ECLI:NL:RBNNE:2025:1041

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
18.286358.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige diefstal met geweld en poging tot diefstal

Op 20 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere vermogensdelicten, waaronder diefstal en poging tot diefstal. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door advocaat mr. H.J.M. Nijholt, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. N. Tromp. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in de periode van 30 juni 2023 tot en met 19 augustus 2024 schuldig had gemaakt aan verschillende diefstallen, waarbij hij goederen had weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden, getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van de verdachte zelf. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 78 weken, waarvan 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de herhaaldelijke strafbare gedragingen van de verdachte en zijn problematische achtergrond, waaronder een licht verstandelijke beperking en verslavingsproblematiek. De vordering tot schadevergoeding van benadeelde partijen werd deels afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de schade al door de verzekering was vergoed. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke impact van vermogensdelicten en de noodzaak van toezicht en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/286358-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 maart 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1994 te [geboorte plaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 maart 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J.M. Nijholt, advocaat te Emmen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 30 juni 2023 tot en met 4 juli 2023 te Emmen, telkens tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, te weten:
  • op of omstreeks 4 juli 2023 diepvriesproducten heeft weggenomen waarbij over het hek is geklommen en/of
  • op of omstreeks 30 juni 2023 diverse dranken heeft weggenomen waarbij een koelkast is geforceerd en een speaker en statiegeldflessen heeft weggenomen;
2.
hij op of omstreeks 31 juli 2024 te Emmen, althans in Nederland,
een ledlamp en/of statiegeldflessen/blikken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] en [bedrijf] en/of [bedrijf]
en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 26 augustus 2024 te Emmen, althans in Nederland,
een tas en/of portemonnee en/of telefoon en/of bankpas en/of rijbewijs en/of andere passen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met zijn vuist en/of hand tegen het hoofd van [slachtoffer] te slaan;
4.
hij op of omstreeks 21 augustus 2024 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gereedschap, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij in of omstreeks de periode 19 augustus 2024 t/m 20 augustus 2024 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een boormachine en/of gereedschap en/of fietsen
(merk Victoria en/of merk Batavus), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunne leiden:
hij op of omstreeks de periode 19 augustus 2024 t/m 20 augustus 2024 te Emmen een elektrische fiets (merk Victoria), althans een goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6.
hij op of omstreeks 22 november 2023 te Emmen een fiets, kranen en/of kabels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2023 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een fiets, kranen en/of kabels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, de deur heeft geforceerd en tassen met voornoemde goederen heeft gepakt en uit het pand heeft gedragen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op of omstreeks 17 maart 2024 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, elektronische apparaten, een hoeveelheid geld, kluis, sleutels en/of een ring, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
8.
hij op of omstreeks 11 april 2024 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, telefoons (merk: iPhone), een hoeveelheid geld en/of een iPad, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2024 te Emmen, telefoons (merk: iPhone), althans een goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
9.
hij in of omstreeks de periode 19 april 2024 t/m 20 april 2024 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een krik en/of een lasapparaat, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming de deur naar een garagebox heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
10.
