ECLI:NL:RBNNE:2025:106

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
18-221029-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan mensenhandel met drie Roemeense slachtoffers

Op 9 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die medeplichtig was aan mensenhandel. De verdachte heeft een cruciale rol gespeeld door drie Roemeense slachtoffers met de auto vanuit Italië en Spanje naar Nederland te vervoeren en hen naar seksafspraken te brengen. De rechtbank verwierp het beroep van de verdediging op psychische overmacht, omdat de verdachte zelf ook als slachtoffer van mensenhandel werd gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor toepassing van het non-punishment beginsel, omdat de verdachte opzettelijk heeft bijgedragen aan de uitbuiting van de slachtoffers. De rechtbank achtte de verdachte medeplichtig aan de seksuele uitbuiting van de slachtoffers, waarbij gebruik werd gemaakt van dwang, misleiding en misbruik van een kwetsbare positie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding betalen aan een van de slachtoffers. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en dat mensenhandel een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers met zich meebrengt.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.221029.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 januari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 december 2024 en 9 januari 2025.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. H.L.P. Fauser, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, kort gezegd, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. primair: mensenhandel in vereniging (seksuele uitbuiting sub 1,3,4,6,9) ten aanzien van [slachtoffer 1] , in of omstreeks de periode van 1 augustus 2022 tot en met 30
augustus 2022 in Italië en/of in [plaats] en/of in [plaats] en/of op een of meerdere locaties in (Noord-)Nederland;
subsidiair: medeplichtigheid aan dit feit, in of omstreeks de periode van 15 augustus 2022 tot en met 30 augustus 2022 in Italië en/of in [plaats] en/of in [plaats] en/of (elders) in (Noord-)Nederland;
primair: mensenhandel in vereniging (seksuele uitbuiting sub 1,3,4,6,9) ten aanzien van [slachtoffer 2] , in of omstreeks de periode van 1 april 2022 tot en met 30 augustus 2022 in Roemenië en/of in [plaats] en/of op een of meerdere locaties in (Noord-)Nederland;
subsidiair: medeplichtigheid aan dit feit, in of omstreeks de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 augustus 2022 in [plaats] en/of (elders) in (Noord-)Nederland
primair: mensenhandel in vereniging (seksuele uitbuiting sub 1,3,4,6,9) ten aanzien van [slachtoffer 3] , in of omstreeks de periode van 1 augustus 2022 tot en met 30 augustus 2022 in Madrid, in elk geval in Spanje, en in [plaats] en/of op een of meerdere locaties in (Noord-)Nederland;
subsidiair: medeplichtigheid aan dit feit, in of omstreeks de periode van 1 augustus 2022 tot en met 30 augustus 2022 in Madrid, in elk geval in Spanje, en/of in [plaats] en/of op een of meerdere locaties in (Noord-)Nederland.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis en maakt daar deel vanuit.

Korte inleiding

De zaak van verdachte maakt deel uit van het politieonderzoek Voring. Dit onderzoek heeft geresulteerd in de vervolging van vier Roemeense verdachten, te weten, verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (hierna respectievelijk: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ). Deze verdachten worden - in wisselende samenstelling - (primair) verdacht van de seksuele uitbuiting in vereniging van drie Roemeense dames, te weten aangeefsters [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] (hierna respectievelijk: [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer
2] ).
Het onderzoek is gestart nadat [slachtoffer 1] op 30 augustus 2022 omstreeks 00.20 uur, samen met verdachte is aangetroffen in een geparkeerde auto aan de [adres] te [plaats] . In een klein rugzakje dat zij bij zich droeg zaten glijmiddel, condooms, mondwater en overige verzorgingsproducten. In het gesprek dat met [slachtoffer 1] volgde vertelde zij geëmotioneerd dat zij sinds enkele dagen werd vastgehouden in een woning aan [adres] in [plaats] en dat zij werd gedwongen om seks te hebben met mannen. In bedoelde woning zouden volgens [slachtoffer 1] ook drie mannen wonen, onder wie [medeverdachte 1]
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ).1 [slachtoffer 1] is daarop als mogelijk slachtoffer van mensenhandel meegenomen naar het bureau.
In genoemde woning werden die nacht de dames [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] aangetroffen die beiden verklaarden vrijwillig als prostituee te werken.2 [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zijn aanvankelijk aangemerkt als verdachten in de zaak omdat zij betrokken leken te zijn bij de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] . In de loop van het onderzoek verklaarden zij ook zelf slachtoffer van seksuele uitbuiting te zijn, begaan door hun respectieve pooiers, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde feiten. Zij acht de feiten te bewijzen op grond van de door haar genoemde bewijsmiddelen en heeft daartoe samengevat het volgende aangevoerd.
Feit 1, primair
Wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [slachtoffer 1] er door [medeverdachte 1] , tezamen en in vereniging met verdachte, met toepassing van de dwangmiddelen misleiding, dwang, dreiging met geweld, “misbruik van een kwetsbare positie” en “misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht” toe is gebracht om zich te prostitueren en dat dat financieel voordeel voor hen heeft opgeleverd. Er is dan ook sprake van uitbuiting. Dat verdachte en [medeverdachte 1] daarbij ook handelden met het oogmerk van uitbuiting, mag blijken uit de omstandigheden waarin [slachtoffer 1] verkeerde, de rol daarin van verdachte en [medeverdachte 1] , het gebruik van dwangmiddelen en uit het feit dat zij van haar prostitutiewerk profiteerden. Uitbuiting van [slachtoffer 1] was het hele doel.
Bewezen kan worden dat [slachtoffer 1] is geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest (sub 1). Zij is gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4), gedwongen en/of bewogen haar verdiensten uit de prostitutie af te staan (sub 9) en verdachten hebben opzettelijk voordeel getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] (sub 6). Nu zij bovendien door verdachte en [medeverdachte 1] is opgehaald uit Italië en is meegenomen naar Nederland om in de prostitutie te komen werken, kan ook sub 3 bewezen worden verklaard.
Verdachte kan dan ook in voornoemde zin worden veroordeeld voor het medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] , gepleegd in de tenlastegelegde periode en in de tenlastegelegde plaatsen.
Feit 2, subsidiair
Wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [slachtoffer 2] er door [medeverdachte 2] , tezamen en in vereniging met [medeverdachte 3] , met toepassing van de dwangmiddelen misleiding, dwang, dreiging met geweld, “misbruik van een kwetsbare positie” en “misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht” toe is gebracht om zich te prostitueren en dat dat financieel voordeel voor hen heeft opgeleverd. Er is dan ook sprake van uitbuiting, waarbij ook zonder meer het oogmerk van uitbuiting bestond.
Bewezen kan worden dat [slachtoffer 2] is meegenomen vanuit Roemenië naar Nederland om in de prostitutie te komen werken (sub 3) en dat zij is geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest (sub 1). Zij is gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4), gedwongen en/of bewogen haar verdiensten uit de prostitutie af te staan (sub 9) en verdachten hebben opzettelijk voordeel getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] (sub 6).
Verdachte, die [slachtoffer 2] een paar keer naar seksafspraken heeft vervoerd, kan worden veroordeeld voor de aan hem onder 2 subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid aan seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] .
Feit 3, primair
Wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [slachtoffer 3] er door [medeverdachte 1] , tezamen en in vereniging met verdachte, met toepassing van de dwangmiddelen dwang, geweld, dreiging met geweld, “misbruik van een kwetsbare positie” en “misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht” toe is gebracht om zich te prostitueren en dat dat financieel voordeel voor hen heeft opgeleverd. Er is dan ook sprake van uitbuiting. Uit de omstandigheden van [slachtoffer 3] , de rol daarin van verdachte en [medeverdachte 1] , het gebruik van dwangmiddelen en het financiële profijt dat verdachte en [medeverdachte 1] hadden van haar prostitutiewerk mag blijken dat zij ook het oogmerk van uitbuiting hadden.
Bewezen kan worden dat [slachtoffer 3] is geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest (sub 1). Zij is gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4), gedwongen en/of bewogen haar verdiensten uit de prostitutie af te staan (sub 9) en verdachten hebben opzettelijk voordeel getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 3] (sub 6). Nu zij bovendien door [medeverdachte 1] en verdachte is meegenomen vanuit Spanje naar Nederland om in de prostitutie te komen werken, kan ook sub 3 bewezen worden verklaard.
Verdachte kan dan ook in voornoemde zin worden veroordeeld voor het medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 3] , gepleegd in de tenlastegelegde periode en in de tenlastegelegde plaatsen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken en heeft daartoe -samengevat- het volgende aangevoerd.
Feit 1
Niet kan worden bewezen dat [slachtoffer 1] het slachtoffer is van seksuele uitbuiting, maar voor zover [medeverdachte 1] wel de bedoeling heeft gehad om haar uit te buiten, ontbreekt het oogmerk daarop bij verdachte. Hij dacht dat [slachtoffer 1] naar Nederland kwam om in plaats van hem als chauffeur voor [medeverdachte 1] te gaan werken. Pas toen hij [slachtoffer 1] voor het laatst vervoerde wist hij dat het om een seksafspraak ging. Van de toepassing van enig dwangmiddel door hem is geen sprake geweest.
Wanneer het oogmerk op uitbuiting wel wordt aangenomen, dan heeft verdachte slechts een faciliterende rol gespeeld door [slachtoffer 1] uit Italië op te halen en haar een enkele keer naar seksafspraken te vervoeren.
Feit 2
De raadsvrouw heeft allereerst gepersisteerd bij haar verzoek om het horen van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris, reden waarom zij ter terechtzitting om aanhouding van de behandeling van de zaak heeft gevraagd.
Subsidiair moet de verklaring van [slachtoffer 2] worden uitgesloten van het bewijs. [slachtoffer 2] is niet bij de rechter-commissaris gehoord, zij heeft wisselend en belastend over verdachte verklaard, haar verklaring is doorslaggevend voor een bewezenverklaring en het niet horen kan niet worden gecompenseerd.
Meer subsidiair heeft verdachte betwist dat hij [slachtoffer 2] naar klanten heeft gebracht. Hij was niet op de hoogte van haar (gedwongen) werkzaamheden, heeft geen dwangmiddelen jegens haar toegepast en had niet het oogmerk op haar uitbuiting. Wanneer het oogmerk op uitbuiting wel wordt aangenomen, dan heeft verdachte slechts een faciliterende rol bij het feit gespeeld door [slachtoffer 2] slechts een enkele keer naar een seksafspraak te vervoeren.
Feit 3
Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de eventuele seksuele uitbuiting van [slachtoffer 3] ontkend. Voor zover hij haar in de auto heeft vervoerd wist hij niet dat het om seksafspraken ging.
Niet kan worden bewezen dat de telefoon, de Samsung A307, die blijkens de verklaring van [slachtoffer 3] als “werktelefoon” fungeerde, in gebruik was bij verdachte. Verdachte heeft geen dwangmiddelen jegens [slachtoffer 3] toegepast en had niet het oogmerk op haar uitbuiting. Wanneer het oogmerk op uitbuiting wel wordt aangenomen, dan heeft verdachte slechts een faciliterende rol bij het feit gespeeld door [slachtoffer 3] uit Spanje op te halen en haar een enkele keer naar seksafspraken te vervoeren.
Oordeel van de rechtbank
De verklaringen van [slachtoffer 2]
De rechtbank stelt voorop dat de raadsvrouw niet in de gelegenheid is geweest [slachtoffer 2] als getuige te ondervragen. De reden dat het ondervragingsrecht niet kon worden uitgeoefend ten aanzien van [slachtoffer 2] , is dat deze getuige aanvankelijk niet kon worden gehoord vanwege haar zwangerschap en zorg voor haar kindje3 en daarna omdat zij onvindbaar was en het niet voorzienbaar was dat zij binnen afzienbare tijd zou kunnen worden gehoord4.
Nu het nog steeds niet voorzienbaar is dat [slachtoffer 2] binnen afzienbare tijd kan worden gehoord, zal de rechtbank het verzoek van de raadsvrouw om aanhouding van de behandeling van de zaak om haar alsnog te horen afwijzen.
Als de verdediging niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om het ondervragingsrecht uit te oefenen moet de rechtbank beoordelen of het proces als geheel eerlijk is verlopen. De volgende vragen zijn daarbij van belang:
Is er een goede reden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid? Zo ja:
Is de verklaring beslissend (sole or decisive) voor de bewezenverklaring? Zo ja:
Zijn er factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid.
De rechtbank overweegt als volgt.
De reden dat het ondervragingsrecht niet kon worden uitgeoefend ten aanzien van [slachtoffer 2] , is dat deze getuige aanvankelijk niet kon worden gehoord vanwege haar zwangerschap en zorg voor haar kindje5 en daarna omdat zij onvindbaar was en het niet voorzienbaar was dat zij binnen afzienbare tijd zou kunnen worden gehoord. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een goede reden voor de beperking van het ondervragingsrecht van de verdediging.
De rechtbank overweegt verder dat de verklaringen van [slachtoffer 2] , anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, niet het enige of beslissende (“sole or decisive”) bewijs in deze zaak vormt, maar steun vinden in andere bewijsmiddelen zoals hierna uitgewerkt onder de bewijsoverwegingen.
De rechtbank zal de verklaringen van [slachtoffer 2] behoedzaam gebruiken en alleen voor zover deze worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, bezigen voor het bewijs.
De rechtbank past ten aanzien van de feiten 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen en zakelijk weergegeven bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Juridisch kader

Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna; Sr). Dit wetsartikel staat in titel XVIII die ziet op de misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid. De strafbaarstelling is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Uitbuiting moet daarbij niet beperkt worden uitgelegd. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van personen. Artikel 273f Sr beoogt bescherming te bieden tegen de aantasting daarvan.
Eerste lid, sub 1 en sub 4
De activiteiten onder sub 1 zijn gericht op de verwezenlijking van het einddoel: de uitbuiting. Het gaat om de activiteiten om iemand in de positie te brengen, waarin deze bewogen dan wel gedwongen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten. Het daadwerkelijke bewegen dan wel dwingen tot het verrichten van arbeid en/of diensten is strafbaar gesteld in sub 4.
Voornoemde subonderdelen bestaan uit de volgende drie elementen: a) handelingen, b) dwangmiddelen en c) (oogmerk van) uitbuiting. Om te komen tot een veroordeling voor mensenhandel dient vast te staan dat er sprake is van zowel een handeling als de inzet van een dwangmiddel in relatie tot het oogmerk van uitbuiting. Tussen de handelingen en dwangmiddelen bestaat een causaal verband; de handelingen worden mogelijk gemaakt door het gebruik van/ het aanwezig zijn van (één van de) dwangmiddelen.
a.
a) De handelingen
De handelingen van sub 1 (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen, met inbegrip van de wisseling of overdracht van de controle over die ander) hebben elk een neutrale en feitelijke betekenis en kunnen worden begrepen aan de hand van dagelijks taalgebruik. Zij dienen ruim te worden uitgelegd.
Sub 4 ziet op handelingen waarbij iemand een ander dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid (eerste deel van sub 4), dan wel enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid (tweede deel van sub 4). Gedoeld wordt op diegenen die gebruik maken van de uitbuitingssituatie, welke uitbuitingssituatie zij overigens niet zelf hoeven te hebben gecreëerd.
De dwangmiddelen
Het gaat er in deze zaak om of sprake is geweest van dwang, geweld, dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie.
Op basis van de jurisprudentie lijkt tussen de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht geen essentieel verschil te bestaan.
Het begrip misbruik van een kwetsbare positie is in lid 6 van artikel 273f Sr gedefinieerd in die zin dat daaronder mede wordt begrepen “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.”
Het gaat om situaties waarin een slachtoffer niet vrijwillig een keuze kan maken of waarin een slachtoffer niet, of verminderd, de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken.
Het dwangmiddel misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht kan veelal uit de omstandigheden worden afgeleid. Blijkens de wetsgeschiedenis geldt dat, waar het de prostitutie betreft, dit misbruik kan worden verondersteld indien de prostituee in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren.
Mondig betekent dat hij of zij zelfstandig kan bepalen of, wanneer en voor wie er wordt gewerkt en ook dat hij of zij zelf de beschikking heeft over de inkomsten uit dat werk.
Uit de jurisprudentie volgt dat beide situaties ruim worden uitgelegd. Beoogd wordt een ruime bescherming te bieden aan slachtoffers. Allerlei omstandigheden kunnen hierbij een rol spelen. Te denken valt aan de financiële, psychische en sociale situatie waarin het slachtoffer zich bevindt.
Voor het bewijs van deze dwangmiddelen is toereikend dat de dader zich bewust moet
zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden waaruit de kwetsbare positie van het slachtoffer of het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat tenminste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn.
Het oogmerk van uitbuiting
Verder is voor een bewezenverklaring van mensenhandel vereist dat sprake is van (het oogmerk van) uitbuiting. Uitbuiting is een impliciet bestanddeel van art. 273f, eerste lid, onder 4º en 9 º Sr.
Het begrip uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan in het tweede lid door de opsomming van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie. Uitbuiting veronderstelt een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. Het enkele aanwenden van dwangmiddelen levert niet reeds uitbuiting op, maar het oogmerk van uitbuiting brengt met zich dat bij de toepassing van die dwangmiddelen sprake moet zijn van een (voorgenomen)
ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid (ECLI:GHAMS:2016:5236). In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting. Wanneer gebruik is gemaakt van enig dwangmiddel, is instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting niet relevant.
Eerste lid, sub 3, sub 4, sub 9 Sr
De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat, hoewel uitbuiting als zodanig niet in de tekst van sub 3, sub 4 en sub 9 is opgenomen, dit daarin wel moet worden ingelezen en daarmee een impliciet bestanddeel daarvan vormt. De gedragingen in deze subonderdelen kunnen slechts als mensenhandel worden bestraft, indien uit de bewijsvoering volgt dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld.
Eerste lid,, sub 6 Sr
Strafbaar op grond van sub 6 is degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander. Opzet is als bestanddeel opgenomen ter voorkoming dat slechts onachtzaam handelen onder het bereik van deze bepaling zou vallen. De Hoge Raad heeft bepaald dat het opzet gericht dient te zijn op zowel het voordeel trekken als de uitbuiting van een ander. De profijttrekker kan, maar hoeft niet, een ander te zijn dan degene die de uitbuitingssituatie heeft gecreëerd. Het gebruik van een dwangmiddel is geen vereiste.

