van langere duur op zijn plaats. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting mensenhandel en merkt deze zaak aan als een categorie II-zaak. Daarvoor geldt een oriëntatiepunt van 14 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een bewezenverklaarde periode, variërend van een dag/dagen tot enkele maanden, zoals in deze zaak aan de orde is. De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met de omstandigheid dat zij de rol van verdachte bij beide de feiten niet als medepleger maar als medeplichtige kwalificeert.
De rechtbank stelt verder vast dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn met ruim vier maanden, uitgaande van de aanvang van de behandeling van de strafzaak op 30 augustus 2022, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank zal daar in het voordeel van verdachte rekening
mee houden evenals met het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest passend en geboden.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de volgende inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang:
  • een ploertendoder;
  • een bus pepperspray;
  • een personenauto, met kenteken [nummer] , omdat daarvan het motorbloknummer is weggeslepen en het voertuig niet meer op de weg mag komen.
De rechtbank acht de volgende inbeslaggenomen telefoons vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen betreffen met behulp van welke de feiten zijn begaan:
  • een groene Samsung;
  • een Xiaomi.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen geldbedrag van 406,20, moet worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten het slachtoffer, [slachtoffer 1] .

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 8.398,00 ter vergoeding van materiële schade en 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vordering voor wat betreft de materiële schade, nu niet valt te berekenen in hoeverre verdachte heeft geprofiteerd van het geld dat [slachtoffer 1] aan [medeverdachte 2] heeft moeten afstaan.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot (hoofdelijke) toewijzing van de immateriële schade van 10.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Primair, omdat verdachte van het betreffende feit moet worden vrijgesproken.
Subsidiair omdat de hoogte van de materiële schade is gebaseerd op niet verifieerbare informatie van [slachtoffer 1] en de periode waarover het misbruik heeft plaatsgevonden te ruim is gesteld.
Verder kan verdachte, die niet betrokken is geweest bij misbruik en uitbuiting, niet verantwoordelijk worden gesteld voor de immateriële schade. Bovendien gaat de jurisprudentie waarnaar voor wat betreft dit onderdeel van de vordering wordt verwezen over langere perioden en is er sprake van fors geweld.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij een deel van de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde.
Materiële schade
De rechtbank is met de officier van justitie en raadsman van oordeel dat niet kan worden berekend in hoeverre verdachte heeft geprofiteerd van de inkomsten van [slachtoffer 1] die zij aan [medeverdachte 2] heeft moeten afstaan. De rechtbank ziet daarin reden om de vordering in deze zaak voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren.
Immateriële schade
Bij de vaststelling van de hoogte van de immateriële schade is aansluiting gezocht bij letselcategorie 4 van de Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De rechtbank acht de hoogte van het bedrag van 10.000,00 voldoende onderbouwd en in beginsel voor toewijzing vatbaar.
Verdachte is samen met [medeverdachte 3] medeplichtig geweest aan het strafbare feit waaruit de door [slachtoffer 1] geleden immateriële schade voortvloeit. De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 2] als pleger van het feit verantwoordelijk moet worden gehouden voor het grootste deel van de gestelde schade. Het bedrag waarvoor verdachte verantwoordelijk moet worden gehouden stelt de rechtbank in redelijkheid vast op 2500,00.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 2] het strafbare feit met behulp van verdachte en [medeverdachte 3] heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de immateriële schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding in zoverre niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien [medeverdachte 2] deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 48, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 5 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Verklaart onttrokken aan het verkeer, de volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
  • een ploertendoder;
  • een bus pepperspray;
  • een personenauto, met kenteken [nummer] .

Verklaart verbeurd, de volgende twee inbeslaggenomen telefoons:

  • een groene Samsung;
  • een Xiaomi.
Gelast de teruggavevan het in beslag genomen geldbedrag van 406,20 aan het slachtoffer, [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 augustus 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.500,00 (zegge: tweeduizend en vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 2.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 januari 2024.
Mr. Venema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Processen-verbaal van bevindingen, opgenomen in het politiedossier op paginas 24 en 26.
2 Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen in het politiedossier op pagina 39.
3 Bewijsmiddelen (N, M, B)-10.
4 Bewijsmiddelen (onder meer) N-2, N-4, M-2, M-4, M-12.
5 Bewijsmiddelen (N, M, B)-6 tot en met (N, M, B)-10.
6 Bewijsmiddel (N, M, B)-7.
7 Proces-verbaal van verhoor [naam] , p. 471.
8 Bewijsmiddel (N, M, B)-2.
9 Bewijsmiddelen N-5, B-8 en (N, M, B)-1.
10 Bewijsmiddel (N, M, B)-1.
11 Bewijsmiddel (N, M, B)-3.
12 Bewijsmiddelen N-6, B-14 en M-9.
13 Bewijsmiddel B-12
14 Bewijsmiddel (N, B)-10.
15 Bewijsmiddelen M-1 tot en met M-4.
16 Bewijsmiddel M-11.
17 Bewijsmiddelen M-11 en M-14.
18 Bewijsmiddel M-11.
19 Bewijsmiddel (N, M, B)-2 en advertentie, p. 562.
20 Bewijsmiddel M-14 en proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 918 en 919.
21 Bewijsmiddelen M-9 en M-10.
22 Bewijsmiddelen M-5, M-6, M-8.
23 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , p. 820.
24 Respectievelijk bewijsmiddelen M-10, M-12 en M-15.
25 Bewijsmiddelen M6 en M-7 en paginas 299 tot en met 307.
26 Bewijsmiddel M-14.
27 Bewijsmiddel (N, M, B)-7.
28 Bewijsmiddelen B-1 tot en met B-3.
29 Bewijsmiddelen B-17.
30 Bewijsmiddel B-7.
31 Bewijsmiddel B- 12.
32 Bewijsmiddel B-8.
33 Bewijsmiddel B-12.
34 Bewijsmiddelen B-8 en B-10.
35 Bewijsmiddelen B-15 en (N, M, B)- 8.