hij op of omstreeks 19 augustus 2024 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een elektrische fiets (merk Gazelle), in elk geval enig goed dat geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2, 3, 4, 5 subsidiair, 6 subsidiair, 7, 8
subsidiair, 9 en 10.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde geweldsaspect. Ten aanzien van feit 7 heeft de officier van justitie aangevoerd dat het feit bewezen is op grond van de aangifte, het aangetroffen DNA van verdachte in de woning van aangeefster en de verklaring van getuige [getuige] die verdachte en twee anderen de dag na de diefstal ziet met de gestolen goederen van aangeefster.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat feiten 1, 4, 5 subsidiair, 6 subsidiair, 8 subsidiair, 9 en 10 bewezen kunnen worden.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte een ledlamp heeft weggenomen, nu verdachte dat ontkent. Verdachte heeft verklaard dat hij statiegeldflesjes en -blikjes heeft weggenomen, die zich in een container bevonden. Gelet op het feit dat deze in een container zaten, mocht verdachte er redelijkerwijs vanuit gaan dat deze weggegooid waren. Derhalve dient vrijspraak te volgen.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat enkel bewezen kan worden dat verdachte geld heeft weggenomen, voor het overige dient verdachte vrijgesproken te worden van het ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsman aangevoerd dat overtreding van artikel 311 Wetboek van Strafrecht niet bewezen kan worden, nu verdachte de deur niet heeft geforceerd om het pand binnen te komen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en veroordeling kan volgen voor het subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 7 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen. Dat het DNA van verdachte is aangetroffen in de woning van aangeefster is verklaarbaar, omdat verdachte daar een aantal nachten voorafgaand aan de diefstal heeft geslapen. Uit de overige bewijsmiddelen volgt niet dat bewezen kan worden dat verdachte de diefstal heeft gepleegd. Aan de verklaring van getuige [getuige] kan weinig waarde worden gehecht.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter zitting van 6 maart 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 30 juni 2023 ben ik s avonds in het [adres] geweest, waarbij ik een speaker en statiegeldflessen heb weggenomen. Ik was daar samen met [naam] . Hij heeft wijn meegenomen.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 juli 2023, opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023292479 d.d. 9 september 2024, inhoudend als verklaring van [naam] :
Ik ben eigenaresse van het [bedrijf] , gevestigd aan de [adres] te Emmen. Enkele personen hebben op 30 juni 2023 terwijl het park open was, een koelkast, welke wij onder het afdak van ons [bedrijf] hadden staan, open gebroken, door het hangslot te vernielen. De daders zijn enkele keren terug gekomen en hebben 30 flessen wijn/rose, 3 dozen a 20 flessen "Bartje" speciaalbier uit de koelkast weggenomen. Ook hebben de daders een Sligrotas met statiegeldflessen en blikje weggenomen. Verder hebben ze een speaker, merk Phantom weggenomen.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2023, opgenomen op pagina 32 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op woensdag 5 juli 2023 zag ik een aantal filmpjes. Op de filmpjes is de buitenzijde van het [bedrijf] te zien. In de filmpjes is te zien dat deze zijn opgenomen op 30 juni 2023 op verschillende tijdstippen gedurende de dag. Op deze filmpjes zijn twee personen te zien die verschillende goederen wegnemen. Ik herken één van deze personen. Het gaat om de man in de zwarte jas en de donkerkleurige korte broek.
Ik herken deze man als [verdachte] geboren op [geboorte datum] 1994 te [geboorte plaats] .
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juli 2023, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op maandag 10 juli 2023 heb ik camerabeelden uitgekeken van een gekwalificeerde diefstal gepleegd op vrijdag 30 juni 2023, aan de [adres] in Emmen.
Beeld 1: 30 juni 2023, tijdstip: 20:52:55 uur. Signalement: blanke man, donker/donkerblond kort haar, loopt met voeten naar buiten, donkere jas met bontkraag, zwarte korte broek, zwarte schoenen, een donkere rugtas en hieraan hangt iets licht van kleur en in zijn linkerhand draagt hij een tas vermoedelijk blauw van kleur (verdachte 1).
20:53:00 uur pakt persoon (verdachte één) met zijn rechterhand een goed, zwart van kleur en doet dit in een meegebrachte blauwe tas, lijkend op een vuilniszak. Hierna pakt hij nog een kleiner voorwerp die hij ook in de blauwe tas doet. De persoon (verdachte één) stopt ter hoogte van de dakgoot en grijpt met zijn linkerhand een goed vermoedelijk van een witte koelkast. Hierna loopt de persoon (verdachte één) terug in de richting van de blauwe tas en ik zie dan dat dit een zwarte kist is. Hier haalt de persoon een donker gekleurd goed uit en stopt dit met zijn rechterhand in de blauwe tas. Hierna doet de persoon (verdachte één) bij de blauwe tas nog meer goederen hierin die eromheen liggen. Hierna loopt persoon (verdachte één) in de richting van vermoedelijk de witte koelkast en doet deze deur open. Persoon (verdachte één) is bijna een minuut bezig en loopt terug in richting van zijn blauwe tas met in zijn rechterhand een tas die vermoedelijk zwaarder is door zijn lichaamshouding.