Algemene inleiding

De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen en overige dossierstukken af dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar Nederland zijn gekomen met als doel om Roemeense dames hier in de prostitutie te laten werken. Omdat zij zelf niet over een rijbewijs beschikten6 hebben zij chauffeurs ingehuurd (te weten verdachte en [medeverdachte 3] ) die het vervoer van de dames moesten verzorgen.7
Als uitvalsbasis voor dit prostitutiewerk heeft [medeverdachte 2] met hulp van [medeverdachte 3] een woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) gehuurd,8 waar de dames werden ondergebracht.
Dat deze woning met dat speciale doel werd gehuurd wordt onder meer bevestigd door de verklaring van getuige [naam] (hierna: [naam] ), dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en zij in juli 2022 vanuit Roemenië naar Nederland zijn gegaan “om een adres in [plaats] te huren met als doel werk te vinden”.9 Dat dit om prostitutiewerk ging leidt de rechtbank af uit de verklaring van [naam] waaruit blijkt dat zij al langere tijd als prostituee werkt.10
Dat deze woning door verdachten ook werkelijk als dergelijke uitvalsbasis werd gebruikt blijkt onder meer uit de volgende omstandigheden.
Vanaf het IP-adres van deze woning zijn advertenties van aangeefsters geplaatst op [website] onder de namen [naam] , [naam] en [naam]11, zijnde de werknamen van respectievelijk [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]12. Tevens zijn in de woning aan prostitutie gerelateerde voorwerpen aangetroffen, zoals bijvoorbeeld diverse bonnetjes met opwaardeercodes van paysafecards, waarmee bij [website] kon worden betaald voor het omhoog plaatsen van een seksadvertentie. Door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn in ieder geval op 28 en 29 augustus 2022 dergelijke paysafecards aangekocht bij een [bedrijf] in [plaats] en de seksadvertenties van alle drie de aangeefsters zijn
daadwerkelijk meermalen via een paysafecard omhoog geplaatst.13 Ook op de telefoon van [medeverdachte 2] is een foto aangetroffen van zon prepaid opwaardeer bon.14
De drie aangeefsters zijn in de woning ondergebracht en hebben vanuit daar prostitutiewerk verricht. Naast aangeefsters verbleven ook de vier verdachten in deze woning en de enige bron van inkomsten in deze “leefgemeenschap” was het geld dat aangeefsters met hun prostitutiewerk verdienden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden zelf geen werk.15
Dit betekende dat alle kosten die zich daar voordeden werden betaald van het geld dat door aangeefsters werd ingebracht,16 zoals de kosten voor het levensonderhoud van verdachten, huur (volgens [medeverdachte 1] 2.250 euro per maand)17, benzine als ook de salarissen die [medeverdachte 3] en verdachte van hun respectieve werkgevers, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , zouden gaan ontvangen.
De seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] (feit 1)
De rechtbank gaat uit van de volgende gang van zaken en heeft zich daarbij gebaseerd op de verklaringen van [slachtoffer 1]18 en overige in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
In augustus 2022 raakte [slachtoffer 1] vanuit Italië via Facebook en telefonisch in contact met de in Nederland verblijvende [medeverdachte 1] . Het contact tussen hen was ontstaan via een gemeenschappelijke vriend, verdachte, en op initiatief van [medeverdachte 1] die het contact aanhield.19 [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 1] vervolgens gevraagd naar Nederland te komen om daar voor hem als chauffeur te gaan werken.20 [medeverdachte 1] heeft zelf verklaard dat hij [slachtoffer 1] had aangeboden om in Nederland in een slachthuis te komen werken.21 Op 25 augustus 2022 is [slachtoffer 1] door [medeverdachte 1] en verdachte opgehaald vanuit Italië22 en door [medeverdachte 1] ondergebracht in de woning in [plaats] . Na drie à vier dagen kreeg zij van [medeverdachte 1] - in bijzijn van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en verdachte - te horen dat zij werk in de escort moest gaan doen. Zij had geen keuze want [medeverdachte 1] dreigde haar te mishandelen en haar ouders iets aan te doen als zij weigerde. [medeverdachte 1] heeft haar telefoon ingenomen en zij kreeg van hem een nieuwe telefoon23 bestemd voor het contact met klanten. Als zij ging werken mocht zij haar eigen telefoon en portemonnee niet meenemen. Toen zij op 30 augustus door verbalisanten is aangetroffen, beschikte zij inderdaad alleen over een Samsung-telefoon, die gelet op de inhoud duidelijk was bestemd als werktelefoon,24 terwijl haar eigen telefoon en portemonnee zich op haar kamer in de woning bevonden.25
In opdracht van [medeverdachte 1] was door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op [website] een advertentie voor haar aangemaakt.26 Ten behoeve van die advertentie zijn in opdracht van [medeverdachte 1] fotos van haar gemaakt in lingerie.27 Volgens die seksadvertentie was zij 7 dagen per week, 24 uur per dag beschikbaar voor een keur aan sekswerk, waaronder onveilige seks. Het contact en de afspraken met klanten liep via [slachtoffer 3] in opdracht van [medeverdachte 1] .28 Als er een afspraak was gemaakt, kreeg [slachtoffer 1] instructies en werd zij door verdachte naar de klant gereden.29 Zij heeft in totaal twee klanten gehad30 en het geld dat ze daarmee heeft verdiend (twee keer 250 euro) moest zij aan [medeverdachte 1] afgeven.
[medeverdachte 1] heeft ontkend dat hij zich aan seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] schuldig heeft gemaakt en heeft verklaard dat zij het prostitutiewerk vrijwillig verrichtte. Hij heeft verder verklaard dat hij naar Nederland is gekomen om met een vriend en [medeverdachte 2] een uitzendbureau te beginnen voor werk in slachthuizen. Volgens [medeverdachte 1] heeft hij [slachtoffer 1] een baan in een slachthuis in het vooruitzicht gesteld en haar daarvoor naar Nederland gehaald.31
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van [medeverdachte 1] en acht bewezen dat [slachtoffer 1] door [medeverdachte 1] en verdachte naar Nederland is gehaald onder het valse voorwendsel dat ze hier als chauffeur voor [medeverdachte 1] zou gaan werken.
Dat het voor [slachtoffer 1] een volslagen verrassing was toen zij van [medeverdachte 1] te horen kreeg dat zij dit werk moest gaan doen en dat dat zij geen keuze had, wordt ondersteund door de volgende bewijsmiddelen.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] “onder druk of stress was” toen zij hoorde dat zij escortwerk moest gaan doen. En [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij dacht dat er “zondagavond” gesproken werd over prostitutie, want zij zag dat [slachtoffer 1] heel erg op haar hoede was en [medeverdachte 1] aankeek en zag daarna dat [slachtoffer 1] triest was. De rechtbank stelt vast dat het die zondagavond 28 augustus was en dat deze datum aansluit bij de verklaring van [slachtoffer 1] , dat zij drie à vier dagen na 25 augustus van [medeverdachte 1] te horen kreeg dat zij escortwerk moet gaan doen.
[slachtoffer 2] heeft verder verklaard niet te blijven bij haar aanvankelijke verklaring dat [slachtoffer 1] het vrijwillig wilde doen: [medeverdachte 1] zou haar hebben gedwongen om de prostitutie in te gaan.
Op de vraag van verbalisanten aan verdachte waarom hij dat dacht dat [slachtoffer 1] gedwongen werd, antwoordt hij: “Je kon zien aan haar gezicht dat het niet goed ging.” Ook heeft verdachte verklaard dat hij vermoedde dat [slachtoffer 1] seks voor geld moest hebben van [medeverdachte 1] . “ [slachtoffer 1] vertelde hem niets, [medeverdachte 1] praatte voor haar, ze was een soort van robot”, aldus verdachte.32
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en verdachte hun verklaringen onafhankelijk van elkaar hebben afgelegd en overweegt dat zij geen reden heeft om aan de juistheid van deze verklaringen te twijfelen.
Zoals hiervoor is overwogen beschikte [medeverdachte 1] niet over een eigen inkomen, maar kon hij desondanks voorzien in de kosten van zijn levensonderhoud, dat van anderen en had hij meer dan voldoende geld voor allerlei andere zaken. De rechtbank ziet hierin - onder de gegeven omstandigheden zoals hiervoor geschetst - een bevestiging van het feit dat hij de beschikking had over het geld dat door anderen in de prostitutie werd verdiend. [slachtoffer 1] had daar met haar eerste twee klanten net voor 500 euro aan bijgedragen.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande alle feitelijke gedragingen zoals met betrekking tot [slachtoffer 1] ten laste gelegd onder de verschillende gedachtestreepjes, onder B, bewezen, met uitzondering van - kort gezegd - het mishandelen en het tijdens haar sekswerkzaamheden in de buurt verblijven en als beveiliger fungeren. Voor zover de ten laste gelegde gedragingen slechts op één verklaring berusten overweegt de rechtbank dat voor een bewezenverklaring niet vereist is dat er ten aanzien van alle onderdelen twee bewijsmiddelen zijn.
De rechtbank stelt vast dat sprake is geweest van seksuele uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr, eerste lid, sub 1, 3 4, 6 en 9 waarbij jegens [slachtoffer 1] de dwangmiddelen misleiding, dwang, dreiging met geweld, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie zijn toegepast.
In deze zaak duidt alleen al het gegeven, dat [slachtoffer 1] niet zelfstandig over de door haar gegenereerde inkomsten kon beschikken en haar geld aan [medeverdachte 1] moest afdragen, op een afhankelijkheids- dan wel een uitbuitingssituatie. Zij werd door [medeverdachte 1] bedreigd en ondergebracht in een door [medeverdachte 2] geregelde woning, waar ook de andere verdachten verbleven, en had niet de beschikking over eigen huisvesting. Zij had evenmin vrijelijk de beschikking over haar eigen telefoon, portemonnee en rijbewijs en kende verder niemand in Nederland. Zij kon daardoor geen kant op en bevond zich in een afhankelijke positie waarin zij geen andere reële keuze had dan te werken in de prostitutie.
Handelingen
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 1] de handelingen heeft verricht zoals opgenomen in de bewezenverklaring.
(Oogmerk van) uitbuiting
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat [slachtoffer 1] er met toepassing van voornoemde dwangmiddelen door [medeverdachte 1] toe is gebracht om zich te prostitueren en [medeverdachte 1]
hier financieel voordeel uit heeft gehaald, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] heeft uitgebuit.
Dat [medeverdachte 1] daadwerkelijk handelde met het oogmerk van uitbuiting, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander onder deze omstandigheden in de prostitutie worden verricht terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat [medeverdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, zoals ten laste gelegd, met uitzondering van het medeplegen.
Rol verdachte
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in dienst van [medeverdachte 1] heeft gefungeerd als chauffeur. Zij taak bestond onder meer uit het vervoeren van [slachtoffer 1] van Italië naar Nederland en in Nederland het vervoeren van haar naar seksafspraken. De adressen van de twee voltooide seksafspraken die [slachtoffer 1] heeft gehad heeft zij geappt naar “ [naam] ”.33 Volgens [slachtoffer 1] is dit verdachte,34 wat wordt bevestigd door [slachtoffer 3] , die verdachte -net als [slachtoffer 1] - onder deze naam in haar werktelefoon heeft staan.35
De rechtbank acht daarbij bewezen dat verdachte wist dat [slachtoffer 1] door [medeverdachte 1] werd uitgebuit en wijst daartoe naar hetgeen hij daar zelf over heeft verklaard, zoals hiervoor is overwogen.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat met de rol die verdachte heeft gespeeld geen sprake is van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] dat medeplegen kan worden bewezen. Dit betekent dat verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Medeplichtigheid
Voor de aan verdachte ten laste gelegde medeplichtigheid aan deze mensenhandel is dubbel opzet vereist; opzet op het gronddelict (de uitbuiting) en opzet op de behulpzaamheid daaraan. Verdachte wist dat [slachtoffer 1] werd uitgebuit. Met het vervoeren van haar naar Nederland en in Nederland naar seksafspraken heeft hij haar uitbuiting hier mogelijk gemaakt en is hij daarbij behulpzaam geweest.
De rechtbank acht daarmee de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] bewezen.

De seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] (feit 2)

De rechtbank gaat uit van de volgende gang van zaken en heeft zich daarbij gebaseerd op de verklaringen van [slachtoffer 2]36 en overige in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij sinds april 2022 een relatie had met [medeverdachte 2] . Zij woonde op dat moment nog in Roemenië, maar was daar alleen omdat haar familie in januari dat jaar naar Engeland was vertrokken. Zij had op dat moment geen werk, zat psychisch niet goed in haar vel en gebruikte rustgevende medicatie. Door getuige [naam] (verder: [naam] ) wordt bevestigd dat [slachtoffer 2] begin dat jaar geen werk had en een zus had die naar Engeland was vertrokken. 37 Toen zij [medeverdachte 2] leerde kennen heeft zij hem verteld dat ze een moeilijke periode achter de rug had. Hij gedroeg zich naar haar toe heel vriendelijk en zij werd verliefd op hem. Zij kregen een relatie en maakten
toekomstplannen.
Vanaf mei dat jaar begon [medeverdachte 2] haar te overreden om met hem mee te gaan naar Nederland om daar in de prostitutie te gaan werken. Ondanks herhaalde weigeringen van haar kant bleef hij haar vragen en ging zij uiteindelijk overstag.
Op 10 juli 2022 is zij met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , die fungeerde als chauffeur, en [naam] (verder: [naam] ) in de auto van Roemenië naar Nederland gereden.38Dat [slachtoffer 2] mee naar Nederland ging om hier in de prostitutie te werken wordt in het bijzonder bevestigd door [naam] , die zelf al jaren als prostituee werkte en heeft verklaard dat zij naar [plaats] gingen met als doel werk te vinden.39
Op 12 juli 2022 zijn ze in Nederland aangekomen en is [slachtoffer 2] ondergebracht in de woning in [plaats] . Drie dagen later, op 15 juli, stond zij met haar seksadvertentie op [website] , die op 14 juli vanaf het IP-adres van hun woning was geregistreerd en waarin zij onder de naam “ [naam] ” 7 dagen per week, 24 uur per dag beschikbaar was voor een heel scala aan seksuele handelingen, waaronder onbeschermde seks.40 Zij had op 15 juli ook haar eerste klant en heeft vanaf dat moment dagelijks in de prostitutie gewerkt. Zij is tweemaal door verdachte naar seksafspraken gebracht, maar [medeverdachte 3] was verder haar vaste chauffeur. [medeverdachte 3] heeft bevestigd dat hij haar vaak naar bestemmingen reed.41 Zij deed het werk onder dwang van [medeverdachte 2] aan wie zij haar verdiensten moest afstaan. Hij dreigde haar te mishandelen of haar familie iets aan te doen als zij zou weigeren. Dat zij voor [medeverdachte 2] in de prostitutie werkte wordt bevestigd door [slachtoffer 1] , die heeft verklaard dat [medeverdachte 2] niks deed en dat zijn vrouw in de escort werkte en haar geld aan hem moest afstaan. Ook heeft zij verklaard dat [medeverdachte 1] haar vertelde dat [slachtoffer 2] in de prostitutie werkte voor [medeverdachte 2] .42
Dat [slachtoffer 2] niet in vrijheid werkte blijkt uit de chats die op haar werktelefoon en op de telefoon van [medeverdachte 2] zijn aangetroffen en waarin [medeverdachte 2] constant controle over haar werkzaamheden uitoefent.43
[medeverdachte 2] heeft zich voornamelijk op zijn zwijgrecht beroepen. Hij heeft het feit wel ontkend. Hij zou niets met het prostitutiewerk van [slachtoffer 2] te maken hebben gehad en heeft desgevraagd verklaard niet te weten wie zij is. Hij noemt haar “de brunette”.44
De rechtbank acht zijn verklaring volstrekt ongeloofwaardig. Nog afgezien van het feit dat hij onder andere met haar op 10 juli 2022 van Roemenië naar [plaats] is gereisd, omschrijven [slachtoffer 1] , verdachte en [medeverdachte 2] broer, [medeverdachte 1] , [slachtoffer 2] als zijn vrouw.45
De rechtbank ziet dat de verklaring van [slachtoffer 2] over het begin van hun relatie, waarin [medeverdachte 2] zich - kort gezegd - als haar vriendelijke partner gedroeg en zij zodoende werd overgehaald om met hem mee naar Nederland te gaan om zich hier te prostitueren, niet direct door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. Dat [medeverdachte 2] op zijn minst een liefdesrelatie met haar heeft geveinsd ziet de rechtbank wel bevestigd door de inhoud van de chatgesprekken die er tussen hen beide hebben plaatsgevonden.46
De verklaring van [slachtoffer 2] dat het “slechte gedrag van [medeverdachte 2] ” begon nadat zij twee weken in Nederland waren, vindt bevestiging in de verklaringen van [naam] en [medeverdachte 3] , respectievelijk luidend, dat er momenten waren waarop [slachtoffer 2] huilde en dat [slachtoffer 2] een keer bij de auto begon te huilen en vertelde dat ze niet meer kon opschieten met [medeverdachte 2] .47
Zoals hiervoor is overwogen beschikte [medeverdachte 2] niet over een eigen inkomen en was [slachtoffer 2] de enige in hun relatie die geld inbracht. Desondanks kon [medeverdachte 2] voorzien in de kosten van zijn levensonderhoud, dat van anderen en had hij meer dan voldoende geld voor allerlei andere zaken. De rechtbank ziet hierin een bevestiging van de aangifte dat hij de beschikking had over het geld dat door [slachtoffer 2] in de prostitutie werd verdiend.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande alle feitelijke gedragingen zoals met betrekking tot [slachtoffer 2] ten laste gelegd onder de verschillende gedachtestreepjes, onder B, bewezen, met uitzondering van - kort gezegd - van het bedreigen van haar en haar familie, het mishandelen en het tijdens haar sekswerkzaamheden in de buurt verblijven en als beveiliger fungeren bewezen. Voor deze gedragingen ziet de rechtbank onvoldoende bewijs.
De rechtbank stelt vast dat sprake is geweest van seksuele uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr, eerste lid, sub 1, 3 4, 6 en 9 waarbij jegens [slachtoffer 2] de dwangmiddelen misleiding, dwang, dreiging met geweld, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie zijn toegepast.
In deze zaak duidt alleen al het gegeven, dat [slachtoffer 2] niet zelfstandig over de door haar gegenereerde inkomsten kon beschikken en haar geld aan [medeverdachte 2] moest afdragen, op een afhankelijks- dan wel een uitbuitingssituatie.
Zij werd verder door [medeverdachte 2] meegenomen naar Nederland en ondergebracht in een door hem geregelde woning, waar ook de andere verdachten verbleven. Zij had dus niet de beschikking over eigen huisvesting. Zij kende verder niemand in Nederland. Zij kon daardoor geen kant op en bevond zich in een afhankelijke positie waarin zij geen andere reële keuze had dan te werken in de prostitutie.
Handelingen
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 2] de handelingen heeft verricht zoals opgenomen in de bewezenverklaring.
(Oogmerk van) uitbuiting
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat [slachtoffer 2] er met toepassing van voornoemde dwangmiddelen door [medeverdachte 2] toe is gebracht om zich te prostitueren en [medeverdachte 2] hier financieel voordeel uit heeft gehaald, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 2] heeft uitgebuit.
Dat [medeverdachte 2] daadwerkelijk handelde met het oogmerk van uitbuiting, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander onder deze omstandigheden in de prostitutie worden verricht terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat [medeverdachte 2] zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, zoals ten laste gelegd, met uitzondering van het medeplegen.
Rol verdachte
Ofschoon [medeverdachte 3] als vaste chauffeur -in dienst van [medeverdachte 2] - voor het escortwerk van [slachtoffer 2] fungeerde, heeft verdachte haar ook één of twee keer twee keer naar een seksafspraak vervoerd, aldus [slachtoffer 2] . Dit wordt bevestigd door de inhoud van haar werktelefoon, waaruit blijkt
dat ze twee keer een adres naar “ [naam] ” (de rechtbank begrijpt: verdachte) heeft geappt, op 4 augustus en op 22 augustus 2022. Op die laatste datum gaat het om het adres van een seksklant in [plaats] . Nadat ze het adres aan “ [naam] ” heeft geappt, stuurt ze: “30 min ok”.48
De rechtbank acht daarbij bewezen dat verdachte wist dat [slachtoffer 2] seksueel werd uitgebuit door [medeverdachte 2] . Hij verbleef in dezelfde woning en was er van dichtbij getuige van onder welke omstandigheden [slachtoffer 2] vanuit die woning tot sekswerk werd gedwongen.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat met de rol die verdachte heeft gespeeld geen sprake is van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 2] dat medeplegen kan worden bewezen. Dit betekent dat verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Medeplichtigheid
Voor de aan verdachte ten laste gelegde medeplichtigheid aan deze mensenhandel is dubbel opzet vereist; opzet op het gronddelict (de uitbuiting) en opzet op de behulpzaamheid daaraan. Verdachte wist dat [slachtoffer 2] werd uitgebuit. Met het vervoeren van naar seksafspraken, ook al heeft zich dat tot een enkele keer beperkt, heeft hij haar uitbuiting hier mogelijk gemaakt en is hij daarbij behulpzaam geweest.
De rechtbank acht daarmee de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] bewezen.

