ECLI:NL:RBNNE:2025:1007

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
18-244656-22 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

Op 14 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen in de ontnemingszaak met parketnummer 18/244656-22. Het Openbaar Ministerie had op 29 februari 2024 een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van 180.074,22 euro. De behandeling vond plaats op 2 en 5 december 2024, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. F. Visser. Tijdens de zittingen was het Openbaar Ministerie vertegenwoordigd door mr. J. Houwink, mr. D. Roggen en mr. L. Lübbers. Op 2 december 2025 werd er overeenstemming bereikt over een te betalen bedrag van 36.679,11 euro, dat inmiddels was voldaan. De officier van justitie verzocht de rechtbank om de zaak van rechtswege te beëindigen, wat op basis van artikel 6:4:18 van het Wetboek van Strafvordering werd goedgekeurd. De rechtbank volgde het standpunt van het Openbaar Ministerie en verklaarde de zaak van rechtswege beëindigd. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. T.M.L. Wolters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/244656-22
beslissing van de meervoudige strafkamer d.d. 14 januari 2025 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
,
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

Het Openbaar Ministerie heeft op 29 februari 2024 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van 180.074,22 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/244656-22 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 2 en 5 december 2024.
Veroordeelde is verschenen, bijgestaan door mr. F. Visser, advocaat te Utrecht. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink en
mr. D. Roggen. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 7 januari 2024. Veroordeelde en zijn raadsman zijn toen niet ter terechtzitting verschenen. Het Openbaar Ministerie is toen ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Beoordeling

Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 2 december 2025 heeft de officier van justitie te kennen gegeven dat met de veroordeelde tot overeenstemming is gekomen ten aanzien van het te betalen bedrag. In totaal is er geschikt op 36.679,11, zijn er betalingsafspraken gemaakt en is het overeengekomen bedrag inmiddels voldaan. Het Openbaar Ministerie heeft vervolgens gevorderd dat de rechtbank de voorliggende zaak van rechtswege beëindigd verklaart.
Op grond van het bepaalde in artikel 6:4:18 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), juncto artikel 511c Sv, is door voldoening aan de voorwaarden van een schikking van de officier van justitie met de veroordeelde, indien de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel reeds is ingediend, de zaak van rechtswege geëindigd.
De rechtbank zal in haar beslissing de officier van justitie volgen in zijn standpunt dat in deze situatie een declaratoire beslissing in de rede ligt.

Beslissing

De rechtbank
- Verstaat dat de zaak van rechtswege is geëindigd.
Deze uitspraak is gegeven door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 januari 2025.
mr. E.P. van Sloten is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.