Beeld 2: 30 juni 2023, 15:39:41 uur. Gezien het signalement komt dezelfde manspersoon wederom in beeld. De man draagt dezelfde kleding (verdachte één). Net voorbij de steekkar bukt hij en rommelt hij wat bij de grond wat niet zichtbaar is. Persoon (verdachte één) loopt door naar de witte kast einde pad links, vermoedelijk een koelkast. Daar raapt hij flesjes van de grond, een paar in zijn linkerhand en een tasje met flesjes in zijn rechterhand.
Om 15:50:45 loopt dezelfde persoon (verdachte één) wederom het pad op met een witte tas in zijn beide handen. Net voor de witte kast op de grond vult hij deze tas met goederen. Hij neemt zijn rugtas af en doet handelingen achter de witte koelkast.
Om 15:52:25 uur opent hij de koelkast. 15:53:19 uur loopt de man terug met zijn rugtas en een witte tas in zijn handen, beide zichtbaar gevuld. Net voorbij de gele steekwagen stopt hij abrupt en pakt nog een voorwerp om mee te nemen.
Beeld 4: 30 juni 2023,18:05:52 uur. Gezien het signalement komt dezelfde manspersoon wederom in beeld. De man draagt dezelfde kleding (verdachte één). Hij loopt in een keer door en pakt voor de gele steekkar een zwart voorwerp. Dit zwarte voorwerp doet hij in een witte zak lijkend op een vuilniszak.
Om 18:06:04 uur komt er een man met een zwarte pet, wit t-shirt, een korte broek met lichte print en zwarte sneakers in beeld (verdachte twee). De man pakt voorbij de gele steekkar een grijze bak waar goederen in zitten en loopt hiermee naar verdachte 1. Verdachte 2 maakt hierna een rennende beweging naar de witte kast lijkend op een koelkast en trekt deze een klein stukje open. Verdachte twee doet deze direct dicht en maakt een rennende beweging naar verdachte één die op dat moment net het zwarte goed in het witte zak heeft. Verdachte twee pakt de grijze bak met voorwerpen hierin en hierna verdwijnen verdachten één en twee om 18:06:27 uur uit beeld.
5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 juli 2023, opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Ik doe aangifte van gekwalificeerde diefstal. Ik ben eigenaresse van het [bedrijf] . Ons pand bevindt zich dus aan de [adres] in Emmen en dit is een pand in het [adres] . Dit betreft het voormalig [bedrijf] . Het terrein is omheind met een hek en afgesloten.
Op dinsdag [geboorte datum] 2023, omstreeks 00.47 uur zijn de verdachten voor het eerst in beeld te zien. Ze lopen diverse malen heen en weer en te zien is dat ze big shoppers bij zich hebben van [bedrijf] . De verdachten zijn op dinsdag [geboorte datum] 2023, omstreeks 02.42 uur voor het laatst in het beeld van de beveiligingscamera te zien.
Ditmaal is het volgende weggenomen:
3 dozen Bitterballen
80 Saucijzenbroodjes
80 kaasbroodjes
15 kilo kipkluifjes Broodjes
10 kilo aardappel wedges
X kilo ribfingers X kilo moinkballs
6.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2023, opgenomen op pagina 50 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Op dinsdag 31 oktober 2023 hebben wij, verbalisanten, afzonderlijk van elkaar de beelden welke bij gepleegde diefstal horen bekeken.