De seksuele uitbuiting van [slachtoffer 3] (feit 3)

De rechtbank gaat uit van de volgende gang van zaken en heeft zich daarbij gebaseerd op de verklaringen van [slachtoffer 3]49 en overige in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
[slachtoffer 3] verbleef voorafgaand aan de ten laste gelegde periode al langere tijd in Spanje waar zij voor [medeverdachte 1] in de prostitutie werkte. Tegen haar zin en onder dwang van [medeverdachte 1] is zij door [medeverdachte 1] en verdachte opgehaald uit Spanje en meegenomen naar Nederland om daar in de prostitutie te gaan werken. In de week voor vertrek heeft [medeverdachte 1] haar geslagen.50 Op 16 augustus kwamen zij aan in Nederland en is zij gehuisvest in de door [medeverdachte 2] geregelde woning. Zij is direct na haar aankomst in Nederland met prostitutiewerk begonnen, hetgeen wordt bevestigd door de gegevens uit haar telefoon.51
Zij verrichtte dit werk onder dwang van [medeverdachte 1] die haar mishandelde en dreigde haar of haar familie iets aan te doen als zij zou weigeren. [slachtoffer 2] bevestigt dit deels met haar verklaring dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 3] sloeg, dat zij bang was voor hem en alles deed wat hij zei.52
[slachtoffer 3] was onder dwang van [medeverdachte 1] beschikbaar voor een divers aanbod aan sekswerk, waaronder handelingen die ze niet wilde doen, zoals anale seks. Uit whatsapp-berichten met klanten blijkt dat ze zich daar inderdaad beschikbaar voor stelde.53 Zij werd bijna altijd door verdachte naar seksafspraken vervoerd en een enkele keer door [medeverdachte 3] . Volgens [slachtoffer 2] was dat toen verdachte met [medeverdachte 1] naar Italië was om [slachtoffer 1] op te halen.54
[medeverdachte 1] oefende controle uit op haar werkzaamheden middels veelvuldig telefonisch contact, waarbij zij hem op de hoogte hield van haar prostitutiewerk en van het geld dat ze daarmee verdiende en waarbij [medeverdachte 1] veelvuldig vroeg hoe het ging en wat ze aan het doen was.55 [medeverdachte 1] voerde aldus de regie over haar prostitutiewerk, incasseerde haar verdiensten en leefde daarvan. Zij voelde zich niet veilig in Nederland. Zij kende hier niemand en sprak de taal niet. [medeverdachte 1] verplichtte haar evenwel om hier te blijven.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande alle feitelijke gedragingen zoals met betrekking tot [slachtoffer 3] ten laste gelegd onder de verschillende gedachtestreepjes, onder B, bewezen, met uitzondering van - kort gezegd - het verstrekken van een werktelefoon en het laten maken van prijsafspraken met een klant, bewezen.
Voor zover de ten laste gelegde gedragingen slechts op één verklaring berusten overweegt de rechtbank dat voor een bewezenverklaring niet vereist is dat er ten aanzien van alle onderdelen twee bewijsmiddelen zijn.
De rechtbank stelt vast dat sprake is geweest van seksuele uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr, eerste lid, sub 1, 3 4, 6 en 9 waarbij jegens [slachtoffer 3] de dwangmiddelen misleiding, dwang, dreiging met geweld, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie zijn toegepast.
In deze zaak duidt alleen al het gegeven, dat [slachtoffer 3] niet zelfstandig over de door haar gegenereerde inkomsten kon beschikken en haar geld aan [medeverdachte 1] moest afdragen, op een afhankelijks- dan wel een uitbuitingssituatie. Zij wilde weg uit Nederland, waar ze de mensen niet kende en de taal niet machtig was en ze zich niet veilig voelde. Maar [medeverdachte 1] stond dat niet toe. Zij werd door [medeverdachte 1] ondergebracht in de door [medeverdachte 2] geregelde woning, waar ook de andere verdachten verbleven, en had dus niet de beschikking over een eigen huisvesting. Zij kon daardoor geen kant op.
[slachtoffer 3] bevond zich in een afhankelijke positie, waar zij zich niet aan kon onttrekken en waarin zij geen andere reële keuze had dan te werken in de prostitutie en haar inkomsten daaruit af te staan. Zij kon zich, in de situatie waarin zij verkeerde, niet opstellen als een mondige prostituee.
Handelingen
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 1] de handelingen heeft verricht zoals opgenomen in de bewezenverklaring.
(Oogmerk van) uitbuiting
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat [slachtoffer 3] er met toepassing van voornoemde dwangmiddelen door [medeverdachte 1] toe is gebracht om zich te prostitueren en [medeverdachte 1] hier financieel voordeel uit heeft gehaald, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 3] heeft uitgebuit.
Dat [medeverdachte 1] daadwerkelijk handelde met het oogmerk van uitbuiting, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander onder deze omstandigheden in de prostitutie worden verricht terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat [medeverdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, zoals ten laste gelegd, met uitzondering van het medeplegen.
Rol verdachte
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in dienst van [medeverdachte 1] heeft gefungeerd als chauffeur voor [slachtoffer 3] . Hij heeft haar allereerst vanuit Spanje naar Nederland vervoerd en in Nederland heeft hij haar naar seksafspraken gebracht. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 3] naar verschillende locaties heeft vervoerd, maar dat hij niet wist dat het daarbij om seksafspraken ging. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig en wijst daartoe naar zijn eigen verklaringen, inhoudend dat hij wist dat [slachtoffer 3] door [medeverdachte 1] werd uitgebuit, dat hij dacht dat [slachtoffer 3] ook in de prostitutie werkte omdat [medeverdachte 1] zoveel geld en autos had en dat [slachtoffer 3] in Spanje niet naar Nederland wilde komen en [medeverdachte 1] haar heeft geslagen.56
Verdere bevestiging van de verklaring van [slachtoffer 3] dat verdachte haar chauffeur was wordt gevonden in de werktelefoon van [slachtoffer 3] , waaruit blijkt dat zij in de tijd dat zij in Nederland in de prostitutie heeft gewerkt in totaal 19 adressen en 1 kenteken voor een cardate naar verdachte heeft gestuurd, die onder de naam “ [naam] ” in haar telefoon stond.57
Naar aanleiding van het verweer van de raadsvrouw dat niet kan worden bewezen dat de telefoon, de Samsung A307, waarin bedoelde whatsapp-berichten zijn aangetroffen, in gebruik was bij verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Bij de aanhouding van verdachte op 30 augustus 2022 is deze telefoon onder hem in beslaggenomen.57 Niet is uit te sluiten dat de telefoon ook door anderen is gebruikt, maar voor de rechtbank staat gelet op het hiervoor overwogene vast dat de whatsappconversaties gevoerd door [slachtoffer 3] met “ [naam] ” aan verdachte zijn toe te schrijven. De rechtbank zal het verweer van de raadsvrouw daarom niet volgen.
De rechtbank is van oordeel dat met de rol die verdachte heeft gespeeld geen sprake is van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] dat medeplegen kan worden bewezen. Dit betekent dat verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Medeplichtigheid
Voor de aan verdachte ten laste gelegde medeplichtigheid aan deze mensenhandel is dubbel opzet vereist; opzet op het gronddelict (de uitbuiting) en opzet op de behulpzaamheid daaraan. Verdachte wist dat [slachtoffer 3] werd uitgebuit. Met het ophalen van haar uit Spanje en het in Nederland vervoeren van haar naar seksafspraken, heeft hij haar uitbuiting hier mogelijk gemaakt en is hij daarbij behulpzaam geweest.
De rechtbank acht daarmee de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 3] bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1, subsidiair
de heer [medeverdachte 1] omstreeks de periode van 1 augustus 2022 tot en met 30 augustus 2022 in Italië en in [plaats] en in [plaats] en/of elders in Noord-Nederland: meerdere malen,
(A)
een ander, te weten mevrouw [slachtoffer 1] , telkens
- door dwang, en
  • door dreiging met geweld, en
  • door misleiding, en
  • door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, en
  • door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft
  • geworven en vervoerd en overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die ander, te weten die [slachtoffer 1] , (sub 1) en
  • gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard, (sub 4) en
  • gedwongen en/of bewogen verdachte (de rechtbank begrijpt in dit deel van de tenlastelegging steeds: [medeverdachte 1] ) te bevoordelen uit de opbrengst van haar, te weten die [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met een derde, (sub 9) en
(B)
  • een ander, te weten die [slachtoffer 1] , heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling (sub 3)
  • telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van een ander, te weten die [slachtoffer 1] , (sub 6)
immers heeft die [medeverdachte 1] :
  • meerdere malen via Facebook en telefonisch contact opgenomen en onderhouden met die [slachtoffer 1] , en
  • die [slachtoffer 1] (in Italië) voorgehouden dat zij in Nederland, tegen betaling van een (onkosten)vergoeding, als chauffeur dan wel bij een slachthuis kon gaan werken, terwijl dat in werkelijkheid niet het geval is geweest, en
  • aldus die [slachtoffer 1] onder valse voorwendselen vanuit Italië met een auto naar Nederland vervoerd, en
  • een woning op het adres [adres] in [plaats] geregeld en die [slachtoffer 1] in (een kamer van) die woning ondergebracht en vastgehouden en aldus in haar bewegingsvrijheid belemmerd, en
  • in Nederland de eigen telefoon en de portemonnee en andere bezittingen van die [slachtoffer 1] ingenomen en berichten en/of telefoonnummers uit die telefoon verwijderd, en
  • in Nederland aan die [slachtoffer 1] laten weten dat zij voor [medeverdachte 1] in de prostitutie moest werken en tegen betaling seksuele diensten aan klanten moest verlenen, en
  • in Nederland die [slachtoffer 1] gedreigd dat hij die [slachtoffer 1] en haar ouders en/of familie zou gaan mishandelen en/of doodmaken indien en voor zover die [slachtoffer 1] iets verkeerd zou gaan doen en niet zou luisteren en zou weigeren om sekswerkzaamheden tegen betaling te verrichten, en
  • die [slachtoffer 1] bedreigd en op die [slachtoffer 1] boos gereageerd, en
  • in Nederland die [slachtoffer 1] geduwd en
  • ten behoeve van de door die [slachtoffer 1] te verrichten seksuele werkzaamheden een werktelefoon met simkaart aan die [slachtoffer 1] verstrekt, en
