ECLI:NL:RBNNE:2025:1010

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
18-398209-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak met parketnummer 18/398209-24, waarin de officier van justitie een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ingediend. De veroordeelde, geboren in 1969 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor diefstal met valse sleutels. De officier van justitie heeft op 13 januari 2025 gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, en dat de veroordeelde een bedrag van 8.588,82 euro aan de staat moet betalen. Tijdens de zitting op 28 januari 2025 heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering gevorderd, terwijl de verdediging zich op het standpunt stelde dat de vordering afgewezen moest worden, tenzij er een bewezenverklaring zou zijn.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld op basis van de bewijsmiddelen uit het eerdere vonnis en heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft genoten uit de gepleegde strafbare feiten. De rechtbank heeft de bedragen die de veroordeelde op 3, 16 en 27 september 2024 heeft gepind als uitgangspunt genomen voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De totale opbrengsten van de diefstallen zijn vastgesteld op 8.588,82 euro, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde 4.294,41 euro heeft genoten, wat leidt tot de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de staat.

De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 85 dagen. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer en is openbaar uitgesproken op 25 februari 2025.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/398209-24
beslissing van de meervoudige strafkamer d.d. 25 februari 2025 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde]

veroordeelde,
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] , wonende te de [adres]
,
thans gedetineerd in de [instelling] .

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 13 januari 2025 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van 8.588,82 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/398209-24 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel. De
behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 28 januari 2025.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 28 januari 2025 toewijzing van de vordering tot ontneming gevorderd.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, moet worden afgewezen. Bij bewezenverklaring is het berekende bedrag echter reëel en kan de vordering worden toegewezen.

Grondslag voor de ontnemingsmaatregel

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 25 februari 2025 in de zaak met parketnummer 18/398209-24 veroordeeld ter zake van diefstal met valse sleutels, meermalen gepleegd.
De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de bewijsmiddelen, zoals vermeld in het vonnis van 25 februari 2025 in de hoofdzaak.

Beoordeling

Uit het vonnis en de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring berust blijkt dat de veroordeelde zich met een ander en/of anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal met valse sleutels, meermalen gepleegd, en dat veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van deze door hem gepleegde strafbare feiten.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van voormelde strafbare feiten wordt geschat, de bedragen die door veroordeelde op 3, 16 en 27 september 2024 zijn gepind. Er is niet gebleken dat er door veroordeelde kosten zijn gemaakt.
Dit levert de volgende berekening op:
Opbrengsten:
Aangeefster [slachtoffer 1] : 2.908,-
Aangever [slachtoffer 2] : 3.450,-
Aangever [slachtoffer 3] : 2.230,82 +
Totaal 8.588,82
Veroordeelde is in de strafzaak veroordeeld voor het medeplegen van voornoemde strafbare feiten. De rechtbank gaat ervan uit dat de veroordeelde het wederrechtelijk verkregen voordeel met een medepleger heeft gedeeld. De rechtbank gaat uit van een ponds-ponds gewijze verdeling; aanknopingspunten die nopen tot een andere verdeling zijn er niet.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde 4.294,41 voordeel heeft genoten en legt aan veroordeelde een betalingsverplichting op tot dat bedrag.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op 4.294,41.
Legt veroordeelde voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van 4.294,41 (zegge: vierduizend tweehonderdéénennegentig euro en éénenveertig eurocent) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 85 dagen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. L.W. Janssen, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 februari 2025.
mr. L.W. Janssen is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.