Eén persoon wordt door ons herkend als zijnde [verdachte] . Wij, verbalisanten, hebben tijdens onze werkzaamheden diverse keren met [verdachte] te maken gehad en herkennen hem dan ook aan de tatoeage op zijn gezicht en de jas met bontkraag.
7.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 januari 2024, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op maandag 8 januari 2024 heb ik de door Westebrink, de eigenaresse van het [bedrijf] , aangeleverde camerabeelden bekeken.
Ik, verbalisant kan de 2 verdachten als volgt omschrijven:
Verdachte 1:
Normaal postuur;
Draagt een jas met capuchon voorzien van bontkraag.
Verdachte 2:
Draagt een jas;
Draagt een cap.
De opgenomen beelden van de camera beginnen op 4 juli 2023 om 01:08 uur. Op de beelden van de camera is te zien dat:
Verdachte 1 en verdachte 2 het beeld binnen komen lopen en naar het gebouw lopen waar
rechts in de hoek, rechts van een toegangsdeur een lichtkleurige kist staat. Als deze kist door 1 van de verdachten wordt geopend licht de kist van binnenuit op. Te zien is dat verdachte 1 aan de linkerkant, voorover de kist in buigt, hierbij zijn rechterbeen van de grond lift, iets uit de kist pakt en vervolgens in de richting van de camera loopt. Te zien is dat rechts tegen de wand een reclame bord gestald staat, achter dit bord staat een tas. Te zien is dat verdachte 1 door de knieën gaat en iets in de tas legt wat hij zojuist uit de kist heeft gepakt.
Te zien is dat verdachte 2 intussen met een doos en iets lichtgevends in de richting van de camera loopt en bij verdachte 1 gaat staan. Verdachte 1 gaat staan en beide verdachten draaien zich om en lopen weer in de richting van de kist. Verdachte 1 zet de tas voor de kist neer. Te zien is dat verdachte 1 weer links van de kist gaat staan en de kist voor de 2e keer opent, weer voorover, de kist inbuigt. Te zien is dat verdachte 1 iets uit de kist pakt en dit in de tas legt die recht voor de kist staat. Als de verdachte 1 dit voor de 2e keer doet licht de binnenkant van de kist op. Als verdachte 1 voor de 3e keer iets uit de kist pakt en dit in de tas legt, dooft het licht binnenin de kist. Als de verdachte voor de 4e keer iets uit de kist pakt, licht de kist van binnenuit weer op. Vervolgens is te zien dat verdachte 2 een voorwerp vast heeft waarmee hij in de kist schijnt. Te zien is dat verdachte 1 vervolgens met de tas over zijn rechterschouder gooit en wegloopt in de richting van de camera. Verdachte 2 dooft het licht, doet de kist dicht en komt direct daarop achter verdachte 1 aanlopen. Verdachte 2 heeft daarbij een gevulde tas in zijn rechterhand.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 30 juni 2023 tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, diverse dranken, een speaker en statiegeldflessen toebehorend aan [bedrijf] heeft weggenomen bij het [adres] . Verdachte heeft verklaard dat hij op 30 juni 2023 slechts op één moment bij het [adres] is geweest en daar een speaker en statiegeldflessen heeft weggenomen. Hij was toen samen met [naam] , die zou wijn hebben weggenomen. Uit de beschrijving van de camerabeelden en de herkenning door verbalisanten van verdachte op die beelden volgt echter dat verdachte op meerdere momenten op 30 juni 2023 uit het [adres] een grote hoeveelheid goederen heeft weggenomen, waaronder goederen uit een koelkast.