  • lingerie aan die [slachtoffer 1] laten verstrekken, en
  • met die werktelefoon foto's van die [slachtoffer 1] gekleed in die lingerie gemaakt, en
  • met die foto's een seksadvertentie voor een website ( [website] ) laten maken en in die advertentie op die website ( [website] ) laten vermelden dat die [slachtoffer 1] tegen betaling haar seksuele diensten aanbiedt en verricht, en
  • een paysafecard aangeschaft en met credits die seksadvertentie omhoog geplaatst en/of omhoog laten plaatsen, en
  • met die werktelefoon contact opgenomen en onderhouden en die [slachtoffer 1] dan wel een ander contact laten opnemen en laten onderhouden met een klant, en
  • meerdere malen prijsafspraken met een klant laten maken ten behoeve van de door die [slachtoffer 1] te verrichten seksuele diensten, en
  • meerdere malen die [slachtoffer 1] met een auto naar een klant laten vervoeren, en
  • meerdere malen tijdens de sekswerkzaamheden van die [slachtoffer 1] (in een auto) op die [slachtoffer 1] gewacht en in de buurt van die [slachtoffer 1] verbleven en als beveiliger gefungeerd, en
  • meerdere malen, die [slachtoffer 1] laten voorzien van condooms en glijmiddel en schoonmaakdoekjes en/of meerdere andere middelen ten behoeve van de door die [slachtoffer 1] te verrichten seksuele werkzaamheden, en
  • met die [slachtoffer 1] gesproken en uitleg en werkinstructies aan die [slachtoffer 1] gegeven over prostitutie en afspraken ten behoeve van het uitvoeren van seksuele werkzaamheden aan een klant tegen betaling, en
  • meerdere malen contante gelden die een klant ten behoeve van de door die [slachtoffer 1] verrichte seksuele diensten heeft betaald, door die [slachtoffer 1] laten afstaan,
zulks terwijl die [slachtoffer 1] onbekend was in Nederland en niet over eigen inkomsten en eigen huisvesting beschikte en een beperkt sociaal netwerk in Nederland had en de Nederlandse taal niet beheerste en bang was voor verdachte en aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 1] van hem, verdachte, afhankelijk was, waaraan die [slachtoffer 1] zich niet heeft kunnen onttrekken en ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden,
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 15 augustus 2022 tot en met 30 augustus 2022 in Italië en in [plaats] en in [plaats] en/of elders in (Noord-)Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest immers heeft hij:
  • die [slachtoffer 1] vanuit Italië met een auto naar Nederland vervoerd, en
  • meerdere malen die [slachtoffer 1] met een auto naar een klant vervoerd, en
  • tijdens de sekswerkzaamheden van die [slachtoffer 1] (in een auto) op die [slachtoffer 1] gewacht en in de buurt van die [slachtoffer 1] verbleven en als beveiliger gefungeerd;
2, subsidiair
de heer [medeverdachte 2] in de periode van 1 april 2022 tot en met 30 augustus 2022 in Roemenië en in [plaats] en op meerdere locaties in Noord-Nederland, meerdere malen:
(A)
een ander, te weten mevrouw [slachtoffer 2] , telkens
  • door dwang, en
  • door dreiging met geweld, en
  • door misleiding, en
  • door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, en
  • door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft
  • geworven en vervoerd en overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die ander, te weten die [slachtoffer 2] , (sub 1) en
  • gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard, (sub 4) en
  • gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, te weten die [slachtoffer 2] , seksuele handelingen met een derde, (sub 9) en
(B)
  • een ander, te weten die [slachtoffer 2] , heeft aangeworven en medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling (sub 3)
  • telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van een ander, te weten die [slachtoffer 2] , (sub 6)
immers heeft, die [medeverdachte 2] :
  • die [slachtoffer 2] vanuit Roemenië met een auto naar Nederland vervoerd, en
  • een woning op het adres [adres] in [plaats] gehuurd en vervolgens die [slachtoffer 2] in (een kamer van) die woning ondergebracht, en
  • aan die [slachtoffer 2] laten weten dat zij voor verdachte in de prostitutie moest (blijven) werken en tegen betaling seksuele diensten aan klanten moest (blijven) verlenen, en
  • meerdere malen, althans eenmaal, die [slachtoffer 2] (anderszins) bedreigd en/of op die [slachtoffer 2] boos gereageerd, en
  • ten behoeve van de door die [slachtoffer 2] te verrichten seksuele werkzaamheden een (werk)telefoon met simkaart voorhanden gehad, en
  • een seksadvertentie voor een website ( [website] ) gemaakt en/of laten maken en/of in die advertentie op die website ( [website] ) vermeld en/of laten vermelden dat die [slachtoffer 2] tegen betaling haar seksuele diensten aanbiedt en verricht, en
  • meerdere malen, met die (werk)telefoon contact opgenomen en onderhouden en die [slachtoffer 2] dan wel een ander contact laten opnemen en/of laten onderhouden met een klant, en
  • meerdere malen, (prijs)afspraken met een klant gemaakt en/of laten maken ten behoeve van de door die [slachtoffer 2] te verrichten seksuele diensten, en
  • meerdere malen die [slachtoffer 2] met een auto naar een klant laten vervoeren, en
  • meerdere malen met die [slachtoffer 2] gesproken en/of anderszins gecommuniceerd en/of uitleg en/of (werk)instructies aan die [slachtoffer 2] gegeven over prostitutie en/of (afspraken ten behoeve van) het uitvoeren van seksuele werkzaamheden aan klanten tegen betaling, en
  • meerdere malen gelden door die [slachtoffer 2] laten afstaan,
zulks terwijl die [slachtoffer 2] onbekend was in Nederland en niet over eigen inkomsten en eigen huisvesting beschikte en een beperkt sociaal netwerk in Nederland had en de Nederlandse taal niet beheerste en bang was voor verdachte aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 2] van hem, verdachte,
afhankelijk was, waaraan die [slachtoffer 2] zich niet heeft kunnen onttrekken en ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 augustus 2022 in [plaats] en elders in (Noord-)Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij:
- meerdere malen die [slachtoffer 2] met een auto naar een klant vervoerd.
3, subsidiair
de heer [medeverdachte 1] in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 30 augustus 2022 in Madrid en in [plaats] en op meerdere locaties in Noord-Nederland, meerdere malen:
(A)
een ander, te weten mevrouw [slachtoffer 3] , telkens
  • door dwang en geweld, en
  • door dreiging met geweld, en
  • door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, en
  • door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft
  • geworven en vervoerd en overgebracht en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die ander, te weten die [slachtoffer 3] , (sub 1) en
  • gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard, (sub 4) en
  • gedwongen dan wel bewogen verdachte (de rechtbank begrijpt in dit deel van de tenlastelegging steeds: [medeverdachte 1] ) te bevoordelen uit de opbrengst van haar, te weten die [slachtoffer 3] , seksuele handelingen met een derde, (sub 9) en
(B)
  • een ander, te weten die [slachtoffer 3] , heeft medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 3] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling (sub 3)
  • telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van een ander, te weten die [slachtoffer 3] , (sub 6)
immers heeft die [medeverdachte 1] :
  • die [slachtoffer 3] vanuit Spanje met een auto naar Nederland vervoerd, en
  • een woning op het adres [adres] in [plaats] geregeld en vervolgens die [slachtoffer 3] in (een kamer van) die woning ondergebracht en
  • meerdere malen aan die [slachtoffer 3] laten weten dat zij voor [medeverdachte 1] in de prostitutie moest (blijven) werken en tegen betaling seksuele diensten aan klanten moest (blijven) verlenen, en
  • meerdere malen tegen die [slachtoffer 3] gezegd en/of gedreigd dat hij die [slachtoffer 3] en/of haar ouders en/of familie zou gaan mishandelen en/of doodmaken indien en voor zover die [slachtoffer 3] iets verkeerd zou doen en niet zou luisteren en zou weigeren om seksuele werkzaamheden tegen betaling te (blijven) verrichten, en
  • meerdere malen die [slachtoffer 3] anderszins bedreigd en op die [slachtoffer 3] boos gereageerd, en
  • meerdere malen die [slachtoffer 3] geslagen, en
  • meerdere malen met die [slachtoffer 3] gesproken en/of anderszins gecommuniceerd en/of uitleg en/of werkinstructies aan die [slachtoffer 3] gegeven over prostitutie en/of (afspraken ten behoeve van) het uitvoeren van seksuele werkzaamheden aan een klant tegen betaling, en
  • een seksadvertentie voor een website ( [website] )
laten maken en in die advertentie op die website laten vermelden dat die [slachtoffer 3] tegen betaling haar seksuele diensten aanbiedt en verricht, en
  • een paysafecard aangeschaft en met credits die seksadvertentie omhoog geplaatst en/of omhoog laten plaatsen, en
  • meerdere malen met die (werk)telefoon) contact opgenomen en onderhouden en die [slachtoffer 3] dan wel een ander contact laten opnemen en/of laten onderhouden met een klant, en
  • meerdere malen die [slachtoffer 3] met een auto naar een klant laten vervoeren, en
  • meerdere malen tijdens de sekswerkzaamheden van die [slachtoffer 3] (in een auto) op die [slachtoffer 3] gewacht en in de buurt van die [slachtoffer 3] verbleven en als beveiliger gefungeerd, en
  • meerdere malen gelden, die een klant ten behoeve van de door die [slachtoffer 3] verrichte seksuele diensten heeft betaald, door die [slachtoffer 3] laten afstaan,
zulks terwijl die [slachtoffer 3] onbekend was in Nederland en niet over eigen inkomsten en eigen huisvesting beschikte en een beperkt sociaal netwerk in Nederland had en de Nederlandse taal niet beheerste en bang was voor [medeverdachte 1] en aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 3] van hem, [medeverdachte 1] , afhankelijk was, waaraan die [slachtoffer 3] zich niet heeft kunnen onttrekken en ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden,
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 30 augustus 2022 in Madrid en in [plaats] en/of op een of meerdere locaties in
(Noord-)Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij:
  • die [slachtoffer 3] vanuit Spanje met een auto naar Nederland vervoerd, en