Verdachte heeft rond 16:00 uur en 21:00 uur in zijn eentje goederen weggenomen, en rond 18:00 uur samen met een ander.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 4 juli 2023 samen met een ander diverse diepvriesproducten heeft weggenomen toebehorend aan het [bedrijf] . Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt dat verdachte en medeverdachte uit een kist die oplicht wanneer deze wordt geopend een grote hoeveelheid producten wegnemen. Verdachte wordt door verbalisanten herkend op de camerabeelden. De rechtbank acht gelet op voorgaande bewezen dat verdachte en medeverdachte de diepvriesproducten uit de aangifte hebben weggenomen. Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt voorts de nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten. Het terrein van het [adres] is omheind met een hek en afgesloten. Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat verdachte en medeverdachte zich op 4 juli 2023 de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van inklimming.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter zitting van 6 maart 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 31 juli 2024 statiegeldflessen en -blikken uit een container bij de tennisvereniging in Emmen weggenomen. Om de container zat een ketting gewikkeld. Ik heb aan de ketting getrokken om deze los te krijgen.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 september 2024, opgenomen op pagina 172 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Ik doe aangifte namens:
  • [bedrijf] en [bedrijf]
  • [bedrijf]
  • [bedrijf]
Tussen woensdag 31 juli 2024 om 06:49 uur en 07:29 uur is er een persoon op het terrein bij de tennisvereniging geweest. Op het terrein staat een 1100 liter rolcontainer. De container was afgesloten middels een ketting met slot. Uit de container heeft de verdachte een onbekende hoeveelheid statiegeldflesjes en -blikjes meegenomen.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 31 juli 2024 statiegeldflessen en -blikken heeft weggenomen uit een container op het terrein van de tennisvereniging te Emmen. De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat verdachte er niet vanuit mocht gaan dat dit weggegooide flessen en blikken waren en hij deze mee kon nemen. De flessen en blikken zaten immers in een afgesloten container. Verdachte heeft hierover zelf verklaard dat hij aan de ketting die om de container zat heeft moeten trekken om de flessen en blikken daaruit te kunnen halen. Voorgaande maakt dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de weggenomen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet is vast te stellen dat verdachte tevens een ledlamp heeft ontvreemd van de tennisvereniging en spreekt verdachte daarvan partieel vrij.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter zitting van 6 maart 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 26 augustus 2024 bij de woning van [slachtoffer] het tasje van de nek van [slachtoffer] getrokken.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 augustus 2024, opgenomen op pagina 275 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op maandag 26 augustus 2024 is [verdachte] bij mijn woning. Op een gegeven moment stond [verdachte] voor mij en heeft hij het buiktasje, wat ik bij mij droeg, van mijn lichaam af getrokken. In dat tasje zaten mijn portemonnee, telefoon, een ABN bankpas, een regiopas, taxi pas, nog een reispas en mijn rijbewijs. Ik was bij [naam] aan de [adres] , ik weet niet meer precies wanneer die dag. Ik hoorde haar zeggen: "kijk eens wat ik voor je bewaard heb?". Zij gaf mij toen mijn telefoon terug.
[verdachte] zei dat hij het tasje op mijn container had gelegd. Toen ik thuis was zag ik dat mijn tasje leeg was. Ik heb alleen mijn telefoon terug en mijn buik tasje, maar dat was leeg.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 september 2024, opgenomen op pagina 281 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op maandag 26 augustus 2024 omstreeks 15.45 uur bevond ik mij op het adres Laan van de Marel 413 te Emmen. De bewoner genaamd [slachtoffer] deelde mij mede dat hij was bestolen van zijn portemonnee door de hem bekende man genaamd [verdachte] . Circa 1 uur nadat ik bij [slachtoffer] was bevond ik mij bij het [instelling] waar ik sprak met de mij ambtshalve bekende [naam] en vroeg haar of zij [verdachte] onlangs nog had gezien. [naam] deelde mij toen mede dat eerder die dag [verdachte] bij haar was
geweest op het adres [adres] te Emmen en dat hij het bankpasje van [slachtoffer] aan [naam] liet zien. [verdachte] zou tegen [naam] hebben gezegd dat zij wel boodschappen met het pasje van [slachtoffer] kon doen en wilde haar het pasje geven.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 26 augustus 2024 een tas met daarin een portemonnee, telefoon, bankpas, rijbewijs en andere passen van aangever [slachtoffer] heeft weggenomen. Dat verdachte de tas met gehele inhoud heeft weggenomen wordt ondersteund door de verklaring van [naam] . De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte bij de diefstal geweld heeft gebruikt, nu de verklaringen van aangever en verdachte daaromtrent niet overeenkomen en niet vast te stellen is wat voor geweld op welk moment door wie is gebruikt. De rechtbank spreekt verdachte hiervan partieel vrij.
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 maart 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 september 2024, opgenomen op pagina 262 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de twee fietsen, de boormachine en het gereedschap heeft weggenomen en zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 maart 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 augustus 2024, opgenomen op pagina 219 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
Ten aanzien van feit 6
1.
De door verdachte ter zitting van 6 maart 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben op 22 november 2023 in het pand aan de [adres] geweest. Ik had allerlei koper in een tas gedaan. Het was mijn bedoeling dat te stelen, als de politie niet was gekomen had ik het meegenomen. Ik ben door een gebroken raam het pand binnengekomen.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 november 2023, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op woensdag 22 november 2023, omstreeks 05:35 uur, kreeg ik een melding op mijn telefoon van een wildcamera die ik heb geplaatst in mijn pand aan de [adres] . Dit pand is niet vrij toegankelijk. De melding die ik krijg op de telefoon betreft een foto die wordt genomen als er beweging waargenomen wordt. Op de foto's is een persoon te zien die met tassen in zijn handen staat en op een stoel staat en boven de plafondplaten aan het kijken is. De laatste melding met een foto die ik kreeg is om 07:21 uur geweest.
Hierna ben ik meteen naar het pand gereden. Ik trof de tassen aan waar de persoon mee liep die ik op de foto's zag. De deur aan de achterzijde van het pand is vernield. Hier lag ook een tas met allerlei koperwerk. Ook een raam aan de linkerzijde van de hoofdingang is vernield. De andere tas, een tas met metalen mengkranen, lag buiten. Deze tassen met goederen
heb ik zelf weer teruggepakt.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte had de bedoeling koperwerk te stelen en had dit ook al in een tas gedaan. Verdachte heeft hiermee de goederen uit de beschikkingsmacht van de rechthebbende gehaald, wat maakt dat sprake is van een voltooide diefstal. Verdachte heeft verklaard dat hij door een gebroken raam het pand binnen is gekomen, hetgeen maakt dat bewezen kan worden dat verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming. Bij het pand is tevens een tas met kranen aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij deze kranen niet in die tas heeft gedaan en niet de bedoeling had deze weg te nemen. De rechtbank spreekt verdachte derhalve partieel vrij van het wegnemen van de kranen.
Ten aanzien van feit 7
De rechtbank acht feit 7 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Aangeefster [slachtoffer] verklaart dat zij op 16 maart 2024 omstreeks 20:15 uur haar woning heeft verlaten. Op zondag 17 maart 2024 komt zij erachter dat er allerlei goederen uit haar woning zijn weggenomen. Op het aanrecht wordt een sigarettenpeuk aangetroffen. Vergelijkend DNA-onderzoek wijst uit dat er een DNA-match is met het DNA-profiel van verdachte. Verdachte ontkent de diefstal. Hij heeft verklaard dat hij in de dagen voorafgaand aan de diefstal een aantal nachten bij aangeefster heeft geslapen, hetgeen kan verklaren waarom zijn DNA daar wordt aangetroffen. Een vriendin van aangeefster verklaart dat zij op zondagochtend 17 maart 2024 drie mannen, waaronder verdachte, met spullen van aangeefster tegenkomt bij het [instelling] . De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat verdachte door een getuige wordt gezien met goederen die op de avond dan wel in de nacht daarvoor zijn weggenomen niet maakt dat daarmee bewezen is dat verdachte die diefstal heeft gepleegd. Aanvullend op de bevindingen van de getuige is weliswaar het DNA van verdachte aangetroffen op een sigarettenpeuk op het aanrecht in de woning van aangeefster, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat deze peuk is achtergebleven bij een inbraak gepleegd door verdachte of dat deze, zoals verdachte heeft verklaard, op een eerder moment is achtergelaten. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder feit 7 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 8
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de telefoons, een iPad en een hoeveelheid geld heeft weggenomen en zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid,
tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 maart 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 april 2024, opgenomen op pagina 124 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] .