  • meerdere malen die [slachtoffer 3] met een auto naar een klant vervoerd,
  • meerdere malen tijdens de sekswerkzaamheden van die [slachtoffer 3] in een auto op die [slachtoffer 3] gewacht en in de buurt van die [slachtoffer 3] verbleven en als beveiliger gefungeerd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1, subsidiair: medeplichtigheid aan mensenhandel; 2, subsidiair: medeplichtigheid aan mensenhandel; 3, subsidiair: medeplichtigheid aan mensenhandel.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens psychische overmacht en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft niet uit eigen beweging gehandeld maar onder dwang van [medeverdachte 1] . Nadat verdachte geld had geleend van [medeverdachte 1] , begon [medeverdachte 1] hem en -via hem- zijn familie te bedreigen als hij weigerde om als chauffeur voor [medeverdachte 1] te werken. De bedreiging waren van dien aard dat verdachte erg bang was voor [medeverdachte 1] en hem niet durfde tegen te spreken. Hij moest 24/7 beschikbaar zijn om [medeverdachte 1] of anderen in opdracht van [medeverdachte 1] te rijden.
Verdachte kreeg niet voor zijn werk betaald en ook uit andere omstandigheden bleek dat hijzelf als slachtoffer van uitbuiting door [medeverdachte 1] moet worden aangemerkt en dat hij vanuit die positie betrokken is geweest bij het feit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het beroep op psychische overmacht niet kan slagen. Er is geen enkel steunbewijs voor zijn verklaring dat hij door [medeverdachte 1] werd uitgebuit of heeft gehandeld onder invloed van dwang. Verdachte heeft bovendien op meerdere momenten de gelegenheid gehad zich aan de invloedssfeer van [medeverdachte 1] te onttrekken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt allereerst vast dat het verweer zich richt op de feiten 1 subsidiair en 3 subsidiair, waarbij respectievelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] als slachtoffers van mensenhandel gepleegd door [medeverdachte 1] zijn aangemerkt.
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht moet sprake zijn van een van buiten komende drang waaraan verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden.
De rechtbank overweegt dat de door de raadsvrouw gestelde omstandigheden waaronder verdachte zijn werk moest uitvoeren in het dossier niet door andere stukken (getuigenverklaringen of verstuurde berichten) worden ondersteund. Voor de rechtbank staat vast dat [medeverdachte 1] als pleger van de bewezenverklaarde uitbuitingsfeiten de dienst uitmaakte. Verdachte was bij hem in dienst als chauffeur en
gelet op de wijze waarop [medeverdachte 1] als persoon uit het dossier naar voren komt, wil de rechtbank wel aannemen dat verdachte bij de uitvoering van zijn werk niet veel te zeggen had. Maar de rechtbank acht daarbij onvoldoende aannemelijk geworden dat door [medeverdachte 1] op verdachte een zodanige druk werd uitgeoefend dat hij daartegen geen weerstand kon of behoefde te bieden.
Daar komt bij dat de ten laste gelegde handelingen jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zijn gepleegd gedurende een periode van een maand. Op de momenten waarop verdachte met de dames op pad was, was [medeverdachte 1] daar niet fysiek bij aanwezig. Verdachte had er daarom op meerdere momenten voor kunnen kiezen om met zijn verhaal naar de politie te gaan. De rechtbank stelt evenwel vast dat verdachte op het moment dat de politie hem met [slachtoffer 1] aantreft, hij verbalisanten niet alleen een verzonnen verhaal vertelt dat hun aanwezigheid ter plaatse op dat moment moet verklaren, maar dat hij tevens meerdere keren heeft geprobeerd te voorkomen dat [slachtoffer 1] zelf vragen van verbalisanten ging beantwoorden.
Nu van de hierboven bedoelde drang niet is gebleken zal de rechtbank het verweer verwerpen.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair, 2 subsidiair en 3 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor toepassing van artikel 9a Sr op grond van het non-punishment beginsel, nu verdachte tot het plegen van de feiten gedwongen is. Subsidiair heeft zij verzocht om een straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Zij heeft daarbij onder meer gewezen op de beperkte rol die verdachte bij de feiten heeft gespeeld en op de omstandigheid dat de redelijke termijn waarbinnen berechting moet plaatsvinden is overschreden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het
onderzoek ter terechtzittinghet reclasseringsrapport en de uittreksels uit de justitiële documentatie van Nederland en Roemenië, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich als medeplichtige schuldig gemaakt aan de seksuele uitbuiting van drie Roemeense vrouwen. Verdachte heeft bij twee van de feiten een cruciale rol gespeeld, door de betrokken slachtoffers met de auto vanuit respectievelijk Italië en Spanje naar Nederland te vervoeren. In Nederland heeft hij alle drie slachtoffers naar seksafspraken vervoerd.
Hij heeft de uitbuiting daarmee door de respectieve plegers van de feiten mogelijk gemaakt en hij heeft daarvan geprofiteerd. In zijn kosten voor levensonderhoud werd voorzien. Verdachte heeft er hiermee toe bijgedragen dat op grove wijze inbreuk werd gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers.
Mensenhandel waarbij het slachtoffer in de prostitutie wordt gebracht of gehouden, is een vergaande vorm van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt worden gemaakt aan de belangen van de uitbuiter. De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting kunnen voor een slachtoffer, zo is algemeen bekend, groot zijn.
Op grond hiervan en uit een oogpunt van normhandhaving en vergelding acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstaf van langere duur op zijn plaats. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting mensenhandel en merkt de zaak (ten aanzien van alle drie feiten) aan als een categorie II-zaak. Daarvoor geldt een oriëntatiepunt van 14 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een bewezenverklaarde periode, variërend van een dag/dagen tot enkele maanden, zoals in deze zaak aan de orde is. De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met de omstandigheid dat zij de rol van verdachte bij alle drie feiten niet als medepleger maar als medeplichtige kwalificeert, waarbij ten aanzien van één van de slachtoffers de bijdrage van verdachte zeer beperkt is geweest.
De rechtbank stelt verder vast dat de redelijke termijn waarbinnen de strafzaak had moeten worden afgerond met ruim vier maanden is overschreden, uitgaande van de aanvang van deze termijn op 30 augustus 2022, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank zal daar in het voordeel van verdachte rekening mee houden evenals met het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Het non-punishmentbeginsel -waarop de raadsvrouw primair een beroep heeft gedaan- houdt kort gezegd in, dat bestraffing achterwege kan worden gelaten indien een verdachte vanuit een positie als slachtoffer van mensenhandel strafbare feiten heeft begaan. Nu verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, een dergelijk slachtofferschap niet toekomt, is toepassing van dit beginsel niet aan de orde. Verder doet afdoening van de zaak met toepassing van artikel 9a Sr geen recht aan de ernst van de feiten.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen pepperspray vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank acht de volgende inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen betreffen met behulp van welke de feiten zijn begaan:
  • een auto, met kenteken [nummer] ;
  • een telefoon van het merk Samsung, kleur zwart.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen usb-stick moet worden teruggegeven aan verdachte.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 8.398,00 ter vergoeding van materiële schade en 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vordering voor wat betreft de materiële schade, nu niet valt te berekenen in hoeverre Verdachte heeft geprofiteerd van het geld dat [slachtoffer 2] aan [medeverdachte 2] heeft moeten afstaan.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot (hoofdelijke) toewijzing van de immateriële schade tot het bedrag van 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het overige deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft -samengevat- aangevoerd dat de vordering niet goed is onderbouwd. Verder is er onvoldoende rechtstreeks verband tussen het handelen van verdachte en de gestelde schade.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij een deel van de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden berekend in hoeverre verdachte heeft geprofiteerd van de inkomsten van [slachtoffer 2] die zij aan [medeverdachte 2] heeft moeten afstaan. De rechtbank ziet daarin reden om de vordering in deze zaak voor wat betreft de materiële schade niet ontvankelijk te verklaren.
Immateriële schade
Bij de vaststelling van de hoogte van de immateriële schade is aansluiting gezocht bij letselcategorie 4 van de Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De rechtbank acht de hoogte van het bedrag van 10.000,00 voldoende onderbouwd en in beginsel voor toewijzing vatbaar.
Verdachte is samen met [medeverdachte 3] medeplichtig geweest aan het strafbare feit waaruit de door [slachtoffer 2] geleden immateriële schade voortvloeit. De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 2]
als pleger van het feit verantwoordelijk moet worden gehouden voor het grootste deel van de gestelde schade. Het bedrag waarvoor verdachte verantwoordelijk moet worden gehouden stelt de rechtbank in redelijkheid vast op 2500,00.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 2] het strafbare feit met behulp van verdachte en [medeverdachte 3] heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de immateriële schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding in zoverre niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien [medeverdachte 2] deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 48, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 1 primair, 2 primair en 3 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 7 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Verklaart onttrokken aan het verkeer, de inbeslaggenomen pepperspray.