Ten aanzien van feit 9
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 maart 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 april 2024, opgenomen op pagina 153 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [bedrijf] .
Ten aanzien van feit 10
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 maart 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 augustus 2024, opgenomen op pagina 208 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [bedrijf] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2, 3, 4, 5 subsidiair, 6 primair, 8 subsidiair, 9 en 10 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 30 juni 2023 tot en met 4 juli 2023 te Emmen:
op 30 juni 2023 enig goed dat geheel aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, te weten:
- diverse dranken, een speaker en statiegeldflessen,
en
op 30 juni 2023 tezamen en in vereniging met een ander, enig goed dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, te weten:
- diverse dranken, een speaker en statiegeldflessen,
en
op 4 juli 2023, tezamen en in vereniging met een ander, enig goed dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van inklimming, te weten:
- diepvriesproducten, waarbij over het hek is geklommen.
2.
hij op 31 juli 2024 te Emmen statiegeldflessen/blikken die geheel of ten dele aan [bedrijf] en [bedrijf] en/of [bedrijf] en/of [bedrijf] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
3.
hij op 26 augustus 2024 te Emmen een tas, portemonnee, telefoon, bankpas, rijbewijs en andere passen die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
4.
hij op 21 augustus 2024 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, gereedschap dat aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
5 subsidiair.
hij op 20 augustus 2024 te Emmen een elektrische fiets (merk Victoria) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
6 primair.
hij op 22 november 2023 te Emmen kabels die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
8.
hij op 11 april 2024 te Emmen, telefoons (merk: iPhone) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door
misdrijf verkregen goederen betrof.
9.
hij in de periode 19 april 2024 tot en met 20 april 2024 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed dat aan [bedrijf] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, door een deur van een garagebox te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
10.
hij op 19 augustus 2024 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen een elektrische fiets (merk Gazelle) die aan [bedrijf] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal, meermalen gepleegd
en
diefstal door twee of meer verenigde personen en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
2. diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
3. diefstal.
4. diefstal door twee of meer verenigde personen.
5. subsidiair opzetheling.
6. primair diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
8. subsidiair opzetheling.
9. poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
10. diefstal door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2, 3, 4, 5 subsidiair, 6 subsidiair, 7, 8 subsidiair, 9 en 10 wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. De officier van justitie heeft daarnaast oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstaf voor de duur van 1 week gevorderd, met een proeftijd van 3 jaren en met daaraan verbonden een meldplicht bij de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van kortere duur dan geëist door de officier van justitie, bijvoorbeeld gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarbij heeft de raadsman verzocht tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden een meldplicht bij de reclassering, begeleid wonen en meewerken aan ambulante behandeling.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 22 januari 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 september 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in de periode van 30 juni 2023 tot en met 19 augustus 2024 meermalen schuldig gemaakt aan (poging tot) diefstal en heling. Dit soort feiten zorgt voor overlast en een onveilig gevoel in de maatschappij. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij herhaaldelijk geen enkel respect heeft getoond voor het eigendomsrecht van anderen en zich enkel heeft laten leiden door eigen financieel gewin.
Persoon van verdachte
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie volgt dat verdachte in de afgelopen jaren meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke vermogensdelicten. Op 11 juni 2023 eindigde een aan verdachte opgelegde ISD-maatregel. Een aantal weken later is verdachte wederom begonnen met het plegen van strafbare feiten. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin in
aanmerking.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies van 22 januari 2025. Uit voornoemd advies volgt dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, verslaving, traumagerelateerde klachten en emotieregulatieproblemen. Vrijwel alle eerdere (ambulante en klinische) behandeltrajecten zijn vroegtijdig door verdachte beëindigd en hadden nauwelijks resultaat. Het ingesleten criminele leefpatroon, de onderliggende problematiek en de zorgmijdende houding van verdachte maken dat de ontvankelijkheid voor begeleiding en behandeling laag is. Tegelijkertijd is verdachte niet in staat om zijn leefsituatie op eigen kracht te stabiliseren. De reclassering adviseert oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan verbonden een meldplicht bij de reclassering. Hiermee hoopt de reclassering iets voor verdachte te kunnen betekenen.
Op te leggen straf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de ernst van het bewezen verklaarde en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat oplegging aan verdachte van een gevangenisstraf voor de duur van 78 weken, waarvan 1 week voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden is. Aan dit voorwaardelijk strafdeel zal een meldplicht bij de reclassering worden verbonden. Het voorwaardelijk strafdeel is bedoeld om de reclassering de mogelijkheid te geven een vinger aan de pols te houden en verdachte op enige manier hulp te bieden.
De raadsman heeft verzocht om aan dit voorwaardelijk deel, naast de meldplicht, de bijzondere voorwaarden begeleid wonen en ambulante behandeling te verbinden. Gelet op het feit dat de reclassering enkel een meldplicht adviseert en vrijwel alle eerdere (ambulante en klinische) behandeltrajecten nauwelijks resultaat hebben gehad, zal de rechtbank enkel een meldplicht opleggen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Ten aanzien van feit 9
[bedrijf] heeft zich gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding waarbij geen bedrag is gevorderd.
Ten aanzien van feit 10
[bedrijf] , tot een bedrag van 939,60 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [bedrijf] wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [bedrijf] afgewezen moet worden, nu er gelet op de waardevermindering van de fiets geen verdere schade is dan reeds is vergoed door de verzekering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering te ingewikkeld is en daarom niet ontvankelijk moet worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [bedrijf]
heeft zich gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding waarbij geen bedrag is gevorderd. De benadeelde partij heeft in het verzoek tot schadevergoeding aangegeven dat de schade gering is. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de vordering van [bedrijf]
De benadeelde partij heeft het verschil in kosten gevorderd tussen de aanschafprijs
( 2.349,00) van de weggenomen elektrische fiets en het bedrag dat door de verzekering is uitgekeerd
( 1.409,40) na de diefstal. Blijkens de onderbouwing van de vordering is de fiets aangeschaft in juli 2020. De fiets is gestolen in augustus 2024. De benadeelde partij is in zijn vordering tot schadevergoeding uitgegaan van de nieuwprijs van de fiets en heeft hierbij geen rekening gehouden met de waardevermindering van de fiets als gevolg van afschrijving. De rechtbank is, rekening houdend met 4 jaren afschrijving, van oordeel dat de benadeelde partij geen verdere schade heeft geleden als gevolg van de diefstal dan reeds is vergoed door verzekering. De vordering zal dan ook worden afgewezen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feiten 5 primair, 7 en 8 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feiten 1, 2, 3, 4, 5 subsidiair, 6 primair, 8 subsidiair, 9 en 10 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 78 (achtenzeventig) weken.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 1 (één) week,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
Meldplicht
1. Veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering GGZ VNN (adres: Overcingellaan 19 te Assen), zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde leggen voor de eerste afspraak.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van feit 9
Verklaart de vordering van [bedrijf] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [bedrijf] zijn eigen proceskosten draagt.
Ten aanzien van feit 10
Wijst de vordering van [bedrijf] af.
Bepaalt dat [bedrijf] zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Lenting, voorzitter, mr. R. Baluah en mr. F.J. de Lange, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Nijmeijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 maart 2025.