Verklaart verbeurd, de volgende inbeslaggenomen voorwerpen:

Gelast de teruggave van het in beslag

  • een auto, met kenteken [nummer] ;
  • een telefoon van het merk Samsung, kleur zwart.

Gelast de teruggave van het de inbeslaggenomen usb-stick aan verdachte.

Ten aanzien van 2 subsidiair:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 2]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 augustus 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.500,00 (zegge: tweeduizend en vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 2.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 januari 2025.
Mr. Venema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Processen-verbaal van bevindingen, opgenomen in het politiedossier op paginas 24 en 26.
2 Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen in het politiedossier op pagina 39.
3 Proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris d.d. 22 november 2023.
4 Proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris d.d. 11 juni 2024.
5 Proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris d.d. 22 november 2023.
6 Bewijsmiddelen (N, M, B)-10.
7 Bewijsmiddelen (onder meer) N-2, N-4, M-2, M-4, M-12.
8 Bewijsmiddelen (N, M, B)-6 tot en met (N, M, B)-10.
9 Bewijsmiddel (N, M, B)-7.
10 Proces-verbaal van verhoor [naam] , p. 471.
11 Bewijsmiddel (N, M, B)-2.
12 Bewijsmiddelen N-5, B-8 en (N, M, B)-1.
13 Bewijsmiddel (N, M, B)-1.
14 Bewijsmiddel (N, M, B)-3.
15 Bewijsmiddelen N-6, B-14 en M-9.
16 Bewijsmiddel B-12
17 Bewijsmiddel (N, B)-10.
18 Bewijsmiddelen N-4 tot en met N-6.
19 Bewijsmiddelen N-12, N-15 en N-17.
20 Bewijsmiddelen N-12, N-14 en N-20.
21 Bewijsmiddel N-21.
22 Bewijsmiddelen N-13, N-18 en N-21.
23 Bewijsmiddel N-19.
24 Bewijsmiddelen N-2, N-7.
25 Bewijsmiddel N-3.
26 Bewijsmiddelen N-11 en N-14.
27 Bewijsmiddel N-15.
28 Bewijsmiddel 12.
29 Bewijsmiddel N-19.
30 Bewijsmiddel 14.
31 Bewijsmiddel N-20 en proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , pagina 872.
32 Respectievelijk bewijsmiddelen N-14, N-12 en N-19.
33 Bewijsmiddel N-8.
34 Bewijsmiddel N-6.
35 Bewijsmiddel B-1.
36 Bewijsmiddelen M-1 tot en met M-4.
37 Bewijsmiddel M-11.
38 Bewijsmiddelen M-11 en M-14.
39 Bewijsmiddel M-11.
40 Bewijsmiddel (N, M, B)-2 en advertentie, p. 562.
41 Bewijsmiddel M-14 en proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 918 en 919.
42 Bewijsmiddelen M-9 en M-10.
43 Bewijsmiddelen M-5, M-6, M-8.
44 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , p. 820.
45 Respectievelijk bewijsmiddelen M-10, M-12 en M-15.
46 Bewijsmiddelen M6 en M-7 en paginas 299 tot en met 307.
47 Bewijsmiddel M-14.
48 Bewijsmiddel M-6.
49 Bewijsmiddelen B-1 tot en met B-3.
50 Bewijsmiddelen B-17.
51 Bewijsmiddel B-7.
52 Bewijsmiddel B- 12.
53 Bewijsmiddel B-8.
54 Bewijsmiddel B-12.
55 Bewijsmiddelen B-8 en B-10.
56 Bewijsmiddelen B-16 en B-17.
57 Bewijsmiddel B-8.